Israël in het nabije oosten
Enkele recente publicaties
Op het politieke front bleef het tussen de Arabische landen en Israël tot vandaag benauwend stil. De hoop dat nu eindelijk besprekingen zouden geopend worden, die tot vrede zouden kunnen leiden schijnt ijdel te zijn. Intussen ontbreekt het niet aan publicaties, die de situatie pogen te verhelderen en hulp willen bieden om tot een verantwoorde regeling van het conflict te komen-Niemand-is in staat om van alles wat er over dit onderwerp geschreven wordt kennis te nemen. Toch zijn er de laatste tijd geschriften, die niet onopgemerkt mogen blijven.
Gollwitzer.
Zo zou ik willen wijzen op een boekje van Helmut Gollwitzer: Vietnam, Israel und die Christenheit ') Gollwitzer is een theoloog, die zich indringend heeft beziggehouden met vragen omtrent Vietnam, kernbewapening en Israël. Hij is lid van de Chr. Vredesconferentie en staat zeer kritisch tegenover de Amerikaanse politiek. Als men dat wenst zou men hem dus „links" kunnen noemen. Bij de eerste kennisname valt zijn boekje wat tegen. Men zou verwachten, dat hij ingaat op de vraag inhoeverre de oorlog in Vietnam de situatie in het Nabije Oosten ongunstig beïnvloedt. Dat is immers een hoogst interessante vraag. In werkelijkheid geeft hij de uitgewerkte tekst van een lezing, die hij 16 juni 1967 te München hield over „Vietnam und die Christenheit" gevolgd door een herdruk van een artikel uit 1963 over „Der Staat Israël und die Araber" met een kort naschrift over de crisis in het Nabije Oosten in deze zomer. Toch blijkt de actualiteit van dit alles nu allerminst gedaald te zijn. Zowel ten aanzien van Vietnam als van Israël toont hij aan, dat een christelijke overtuiging een „eenzijdige" positie keuze noodzakelijk maakt. Niet te willen kiezen betekent zijn geweten te belasten met een onverdraaglijk compromis.
In zijn opstel over Israël maakt hij duidelijk, dat christenen alleen pro-Israël kunnen zijn. Wanneer onze generatie een tweede uitroeiing van Joden zou toelaten en niet met ontzetting zou reageren op de bedreigingen, die o.a. door Nasser werden geuit, zou er voor onze Westerse beschaving niets meer te hopen zijn. De gehele mensheid zal zich verantwoordelijk moeten weten voor het voortbestaan van de staat Israël. Een christenheid, die niet solidair is met Israël is ongeloofwaardig. Maar Gollwitzer wil duidelijk maken, dat deze solidariteit niet betekent, dat wij dan ook anti-Arabisch zouden zijn. Wat goed is voor Israël is tegelijk van wezenlijk belang voor de hele wereld van het Nabije Oosten. Wanneer de Arabieren niet willen komen tot een regeling van het al te lang bestaand conflict snijden zij in hun eigen vlees.
In het (bekende) Arabische standpunt probeert Gollwitzer enkele correcties aan te brengen. Zo is het onhoudbaar om te spreken van een Arabische staat in Palestina, die door de Zionisten zou zijn omvergeworpen. Een staat in Palestina heeft na de Joden nooit bestaan; altijd was het een wingewest of een verwaarloosd gebied van een vreemde macht, b.v. de Turken en de Engelsen. Zeker een derde van de Arabieren die in 1948 zijn gevlucht, hebben er niet langer gewoond dan de joodse kolonisten zelf. Het is ook hoogstens een angstdroom om te spreken over het expansionisme, dat van de staat Israël zou moeten worden gevreesd. In de tijd van het NT woonden in het land aan deze kant van de Jordaan vier miljoen mensen; nu ruim drie miljoen en in veel betere omstandigheden. Waarmee gezegd wil zijn, dat nog vele Joden zich in Israël kunnen vestigen zonder dat de noodzaak van expansie zich zou voordoen. Israël heeft nooit iets anders bedoeld dan vrede en vraagt niets anders dan het recht om te mogen overleven. Dit zal aan Arabische kant moeten worden erkend.
Toch vraagt Gollwitzer zich wel af of Israël wel voldoende heeft gedaan om het verwijt, dat het een creatie van het Westen, in het Nabije Oosten zou zijn te ontgaan. Het heeft de progressieve bewegingen in de Arabische landen nauwelijks gesteund. Mogelijk uit vrees de steun van Frankrijk te verliezen hield het zich afzijdig in de vrijheidsstrijd in Algerije. Het optreden samen met Engeland en Frankrijk in het Sinai-conflict van 1956 heeft grote schade gedaan. En zou het niet veel goed hebben kunnen doen wanneer b.v. een Arabische Israëliër lid zou zijn geweest van de UNO-delegatie? Gollwitzer stelt deze vragen zeer aarzelend, omdat hij niet over Israël wil gaan moraliseren. Hij wil alleen de toenadering tussen Joden en Arabieren dienen zoals hij ook in het totstandkomen van betere verhoudingen tussen Israël en Duitsland een werkzaam aandeel heeft gehad.
Voor die toenadering is nodig dat de Arabieren gaan beseffen, dat de geschiedenis niet kan worden teruggedraaid. De toestand van 1948 te willen herstellen is een fictie. Teruggave van het (eerlijk gekochte) land te vragen zou nieuw onrecht betekenen. Wie zou in dat geval de meerwaarde van deze grond kunnen schatten tengevolge van de ijver en liefde van de joodse kolonisten? Het enige wat vruchtbaar is is de moed op te brengen vanuit de status quo zich op de toekomst te willen bezinnen. Daar zouden de Arabieren wel bij varen. De opbouw van een progressieve maatschappij b.v. in Egypte zou dan ter hand genomen kunnen worden. Men late zich van dit „eigenbelang" niet afhouden door het blijven stellen van irreële eisen. Irreëel is het b.v. te willen dat Israël een beduidend aantal vluchtelingen zou toelaten voordat vredesbesprekingen geopend worden. Van Israël iets te eisen waartoe geen enkele verstandige regering ter wereld bereid zou zijn is geen politiek, maar huichelarij. Een werkelijk christelijke vredesdienst bestaat hierin, dat het pleit gevoerd wordt voor een afscheid nemen van fictie's en een handelen op basis van de realiteit.
Een Israëlische stem.
Het is interessant na de christen Gollwitzer het woord te geven aan een Israëliër en daarna aan een Arabier. De Israëlische stem ontleen ik aan het maandblad „New Outlook" van november j.l. Dit blad heeft al jarenlang de zaak van de Israëlisch-Arabische samenwerking willen dienen. Zowel Israëli's als Arabieren schrijven er in. Het stamt uit de kring rondom Martin Buber en wordt in Israël vooral door de uiterst linkse Mapam gesteund-In het novembernummer schrijft Yosef Shatil over achtergronden van het Israëlisch-Arabische conflict. De schrijver is econoom en behoort tot de kibboets Hazorea.
Zowel Israëli's als Arabieren leven uit een nationale droom gericht op een renaissance van het volksbestaan. Het is irreëel te vragen of er werkelijk identiteit bestaat tussen b.v. Egypte en de Arabische natie of tussen het huidige Israël en het volk van de bijbel. Het is reëel ermee te rekenen, dat beiden zich daarmee identificeren. En dat zelfs in toenemende mate. Shatü bestrijdt de gedachte als zou de staat Israël een kunstprodukt zijn. In de laatste ronde van het conflict is immers duidelijk gebleken, dat deze staat een levende werkelijkheid is waarmee de bewoners zich in sterker mate verbonden gevoelen dan men voor mogelijk had geacht.
Evenzeer acht de schrijver het onhoudbaar te menen, dat de staat Israël zou zijn ontstaan doordat het Westen de last van de Hitlertijd op de Arabische wereld zou hebben afgeschoven. De helft van de bevolking stamt uit Arabische landen en de staat kwam tot stand ondanks de tegenwerking van Engeland. Intussen is deze staat een feit. Nu kan men een oplossing zoeken door die staat alsnog uit te willen roeien, zoals de Turken met de Armeniërs deden. Het verlangen naar Erets Israël kan men echter niet uitroeien, want dat is wezenlijk voor de joodse ziel. Men zou ook de weg op kunnen gaan (zoals het op het ogenblik gebeurt) van een periodieke krachtmeting. Deze weg is echter heilloos. Zolang die situatie voortduurt neemt het nationalisme aan beide kanten toe. Bovendien wordt dan het hele gebied steeds meer afhankelijk van de grote machten, zodat de Amerikanisering enerzijds en de Sovjetisering anderzijds van het Nabije Oosten in de hand wordt gewerkt. Daarom blijft alleen over het zoeken van een vruchtbare wijze van samenleven.
Uitvoerig gaat Shatil in op het Arabische verwijt, dat Israël een bruggehoofd van het Westerse imperialisme zou zijn. Dat Israël in technische zin een Westers gelaat vertoont is onmiskenbaar. Maar geldt dat niet van ieder land, dat probeert in snel tempo tot ontwikkeling te komen? Intussen: Israël vertoont een sociale structuur, die beslist niet Westers is. Men denke aan de kibboetsbeweging, aan de vakbeweging en aan de organisatie van het leger. Dat Israël op het Westen gericht is kan men betreuren, maar het vloeit rechtstreeks voort uit de boycot door de Arabische landen en de toenemende vijandigheid van de communistische wereld. Dat wil zeggen, dat alleen degenen die Israël zijn Westerse oriëntatie verwijten het in de hand hebben daar snel wijziging in te brengen. Deze bruggehoofd-mythe is gevaarlijk voor de Arabieren, want daardoor werken zij er hard aan mee, dat zijzelf in veel sterker mate een bruggehoofd van het Oosten worden dan Israël het ooit van het Westen is geweest.
Aan Israëlische kant vreest Shatil het dogma van de onvermijdelijkheid („met de Arabieren valt toch niet te praten"). Het gevolg zou zijn een politiek immobilisme, dat geen hoger ideaal meer kent dan het bewaren van „veilige grenzen". Het gevaar hiervan acht de schrijver alleszins begrijpelijk. Hij moet zichzelf 'geweld aandoen er ook niet in te vervallen. De Arabieren hebben met totale uitroeiing gedreigd; van een volk, dat Auschwitz achter de rug heeft moet men niet verwachten dat men daar niet zeer gevoelig voor is. Als het alleen maar als grootspraak was bedoeld dan is het van Arabische kant een hoogst gevaarlijke en onverstandige politiek geweest.
Op de vraag: hoe nu verder? geeft Shatil drie antwoorden. Ten eerste: Het is in het eigen belang van de Arabische landen het feit van net bestaan van de staat Israël volledig te erkennen. De tijd is voorbij waarin progressieve Arabieren enig heil konden verwachten van een alliantie met een agressief chauvinisme in het eigen land. Zolang men deze alliantie in stand houdt bevordert men stagnatie en zelfs chaos in de eigen samenleving en een steeds grotere afhankelijkheid van vreemde machten zowel binnen als buiten de Arabische wereld. Ten tweede: inzake het vluchtelingenprobleem moet men zich erover verbazen, dat er in zoveel jaren zo weinig aan werd gedaan. Het meest nodige is nu deze mensen met vereende krachten op te voeden tot een produktieve wijze van leven. Ten derde: het zal moeten komen tot een bi-nationale staat in Palestina, hoe men zich dat in details ook denkt. Als deze drie punten niet zouden kunnen worden gerealiseerd zijn de vooruitzichten in het Nabije Oosten nu duisterder dan ooit.
Een Arabische visie
In de Jerusalem Post van 23 oktober j.l. verscheen een uitvoerig verslag van een stuk, dat geschreven was door Cecil Hourani en in eerste instantie aan verscheidene verantwoordelijke figuren in de Arabische landen was toegezonden. Hourani is afkomstig uit Libanon en was jarenlang politiek adviseur van Bourgiba. Hij wil aanwijzen, dat de politiek, die tot dusver door de Arabieren is gevoerd uitzichtloos is en eigenlijk een tragisch karakter heeft. Met instemming haalt hij prof. Zureiq aan, die reeds in 1948 zei: „De Israëli's leven in het heden en zijn gericht op de toekomst, terwijl wij voortgaan de droom van het verleden te dromen". De Arabische politiek is gekenmerkt door een voortgaande ontkenning van de realiteit. In 1948 wil men terug naar de situatie van 1947 (het verdelingsplan). In mei 1967 probeert men terug te gaan naar de toestand van 1956 en na de oorlog wil men weer terug naar voor 5 juni 1967. Daardoor, aldus Hourani, doen wij niets anders dan steun verlenen aan de Zionisten. Hun zaak is in opmars, in Palestina en in de wereld, dank zij deze Arabische politiek. Als wij zo doorgaan volgt er over 10 jaar weer zo'n oorlog, dan ten koste van Damaskus, Transjordanië en een gedeelte van Libanon. De enige overwinning, die geboekt wordt is die van het fanatisme over het gezond verstand. Wanneer de Arabieren op deze weg voortgaan zijn zij op weg naar een nieuw nomadendom. Hourani stolt nuchter vast, dat de Arabieren niet over het kader beschikken voor een moderne staat en een doeltreffend leger. Als men in tien jaar in staat zou zijn deze achterstand in te halen zou Israël op dat moment weer veel verder zijn. Bovendien is Israëls politieke bestaan internationaal gegarandeerd, ook door de Sovjetunie, zodat de Arabieren nooit in staat zullen zijn een eventuele overwinning naar eigen believen te gebruiken.
De houding die nu in de Arabische wereld wordt ingenomen acht Hourani van beslissende betekenis voor de komende eeuwen. Nodig is, dat de realiteit onder ogen wordt gezien en dat met alle defaitisme en extremisme wordt afgerekend. Trouwens: waarom zouden wij niet wachten? De tijd werkt in het voordeel van de Arabische verlangens.
Naar zijn inzicht zal over hoogstens 50 jaar Israël een Oriëntaals land zijn, dat zich op een vanzelfsprekende wijze voegt in het patroon van het Nabije Oosten-Als de nu bezette gebieden bij Israël blijven zal zij moeilijk een joodse staat kunnen blijven. Dat komt hierop neer, dat Israël zoals het sinds 1948 was dan niet meer zal bestaan en dat het Palestina, waarin Joden en Arabieren vreedzaam samenleven zal zijn hersteld. Israël kan het niet allebei hebben. Wil het een joodse staat blijven dan zal het zich op een kleiner gebied moeten terugtrekken. Wil het de grenzen wijder getrokken zien dan is integratie van de Arabieren onvermijdelijk. Daarom bestaat een verstandige Arabische politiek hierin, dat met Israël een overeenkomst wordt gesloten aangaande haar grenzen en dat er zo nodig pressie op Israël wordt uitgeoefend geen mensen te verdrijven en iedere burger volle rechten te verlenen. Dat ware een politiek waarvoor internationale steun verzekerd is en waarbij rechtmatige Arabische verlangens vervuld worden. Intussen komen de handen vrij om de ontwikkeling van het Nabije Oosten werkelijk te gaan behartigen.
Ik heb deze stemmen uit zo verschillende kring bijeengebracht om duidelijk te maken, dat er een weg verder mogelijk moet zijn en dat het kortzichtig is te menen, dat de onontkoombare solidariteit met Israël een anti-Arabische positie als noodzakelijk gevolg zou hebben. Werkelijke vrede over Israël is de sleutel tot de wereldvrede.
1) Helmut Gollwitzer, Vietnam, Israel und die Christenheit, Chr. Kaiser Verlag, München, '67.
2) Yosef Shatil, Ideologies in the Israeli-Arab Conflict, in: New Outlook, november 1967.
3) Cecil Hourani, Between two Weasters, in: Jerusalem Post, Overseas edition, 23 okt. 1967.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's