Orthodox en vrijzinnig
In het Nederlands Dagblad (1 maart) stond een verslag te lezen van een gesprek dat Dick Schinkelshoek had met dr. E.P. Meijering (1940). Meijering is de laatste jaren vooral bekend geraakt door de publicatie van twee naslagwerken: Geschiedenis van het vroege christendom (2003) en Het Nederlands christendom in de twintigste eeuw (2007). Tot aan zijn pensionering was hij lector theologiegeschiedenis aan de universiteit van Leiden en remonstrants predikant. Meijering doet soms uitspraken die je niet van een remonstrant verwacht. Dat blijkt ook weer uit het hier geciteerde gesprek. Hij kondigt een geschrift aan dat na de zomer zal verschijnen, waarin hij de kerken er op aan zal spreken dat ze weer ‘expliciet Gods genade moeten gaan verkondigen, willen ze niet hun laatste restje relevantie verliezen’.
In het interview geeft dr. Meijering aan dat hij ‘verbijsterd is over de snelle neergang van de kerk. Nederland werd in grofweg vijftien jaar, van 1965 tot 1980, van het meest kerkse land van Europa tot het meest geseculariseerde’.
De remonstrantse Meijering kan met jaloezie naar behoudende gemeenten kijken. ‘Iemand liet mij onlangs de ledenlijst zien van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) in Leiden: allemaal mensen van twintig, dertig, veertig. De gemiddelde leeftijd in de remonstrantse gemeente waar ik bij hoor, is zeventig. In de Christelijke Gereformeerde Kerk, waar ik regelmatig kom, zie ik hetzelfde. De verwatering en de kerkverlating zijn daar veel minder hard gegaan. Daar zitten nog jongeren en ze zijn gemotiveerd.’ Meijering schrijft het toe aan de vrijgemaakte en de reformatorische scholen, aan de zuil die er nog steeds staat, aan de onderscheidende identiteit. ‘Alleen rondom de EO en in de reformatorische zuil staat het kerkelijke christendom nog een beetje overeind. Daar zijn de deuren naar de buitenwereld nog niet helemaal opengegooid. Ik roep al die christenen toe: blijf bij uw eigen zuil. Anders treedt de verwatering in.’
In het Reformatorisch Dagblad van 2 mei riep de scheidend directeur van de Evangelische Omroep, Henk Hagoort, de achterban van deze krant juist op het anders te doen: ‘De RD-achterban kiest nadrukkelijk voor het schuilen bij elkaar in de zuil. De grote scheidslijn tussen de EO en het RD is vooral de houding die ze aannemen tegenover de moderne cultuur. Bij de RD-achterban is die vrij gesloten en bij de EO-leden is die open.’ Dr. Meijering zal hier een tikkeltje anders over denken. Hij zegt in het interview dat rechtzinnig Nederland niet stil staat en constateert dat de EO tegenwoordig meer in gesprek gaat met andersdenkenden dan in de begintijd toen de ‘boodschap de ether werd ingeslingerd, onverschillig over de reacties’. Maar hij waarschuwt en zegt: Houd wel uw identiteit vast als u zoekt naar de dialoog, anders gaat u de NCRV achterna.
In het gesprek in het ND wordt aan dr. Meijering gevraagd: Is dat dan misgegaan in de kerken de laatste decennia en hebben ze daarom geen relevantie meer?
Ja. Ik heb een tijdje bij de opleiding Klassieke Talen gewerkt en toen wij een keer vergaderden over de grote terugloop van studenten, zei een docent, zelf helemaal niet kerkelijk: ‘We moeten niet de fout van de kerken gaan maken en ons gaan prostitueren.’ Dat was een heel harde opmerking, maar precies de spijker op zijn kop: wij hebben als kerk ons in de twintigste eeuw uitgeleverd aan de wereld.
Hoe kon dat gebeuren?
Na de oorlog, toen de kerken nog vol actieve mensen zaten, zeiden de theologen: we moeten al die kerkelijke activiteit in dienst aan de wereld steken. Maar toen in de jaren zestig de zuilen opengingen, stak men alle activiteit niet in dienst aan de wereld, maar men stopte er gewoon mee. Want de kerken maakten geen verschil meer: wat je er hoorde, over medemenselijkheid en zo, kon je elders ook horen. Met mijn generatie aan het roer werd de kerk helemaal in beslag genomen door armoedebestrijding, wereldvrede, het milieu. Neem de kernwapenaffaire in de jaren zeventig en tachtig: de kernwapens moesten de wereld uit. Natuurlijk mag je ideeën hebben, maar als je het christelijk geloof eraan koppelt (‘God wil het’) en de hausse is voorbij, dan sta je als kerk met lege handen. (...)
Wat moeten de kerken dan wel gaan doen? Waar ligt de primaire opdracht voor de kerk van vandaag?
Na de zomer zal een pamflet van mij verschijnen met de titel Het roer moet om. Daarin spreek ik de hoop uit dat de jonge generatie christenen zich gaat bezinnen op haar wortels, heel klassiek: op evangelie en reformatie. En dat ze weer eens met iets substantieels komt, het evangelie van Gods onverdiende genade. Dat hebben wij, druk als wij waren met kernwapens en de wereldwijde armoede, niet of onvoldoende invoelbaar kunnen maken.
Dr. Meijering keerde zich in 2006 openlijk tegen de opvattingen van prof.dr. H.M. Kuitert in een publicatie. In zijn Wat verbeelden we ons wel? Overwegingen bij Harry Kuitert noemt hij als zijn hoofdbezwaar dat in de theologie van Kuitert ‘het geloof opgaat in medemenselijkheid waardoor de kerkelijke verkondiging irrelevant wordt’. Aan Meijering wordt dan gevraagd:
‘De moderne theologie nam afscheid van God als persoon. Waarom u niet?’
Jarenlang was Meijering bezig met de vroeg-christelijke schrijvers, met hun ideeën, hun strijd tegen het heidendom en hun zoektocht om het christelijk geloof begrijpelijk te maken voor hun tijdgenoten. Het maakt hem kritisch op de theologie van zijn eigen tijd, op het vlakke en onpersoonlijke Godsbeeld. De vroege christenen verscherpten en verdiepten bij Meijering het klassieke beeld van God, die oneindig is en alomtegenwoordig en tegelijk een Persoon, tot wie je je in gebed kunt richten.
‘We hebben een idee gekregen van de oneindige afmetingen van het heelal, waarin niet alleen wij een stofje zijn, maar ook deze wereld. De dichter van Psalm 8, die zich klein voelt onder de sterren, had nog geen idee hoe groot zijn gelijk wel niet was. Natuurlijk wordt het wel eens aangevochten, maar het geloof dat God hier spreekt en handelt, wordt tegelijk een des te groter wonder.’
Of des te onwaarschijnlijker:
Volgens mij kun je de onkerkelijkheid niet toeschrijven aan het onvermogen van mensen zich voor te stellen dat er een God is. Het probleem is veel meer dat mensen geen behoefte hebben om contact met die God te hebben. Waarna ze als rationalisatie geven: ik kan mij niet voorstellen dat er een God is, vanwege het heelal, vanwege het kwaad, enzovoorts. Daarom helpt het ook niet om waarschijnlijk te maken dat God bestaat. Ook als mensen daarvan overtuigd zijn, hebben ze nog steeds geen behoefte aan Hem.
Waarom hebt u die behoefte aan God dan wel?
Aarzelend: ‘Omdat ik erin grootgebracht ben?’ Daarna stelliger: ‘Omdat ik het menselijke falen zie: in mijzelf en om mij heen. Mijn eigen oordeel over mijzelf kan alleen maar negatief zijn. Wat zou ik moeten zonder genadige God?
Ter afsluiting komt uiteraard ook de publicatie van ds. K. Hendrikse ter sprake (Geloven in een God die niet bestaat).
Op de vraag: Je kunt toch niet alles zeggen in de kerk, al dan niet bedekt, is zijn antwoord:
Nee, er komt een moment dat je jezelf buiten de traditie plaatst. Maar wanneer dat is, moet je aan mensen zelf overlaten. Je kunt wel zeggen: als ik jou was, zou ik ermee stoppen. Dat heb ik tegen Harry Kuitert gezegd, en dat wil tegen Klaas Hendrikse zeggen. Maar ze eruit zetten? Daar hebben wij het recht niet toe. Bovendien: iemand als Hendrikse hoopt er misschien juist op dat de kerk leertucht op hem gaat uitoefenen. Dan wordt hij een martelaar en weet ik de volgende titel van zijn volgende bestseller: Hoe het kerkelijk proces tegen mij verliep. Natuurlijk is zijn positie onhoudbaar. Ik vertelde laatst over hem aan een buitenkerkelijke collega en die noemde een atheïstische dominee ‘grote flauwekul’. Maar Hendrikse moet zelf die conclusie trekken. Laten we goede trouw veronderstellen: iemand hoort bij de gemeenschap van de kerk zo lang hij dat zelf wil.
‘Als ik Hendrikse was, zou ik stoppen’, aldus dr. Meijering. Maar ik vermoed dat hij dat nooit zal doen. Hij vindt zichzelf met zijn opvattingen daar veel te belangrijk voor. Wat moet de kerk met hem en vooral met zijn opvattingen aan? De enige remedie kan slechts zijn: het evangelie onverkort verkondigen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 2008
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 2008
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's