Kerstlied

Al was de Christus duizendmaal In Bethlehem geboren Maar bleef u vreemd in spraak en taal. Dan zijt ge nog verloren. Dan doolt ge nog in 't donker rond En tast nog in den blinde Totdat ge roept met hart en mond: „Heer, laat U van ons vinden."

En waar g' ook gaat of zit of staat. Hij wil zich openbaren 't Zij binnenshuis of op de straat Aan wie Hem wil ervaren Als 't Licht dat door de nacht heenbreekt; Een zegenend gebeuren Als Hij die 't Woord is, zalig spreekt. Opricht die troostloos treuren.

Die dag verrees in Bethlehem, De heem'len scheurden open Vanuit het nieuw Jeruzalem

En in dat licht gaan lopen Op zoek naar 't nieuwgeboren Kind Wat dwazen en wat wijzen, Door God bewogen, Die hen mint, Zijn zon mij had doen rijzen...

Zij vonden 't als hun was voorzeid; Het Kind waarvoor ze knielen Tilt z' uit de tijd in d' eeuwigheid Dat zond' en zorg wegvielen, En 't wonder werd in hen tot woord: Ze willen wat z' ontvingen Doorgeven zodat elk die 't hoort Als zij ervan gaat zingen.

God roept hen 't wijde leven in, De wijzen en de dwazen. Zij, van Zijn Rijk een pril begin De wereld straks verbazen... Sindsdien verstreek er eeuw na eeuw. Verwaaiden toekomstdromen. Hoor, Heer, gebeden als een schreeuw: „Zou 't Rijk van 't Kind ooit komen? "

Doe ons met meer hartstochtelijkheid Uw grote dag verwachten. Die rijzen zal als zaligheid Uit d' allerbangste nachten. O Vader, kome spoedig 't Rijk, De hemel één met d' aarde. En elk van ons het Kind gelijk Dat ons U openbaarde ...

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen