De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

5 minuten leestijd

Prof. dr. G. J. Hoenderdaal, Geloven in de Heilige Geest, H. Veenman en zonen N.V., Wageningen 1968, ing. ƒ 15, 80; cahier no. 2, 169

folz. Na de studies van Berkhof en Van Ruler over de leer van de Heilige Geest heeft de remonstrantse hoogleraar Hoenderdaal dit boek uit doen geven. Het heeft het voordeel, vergeleken met bovengenoemde studies, dat het uit een andere hoek van het kerkelijk leven komt, dat het bij mijn weten breder is uitgewerkt dan de meeste, huidige werken over dit thema, en dat het door zijn uitstekende en eenvoudige stijl voor de 'leek' zeer toegankelijk is. 

Het eerste deel beschrijft getuigenissen omtrent de Heilige Geest in Oud en Nieuw Testament, in de christelijke symboliek en hymnologie, en in kerken dogmengeschiedenis. Het tweede, meer dogmatische deel gaat in op de relatie van de Geest tot het individuele leven, de gemeente, de christologie, het universalisme en de eschatologie; en dit alles onder de aanduiding: functies en gestalten van de Heilige Geest.

Onze waardering raakt niet alleen wat wij boven noemden, doch ook de grote voorzichtigheid, waarmee de auteur datgene behandelt, dat tot de traditie der Kerk behoort; de grote ernst, waarmee zijn werk doorweven is; de grote aandacht, die hij voor nagenoeg elk détail aan de dag legt.

Dit alles neemt echter niet weg, dat wij diepgaande bezwaren koesteren tegen de inhoud, voornamelijk van het tweede deel. Op blz. 18 leest men, dat bij de profeten de Geest steeds eigendom van God is, maar van God Zelf onderscheiden. Hij zendt Zijn Geest, maar blijft Zelf verborgen. Dat kan toch bij Jesaja moeilijk volgehouden worden! Wanneer op blz. 28 een groep teksten uit het Evangelie naar Johannes wordt gelicht, waarin de Heilige Geest de Geest van God en niet van Jezus Christus zou zijn, dan had bij de teksten over de Parakleet op blz. 29 e.v. wèl ingegaan kunnen worden op de onderlinge betrekking tussen' Christus en de Geest: '...maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden', en: 'Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven'. Is in Joh. 14 en 16 de Geest niet zowel de Geest van de Vader als van de Zoon? Kan men, zoals op blz. 40 geschiedt, schrijven dat ons de wezens-en persoonsbepaling van de Geest minder aangaan dan Zijn werkingen?

Op blz. 92 valt niet direkt in te zien, waarom het tot geloof komen in de gemeente door het woordje 'maar' met eigen' innerlijk geloofsbezit wordt verbonden. Is er mystiek buiten de gemeenschap der heiligen (in haar dubbele betekenis), en... is er christendom buiten de kerk? Waar is in dat geval het geloof ontvangen? De paragraaf over Woord en Geest gaat m.i. op vele punten mank: minstens zo sociaal bewogen als de spiritualistische sekten (blz. 97) was het 16e-eeuwse humanisme, dat zowel de calvinistische als de melanchtoniaanse Reformatie sterk — ook in dit opzicht — heeft beïnvloed. Wie iets weet van de geschiedenis van scholen- en armenzorg in de Nederlanden van de 16e eeuw, wie er de diakonale bepalingen van de Dordtse provinciale synode 1574 en de visitatie-opzet van Melanchthon op naslaat, kan het bevestigen. In de bepalingen omtrent de Kerk in de Ned. Geloofsbelijdenis en Belgica wordt de Heilige Geest wèl genoemd (blz. 98): men zie art. 27 en lette op de derde nota van Kerk-zijn in deze twee belijdenisgeschriften, namelijk de tucht. Het beeld van de Nadere Reformatie op blz. 98-99 klopt niet, en dat van Kuyper is niet kompleet: hij is ondanks zijn betoog tegen Arminiaanse voorstellingen, ook de man van de doorgevoerde 'heiligmaking' onder het christelijk volksdeel via AR, Standaard, VU, Patrimonium enz. Hier had Kohlbrugge genoemd en behandeld dienen te worden, want hij is de theoloog der heiliging in de 19e eeuw. Op blz. 106 staat een konklusie, die niet geargumenteerd is. Het royaal erkennen dat blijkbaar de Geest ook daar is, waar Hij niet erkend noch aanbeden wordt, is beter dan de mening dat bepaalde gemeenschappen meer met Christus en de Geest gemeen hebben, dan zij zichzelf bewust zijn. Want dit laatste getuigt volgens de auteur van een oneerlijke annexatiedrift, aangezien de Kerk vaak verstek liet gaan in gebieden waar deze gemeenschappen werkten. Is deze konklusie wel eerlijk, nl. jegens de Heilige Geest Zelf? Wanneer wij spreken over de Heilige Geest en Zijn werken zónder openbaring, dan leidt zulks tot agnosticisme: een gezwel aan en in de kerken.

De paragraaf over de problemen van Oude Testament en triniteit lijdt m.i. eveneens aan het zwak dat de Persoon des Geestes er niet in gehonoreerd wordt. In het O.T. zou de relatie tussen de Geest en Christus niet gelegd zijn (blz. 117) 'De Geest des Heeren HEBREN is op mij...' 'Heden is deze Schrift in uw oren vervuld'. Hoe zit dat dan, als genoemde these waar zou zijn?

Tenslotte: Hoenderdaal situeert de verhoging na de verzoeking in de woestijn. Dat klopt niet met het aangehaalde Filipp. 2. Bovendien vragen wij ons bij de omschrijving op blz. 132 van Christus' verhoging af, waar de lichamelijke opstanding en dus onze zalige opstanding blijft; waar de hemelvaart en dus de verhoging van ons vlees en bloed blijft. En: vormen de juridische verzoeningsleer en de vernieuwing van leven door relatie met Christus in het geloof een tegenstelling? De verzoeningsleer leert ons, dat de vernieuwing van ons leven door Christus en de Geest bij en in God de Vader geschiedt. En dat is een algemeen bezwaar bij lezing van dit boek: de betrekkingen tussen Christus en de Geest worden wel telkens en vaak verrassend beschreven, doch niet of nauwelijks de betrekkingen tussen de Vader en de Geest. Hoogstens op enkele blz. in het eerste deel. Is deze opzet wel juist? Het 'filioque' mag laat ontstaan zijn, doch het uitgaan van de Geest uit de Vader is van stonde af aan (Brieven, apostolische vaders enz.) leer in de Kerk geweest.

Dit boek zij tot kritisch lezen aanbevolen en zal dan voor iedere studiosus een schat aan materiaal en ideeën blijken te bevatten.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's