De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

BELOFTE EN VERVULLING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BELOFTE EN VERVULLING

Mattheüs 1 en het Kerstgebeuren

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geslachtsregisters behoren niet tot de meest gelezen gedeelten van de Heilige Schrift. Vele bijbellezers vertonen de neiging om dergelijke hoofdstukken maar over te slaan. „Wat heb je aan zo'n dorre opsomming van namen" zegt men. Maar op deze wijze miskennen we toch de bedoeling van deze hoofdstukken. Zeker, het is mogelijk om er op een zeer onvruchtbare manier mee bezig te zijn. In 1 Tim. 1 : 4 signaleert Paulus al het gevaar dat de jonge christelijke gemeente het oor leent aan lieden, die de geslachtsregisters van het Oude Testament misbruiken voor hun spitsvondige speculaties, vermoeiende theorieën en haarkloverijen, die alleen maar schadelijk zijn voor het geloofsleven.

Maar het is anders als we ook deze Schriftgedeelten mogen zien, als gedeelten, waarin de 'God der geslachten, die trouw houdt tot in eeuwigheid, aan het Woord is. Dan valt op zo'n opsomming van namen vaak een verrassend licht.

Dat is met name het geval in Matth. 1.

Mattheüs, de architect onder de Evangelisten, zoals men hem wel genoemd heeft, vertelt in deze lijst op zijn wijze de Kerstgeschiedenis. Hij laat ons meekijken in het familieregister van de Messias Jezus, en laat zien hoe de Heere God de beloften aan Israël vervuld heeft: Jezus is de nakomeling van Koning David en de aartsvader Abraham. In Hem wordt de oude belofte van Genesis 12 : 3 vervuld. Het is maar geen verwarrende opsomming van namen, nee, er zit orde in. Mattheüs geeft ons een overzicht van drie maal veertien geslachten. Dwars door het doen van mensen heen, handhaaft God Zijn trouw en volvoert Hij Zijn plan. „De geboorte van Christus vormt de grote bekroning en afsluiting van Israëls heilige, door God geleide historie" (H. N. Ridderbos, Het verborgen Koninkrijk, 19).

Kohlbrugge's verklaring van Matth. 1.

Wie zich in dit Schriftgedeelte verdiept, doet goed Koihlbrugge's verklaring „Das Wort ward Fleisch" er naast te leggen. De Vereniging tot uitgave van Gereformeerde geschriften heeft dit werk in een Nederlandse vertaling uitgegeven, terwijl in de Carillon-pocket van ds. W. A. Hoek, H. F. Kohlbrugge, De onheilige heilige, ook verschillende stukken uit dit boek vertaald zijn. Als geen ander is Kohlbrugge in de bedoeling van dit Schriftgedeelte doorgedrongen. Van begin tot eind is dit boek een lofzang op het wonder van de vleeswording des Woords. Dr. Noordmans heeft naar aanleiding van deze verklaring van Mattheüs 1 eens gezegd: „Men ziet hoe diep hij Christus in het vlees trekt ..." Dat is volkomen raak getypeerd. Op elke bladzijde laat Kohlbrugge zien dat Jezus Christus niet maar boven de schuld en de ellende van de mensheid is blijven zweven, maar dat Hij er midden in is gekomen. In krasse, vaak wat toegespitste bewoordingen laat de Elberfelder prediker ons horen hoe Christus door zijn vleeswording in ons verloren bestaan is ingekomen.

Dat heeft hem nogal wat critici bezorgd, die van mening waren dat Kohlbrugge de zonde in bescherming genomen heeft. Van Lonkhuijzen heeft Kohlbrugge ervan beschuldigd dat deze Christus in onze zonde zou hebben ingewikkeld. Het is dr. J. C. S. Locher geweest, die in zijn bekende boekje „Toelichting en verweer" met een keur van citaten heeft aangetoond hoe onbillijk deze kritiek is. Het is er Kohlbrugge allerminst om te doen om de zonde in bescherming te nemen, integendeel, juist de vleeswording des Woords laat zien hoe verschrikkelijk de zonde is. Terwijl Kohlbrugge enerzijds met grote nadruk vasthoudt aan de zondeloosheid van Christus, laat hij anderzijds uitkomen hoe deze Christus gaat staan in onze plaats. Als Kohlbrugge spreekt over „wandelen in de persoon des zondaars" is dit bij hem geen aantasting van het „zonder zonde" uit Hebr. 4, maar wil hij enkel accentueren dat Jezus de plaats van de zondaar inneemt. Vandaar ook zijn voorkeur voor het woord „vleeswording". Christus is in onze plaats tot zonde gemaakt. Wij zouden kunnen zeggen: Kohlbrugge heeft volle ernst willen maken mét het woord van Paulus uit Rom. 8 : 3 dat God Zijn Zoon gezonden heeft in een vlees, aan dat der zonde gelijk. Wie dit op enigerlei wijze gaat verzwakken, doet tekort aan het plaatsbekledende werk van Christus, maar berooft zichzelf ook van de troost van het Evangelie: Hij mijn zonde, ik Zijn gerechtigheid.

Het is deze troost die Kohlbrugge aan de verslagen harten heeft willen prediken, ook in zijn magistrale verklaring van Mattheüs 1. Wie zich in dit werk verdiept, ontdekt op welke verrassende wijze hier ook-het Oude Testament ter sprake komt. De vleeswording des Woords ziet Kohlbrugge al uitgebeeld in het Oude Testament. De uitdrukking „Biblos geneseoos" waarmee Mattheüs 1 begint vertaalt hij immers met „boek van de wording van Jezus Christus". Aan de hand van de Oudtestamentische figuren laat hij zien hoe Christus van de aanvang af onze verloren toestand tot de zijne heeft gemaakt.

De ons toegemeten ruimte staat ons niet toe dit breed uit te werken. Wij willen uit dit rijke hoofdstuk slechts enkele gedachten aanstippen, gebruik makend van de verklaring van Kohlbrugge. De tussen haakjes geplaatste cijfers achter de citaten verwijzen naar de bladzijden uit de hierboven genoemde Nederlandse vertaling.

Het Kind der belofte.

„Abraham gewon Izak", zo lezen we in Matth. 1 : 2. In deze vermelding van Izaaks geboorte ligt een herinnering aan het wonder, waardoor God aan Abraham de zoon der belofte schonk. Het boek Genesis laat duidelijk zien hoe God Zijn belofte inlost tegen al het menselijk-mogelijke in. Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. En het geloof klampt zich vast aan Gods beloften. Het is dit geloof, dat in het teken staat van het „nochtans", dat we ook aantreffen in Lucas 1. Dat geloof richt zich op God, Die vervult wat Hij beloofd heeft en dat op het heerlijkst toont in de geboorte van de Messias. „Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn" aldus het woord van Gabriel tot Maria. „Dat is de ergernis van het kruis — en toch de hoogste wijsheid, en uit zulk een dood straalt glanzend naar buiten, Zijn eeuwige trouw. Zijn heerlijkheid en waarheid" (7).

De hemel heeft het cleen verkoren.

Gods voorkeur is anders dan de onze. Hij gaat het hoge voorbij en verkiest het geringe: Izaäk, niet Ismael; Jakob, niet Ezau; Juda, niet Ruben en evenmin Jozef of Benjamin. En wanneer het koningsschap in zicht komt wordt David gezalfd, tegen aller verwachting in, niet één van de zeven oudere broers. „Hoe kwam het zaad, Christus uit Abraham? Door het geloof van Abraham in God aan Zijn Woord: „Aldus zal uw zaad zijn." Hoe uit Izaäk? Door het geloof van Rebekka aan het woord: „De meerdere zal de mindere dienen", in welk geloof Izaäk dan Jakob de zegen liet behouden en bekrachtigde. Hoe uit Jakob? Door het geloof van Lea, toen zij sprak: „Ditmaal zal ik de Heere loven", in welk geloof Jakob stervend voorspelde: „Juda, gij zijt het" (15). Deze stijl van Gods verkiezend handelen vinden we ook in de Kerstgeschiedenis: De Heere verkiest het onedele en verachte, om het hoge te beschamen.

Familie van zondaren.

Het heeft altijd weer de aandacht getrokken dat in dit geslachtsregister vier vrouwennamen voorkomen, namen die botsen met onze gevoelens van fatsoen en moraal: Thamar, Rachab, Ruth en Bathseba. Hier verschijnt de heidenwereld in het geslachtsregister van Jezus Christus. De Messias Israëls is de Heiland der wereld. Prachtig is het commentaar van Kohlbrugge naar aanleiding van de naam Rachab: „In het triomfgeschal der bazuinen stemt zij verheugd mee in, in het juichen Gods; en zoals zij aan Zijn oordelen, aan Zijn Woord zich gehouden heeft, is zij Israël ingeplant, en een vorstin geworden in Juda, de moeder van Boaz, erfgename van de zegen van Abraham, voortplantster van het zaad, waarvan getuigd is: „En het Woord is vlees geworden" (25).

De vermelding van deze vier vrouwennamen laat zien, hoe de Messias Israëls opkomt uit diepe vernedering. Lees maar Matth. 1 : 6: David de Koning gewon Salomo bij degene die Uria's huisvrouw was geweest." Duidelijk wordt herinnerd aan David's zonde en daardoor tevens aan Gods genade. Uit dit geslacht is Israëls Messias geboren. Hoe wordt hier alle zelfgenoegzaamheid en vleselijke hoogmoed beschaamd. „In zulk vlees te zijn gekomen, heeft Hij die alleen heilig is, zich niet geschaamd, noch het geschuwd. In zulk vlees is God openbaar geworden. Het heeft Hem behaagd juist uit David en Bathseba de overvloed van Zijn genade te verkondigen. Juist uit zulk een verbintenis wilde God Zijn Eerstgeborene op de meest plechtstatige wijze als Koning in de wereld inbrengen, opdat aan alle vlees de mond gestopt en Hij alleen als rechtvaardig erkend zou zijn, en daarmee zij, die Zijn gerechtigheid bekennen, in deze gerechtigheid leven, in-en uitgang hebben en weide vinden mochten" (37).

Om David, Mijns knechts wil.

Na de vermelding van David volgt een hele lijst van koningen die op Davids troon gezeten hebben. Koningen, die menigmaal hun eigen weg gingen, los van de Heere en Zijn Woord: Rehabeam, Jorzim, Achaz, Manasse, Amon, Jechonia. In hun leven was het geloof in Gods belofte ver te zoeken. Toch bleef de Heere de getrouwe. Terwille van David, Zijn knecht, aan wie Hij Zijn belofte gedaan had, hield Hij het Davidshuis in stand. De vermelding van de belofte is een bewijs van Zijn trouw en een blijk van Zijn genade. Door alle zonde, ongeloof en ongehoorzaamheid heen, doet Hij Zijn Woord gestand. In zijn verklaring van Matth. 1 : 7-15 wijst Kohlbrugge erop, hoe Mattheus in de vermelding van de namen der koningen het Evangelie van Gods barmhartigheid vertolkt. „God is alleen rechtvaardig, alleen heilig, alleen vroom, alleen getrouw, alleen de waarheid; niet als een mensenkind is Hij, Ontfermer is Zijn Naam." Fijntjes merkt Kohlbrugge op dat we ons niet moeten verliezen in de droom van een goede, oude tijd. „Neemt het ter harte gij allen die meent, dat gij in een Gode-welbehagelijke toestand zoudt zijn, wanneer gij in de dagen uwer vaderen geweest waart, of als zulke dagen als de vorige maar weer eens terugkeerden. Heden, heden is het de dag der zaligheid (50). Krachtig klinkt dan ook het appèl door om zich tegen al het zichtbare in te houden aan het Woord des Heeren. Dat Woord getuigt van de eed, welke God aan David gedaan heeft en die Hij gestand doet.

Geboren uit de maagd Maria.

In Matth. 1 : 11 is sprake van de Babylonische ballingschap. Dat is het dieptepunt van het verval van Davids huis. De koninklijke waardigheid van David's nakomelingen is verdwenen. De nazaten van David na de ballingschap zijn onbekende en onaanzienlijke mensen. Tekenend voor het verval van de Davidische dynastie is de mededeling bij Eusebius. Deze verhaalt in het derde boek van zijn „Kerkelijke geschiedenis" hoe keizer Domitianus bevel geeft om de afstammelingen van David te doden. Als nog enkele nazaten van David voor de keizer gebracht worden en als dan blijkt dat alle glorie hen vreemd is, laat Domitianus hen gaan. „Hij verachtte hen als simpele mensen", aldus de kerkvader Eusebius.

De geslachtslijst van Matth. 1 gaat niet voort tot steeds groter glorie. Maar ondanks het dieptepunt van verval houdt God Zijn werk in stand. Als elk spoor van aardse luister verdwenen is, openbaart Hij Zijn heerlijkheid in de geboorte van Jezus Christus. Tekenend is het slot van Matth, 1 : 16: Maria, uit welke geboren in JEZUS, gezegd Christus." Terecht schrijft prof. Ridderbos in de Korte Verklaring op Matth. 1:

„Hoewel de ontvangenis uit de Heilige Geest in de stamboom niet genoemd wordt, is toch duidelijk dat de woordkeus door dit wonder bepaald is."

Jozef, d.w.z. David's geslacht en Abraham's huis wordt op het beslissende moment uitgeschakeld. Niet mensen brengen de Messias voort; God geeft Zijn Zoon in de volle zin van het Woord. Hijzelf brengt de aansluiting aan Davids geslacht tot stand. Dat is de prediking waarmee dit geslachtsregister eindigt.

Als de tijd vervuld is schenkt God Zijn Zoon. En de Naam die dit Kind draagt, getuigt van het wonder van Gods genade: Immanuel, Met ons is God. Het is deze Naam die .Kohlbrugge nogmaals de gelegenheid geeft een loflied te zingen op Gods werk. Zo schrijft hij bij Matth. 1 : 25:

„Met ons" staat voorop; Met ons: Dat is: bij ons, onder ons, in onze gemeenschap, zoals wij zijn en wat wij zijn" (119/120). In de Naam Immanuel is alles gezegd. „Zo bevat deze Naam de volledige samenvatting van Zijn wezen. Een verloren mensheid, zondaren en zondaressen heeft God in Zich opgenomen. In mensen een welbehagen, dat betekent: Immanuel ... „Met ons God" heeft ons tot God gebracht, heeft ons aan Zijn natuur deelachtig gemaakt en noemt zichzelf „de Zoon des mensen", neemt ons uit onze nood, verdoeming, dood en ellende, schuld en straf, en stelt Zich op onze plaats, wordt wat wij zijn en is zo: „Met ons Hij", God. Aldus is stof, aarde en as opgenomen in heerlijkheid in Hem" (120).

Oldebroek. A. Noordegraaf

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BELOFTE EN VERVULLING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's