De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een blik achterwaarts en opwaarts (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een blik achterwaarts en opwaarts (1)

14 minuten leestijd

Zestig jaar geleden op 17 mei 1925 had in dat mooie kerkje van Rijnsaterwoude mijn bevestiging plaats in het ambt van Dienaar des Woords.

Zestig jaar geleden op 17 mei 1925 had in dat mooie kerkje van Rijnsaterwoude mijn bevestiging plaats in het ambt van Dienaar des Woords. Niet mijn intrede 's middags met als tekst Titus 2 : 11-14 stelde mij in het ambt aan. Maar die eerste bevestiging. Ik ben daar neergeknield. Enkele predikanten strekten met zegenend gebaar hun handen over mij uit en spraken ieder een Bijbelwoord uit. Die Schriftwoorden staan nog stuk voor stuk in mijn geheugen geprent. Onvergetelijk! Later ben ik nog enkele malen in andere gemeenten bevestigd. Maar niet meer in het ambt. De op 17 mei 1925 ontvangen bevoegdheid en opdracht bleven geldig. Zelfs het emeritaat in 1964 maakte daaraan geen einde. Ook daarna mag de eenmaal in het ambt gestelde zijn handen zegenend uitstrekken over de gemeente; hij mag zowel de sacramenten als het Woord blijven bedienen en bijna alle handelingen verrichten als tevoren. Hij is in dienst gebleven van dezelfde ene Werkgever, al brengt de leeftijd mee, dat de inwaartse krommingen van de spiraal al kleiner werden en worden.

Welke opdracht?

Wat was de opdracht, welke je toen van die grote Werkgever kreeg? Dat stond in de bevestigingstekst van mijn broer J. H. van der Wal, die mij toen en later nog vier maal bevestigde. Die eerste keer juist op de geboortedag van mijn vader B. van der Wal, die 13 december 1924 te Barneveld overleed, 17 mei de tekst was Hebreeën 13 vers 17 en luidde: 'Zijt uw voorgangers gehoorzaam en weest hun onderdanig; want zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat mogen doen met vreugde, en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig'. Daarin staat het nodige aan het adres van de gemeente, haar houding en haar welzijn. Ik ga er hier niet veel over zeggen. Alleen wil ik in verband met de allergische gevoeligheid voor woorden als 'gehoorzaam' en 'onderdanig' opmerken, dat deze woorden niets te maken hebben met iets als wat zou lijken op de kadavergehoorzaamheid, welke in kloosters geëist werd. Maar zij houden wel onmiddellijk verband met wat in vers 7 van diezelfde voorgangers gezegd wordt, nl. dat zij het Woord Gods gesproken hebben tot de gemeente. En dat is niet niets. Integendeel; daarop berust alles. Als de voogangers dit niet doen, of niet recht doen, mogen en moeten ze daarop worden aangesproken. Maar dan ook alleen vanuit een zuiver en eerbiedig luisteren naar en verstaan van dat Woord van God!

Maar voor de ambtsdrager staat daar kort en klaar de opdracht: waken voor de zielen. En dat voor het oog van het Hoofd der gemeente. Die deze zielen hun toevertrouwt en daarvan rekenschap vraagt en vragen zal. Als je oud mag worden, zoals ik, en je krijgt tijd om terug te kijken, dan komt de vraag naar voren (meer nog dan voorheen): hoe heb je die opdracht vervuld? En: kun je de grote Opdrachtgever, de Koning der Kerk, de Heere der heren straks met een gerust hart ontmoeten, als Hij je rekenschap vraagt?

Kostbaarheden:

Het opgedragen 'waken' heeft betrekking op de zielen van mensen! Dat wil zeggen: schatbewaarder zijn van het kostbaarste, wat mensen bezitten. Volgens de Heere Jezus Christus Zelf is de waarde van één mensenziel meer dan een hele, materiële wereld, de grootste kostbaarheden inbegrepen. Hij heeft gezegd: 'Want wat zou het de mens baten, zo hij de gehele wereld won, en aan zijn ziel schade leed?' (Marcus 8 : 36). Dat waardebesef zijn wij mensen grondig kwijt. De grote ellende en armoede van deze wereld, ook in onze tijd, is haar waardenloosheid, juist wat betreft de waardemeter, die God Zelf hanteert en die Hij ons meegegeven heeft. Dat maakt haar leven zo waardeloos. Dat betreft ook de waardebepaling van de menselijke ziel. Van een onbetekenend mens zeggen we: 't is een ziel! Bepaalde situaties noemen we 'zielig'. Bij uitzondering spreken we, behalve van hoofdarbeid en handenarbeid, van een werk, waarin iemand zijn hele ziel heeft gelegd, wat het resultaat daarvan dan ook moge zijn. 'Ziel verloren, al verloren!' is een vroeger vaak, nu zelden gebruikte uitdrukking. Lichaamsverzorging wordt ver boven de geestelijke welstand van de ziel gesteld. De analyserende psychologie heeft nog wel belangstelling voor deze kant van ons mensenbestaan, maar vaak met meer neiging tot vergelijkingen met de psychologie van de dieren, dan tot toetsing aan door God gegeven normen. Van ambtelijke zielszorg zijn veel mensen helemaal niet gediend. Men zal zelf wel weten, hoe men leeft! En de wens van de apostel Johannes in zijn derde, kleine brief aan zijn vriend Gajus: (...), voor alle dingen wens ik, dat gij wel vaart en gezond zijt, gelijk ook uw ziel wel vaart', lijkt wel een stem uit een verre, vreemde wereld.

De ziel van een mens is een vraagstuk. Wat is zij? Is zij meer of minder dan het verstand? Of dan de wil? Kan ze gezond en ziek zijn, en wat zijn dan haar kwalen en waar moeten we dan genezing zoeken en vinden? Een onderzoek naar de betekenis en de waarde van de ziel onder ons volk zou m.i. een veelheid van vage en onzekere antwoorden geven. In de Bijbel niet alzo. Honderden malen spreekt en zingt de Schrift over de ziel. Psalmisten en profeten, evangelisten en apostelen zijn daarin één. Zelfs van de Heere God wordt het woord 'ziel' gebruikt. Hij zweert zelfs bij Zijn ziel (Jeremia 51 vers 14a). Die ziel staat hoog genoteerd. Zij wordt van gelijke betekenis geacht als het hart en als het leven. De lijdensweg van de Man van smarten wordt in Jesaja 53 genoemd de arbeid Zijner ziel, die in barensnood is om een gemeente voort te brengen. En dat zal niet vergeefs zijn (Jesaja 53 vers 11). Zijn ziel is de losprijs voor velen. In Gethsemane is Zijn ziel geheel bedroefd tot de dood toe (Matthëus 20 vers 28, 26 vers 38 e.a.). Zijn onzichtbare ziel is oneindig veel meer dan Zijn zichtbaare verschijning. De laatste wordt getypeerd door een stal, een kruis en en graf. Hij heeft een lichaam. Hij lijdt er ook in. Maar oneindig veel meer raakt hem het branden van Gods toorn tegen de zonde. Dan schreeuwt Hij het vierde kruiswoord uit over Golgotha. Dat brandt in Zijn ziel.

In Zijn arbeid als de Knecht des Heeren verwaarloost Hij het lichaam met Zijn stoffelijke noden niet. Hij geneest zieken en spijzigt hongerigen. Maar het vleselijke enthousiasme hierover doet Hij bedaren met te gaan spreken over de spijze, die blijft tot in het eeuwige leven. Zielespijs is Zijn verzoenend lijden en sterven (Johannes 6).

Situatie

Zo komt Hij in een wereld, die alle waarden omgekeerd heeft. Zelfs Zijn kruis zal men omkeren. Dat schept conflicten en strijd. Jezus vindt, naar Zijn eigen woord, Zijn beeld in dat van een herder. Maar u moet niet denken aan een idylle. Integendeel. Hij tekent de situatie waarin Hij de Zijnen brengt met die van schapen in het midden van de wolven (Matthëus 10 vers 16). Zelfs als lammeren! (Lucas 10 vers 3). De verhouding 'Kerk en wereld' is niet die van een associatie als 'Van Gend en Loos'. Na de tweede wereldoorlog zijn velen te kwader ure wel in die richting gaan denken. Het motief daartoe was: de kerk mag zich niet boven de wereld verheffen, wanneer zij die benaderen wil met het Evangelie. Dat is volkomen waar. Geen millimeter! Dat wordt juist onderstreept door degenen, die het 'sola gratia' (genade alleen) het meest consequent beleden en belijden. Het is een strijd, die ook niet door mensen, maar door God de Heere Zelf is ingezet. Hij zet vijandschap tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad (Genesis 3). Eén van de dingen, die we allen moeten leren, is dat we van nature allemaal 'aan de verkeerde kant staan' (A. A. Spijkerboer). Er zit in die 'heilige oorlog' ook totaal niets (mag er althans niet in zijn), dat overeenkomst zou suggereren met de heilige oorlog van de Islam (zelfs door de Koran gedekt!). Ik moet veeleer denken aan wat ik ontmoet in het boek 'De heilige oorlog' van één van onze kerkelijke klassieken, John Bunyan. In die oorlog vloeit veel bloed. Van de 'slachtschaapkens' van Christus. De wereld heeft de Herder gehaat. Ze zal het ook de Zijnen doen. Het is niet een kenmerk van onze trouw aan Hem, dat wij er al te weinig de littekenen van dragen! Dat kan ons zelfs wel eens benauwen.

Zoals de Herder geen gedaante of heerlijkheid heeft voor het vleselijk oog, dat aanmerkt de dingen, die men ziet en die tijdelijk zijn (2 Korinthe 4 vers 18), zo ook Zijn gemeente (Lucas 12 vers 32, 1 Korinthe 1 vers 25-29; Johannes 7 vers 48).

Het is maar een 'klein kuddeke'. Overeenkomstig het welbehagen Zijns Vaders door die Herder Zelf geroepen, getrokken, vergaderd in één levensverband met Hemzelf en met elkaar. Samengevoegd tot één heilige, algemene, christelijke kerk. Die eenheid is niet vooral een numerieke eenheid, zoals, met een hardnekkig beroep op Johannes 17 vers 21, ten onrechte wordt gesuggereerd. Een pure tel-eenheid kan iets formeels, iets doods zijn.

De rooms-katholieke kerk is een eenheid naar buiten, maar barst van innerlijke tegenstellingen. Een uitwendige veelheid maakt voor de oppervlakkige toeschouwer de kerk ongeloofwaardig. Voor de echt geïnteresseerde blijkt er menigmaal een diep verscholen, maar ook dieper rakende en reikende eenheid te zijn, die uit één wortel, de Wortel Davids voortspruit (Openbaring 5 vers 5 en 22 vers 16). Trouwens God de Heere verbergt vaak vele kostbaarheden in Zijn scheppingswerk, in de leidingen van Zijn voorzienigheid, in Zijn openbaring (bijv. de gelijkenissen, zie Marcus 4 vers 11 en 12) en in de komst van Zijn koninkrijk voor de niet-wezenlijk betrokkene en ontsluit ze alleen voor degenen, die Hem in alles van heler harte zoeken. Een man als Pascal heeft hierover in zijn 'gedachten' ook opmerkelijke dingen gezegd.

Ernst van de situatie

De gemeente Gods, die kleine kudde, staat in deze wereld temidden van talloze conflictsituaties. De massa-media geven ons iedere dag informaties. Ze zijn een gevolg van de ene grote conflictsituatie tussen de levende God, de almachtige Schepper aller dingen en deze wereld, die naar het woord van de apostel Johannes 'in het boze ligt' (1 Johannes 5 vers 19). Het één is een gevolg van het andere. Als de spaken van een wiel recht op het middelpunt, de naaf, gericht zijn, zitten ze elkaar ook niet dwars.

In die strijd op leven en dood (beide woorden bedoeld in hun diepste, geestelijke en eeuwige reikwijdte) trekt God mensen tot Zich. Dat kost Hem de kracht van Zijn onwederstandelijke genade. Daartegenover behoeft de vorst der duisternis niet veel bedreiging of verleiding aan te wenden. We staan uit ons zelf aan die, van God geëmancipeerde, verkeerde kant!

Mensen met een opdracht

Op dat geestelijke strijdtoneel plaatst God mensen met een opdracht. Zo gaat dat toe in het Oude en het Nieuwe Testament, in de geschiedenis van de kerk en van de zending. Enerzijds om mensenharten te winnen voor Zich en Zijn koninkrijk. De bekende zendingsman Von Zinzendorf sprak vaak van 'zielen winnen voor het Lam'. Het is niet anders dan dit te vervormen tot een minderwaardige karikatuur zulk werk te bestempelen als 'zieltjes-winnarij'. Anderzijds wil God de Heere door de vervulling van deze opdracht deze zielen bewaren in het strijdperk van dit leven. De bevestigingstekst noemde dat 'waken' over de zielen. Je kunt daarbij aan verschillende beelden denken. Bijv. aan een daartoe speciaal opgeleide en geordende wachtpost op een strategisch belangrijke plaats, die verantwoordelijk is voor het signaleren van gevaar. (Is onze theologische opleiding daarmee te vergelijken? ) Je kunt ook denken aan iemand, die moet waken bij een zieke in levensgevaar. Bijbels is het beeld van herders, die de nachtwacht houden over hun kudde. Denk maar aan Lucas 2. De herder moet waken over dwalende schapen. Tot over het enkele schaap toe in de woestijn aan 't dwalen waar 't zichzelf verliezen zou.

De neiging om af te dwalen is in de Bijbel zelfs genoemd als een karakteristieke eigenschap van de schapen (Jesaja 53 vers 6a; Psalm 119 vers 76). De herder moet toezien, dat de schapen zich niet doodeten aan vergiftig voedsel. Het overkwam in mijn eerste gemeente een paar z.g. kerkschapen. Ik vrees, dat het geestelijk gesproken veel 'kerkschapen' geldt! Dat is oneindig veel erger. Goede consumentenvoorlichting is hier broodnodig. De herder moet ook de ziektebeelden van Zijn schapen kennen en in ieder bijzonder geval het rechte medicijn toedienen uit de apotheek van het Woord. Deskundig en niet blindelings; niet met een soort 'God zegene de greep' als die arts, die met z'n ogen dicht maar wat pakte. Hij moet niet aan zichzelf denken als de wolf komt. Straks zal de grote Eigenaar vragen; waar zijn Mijn schapen? God zal het bloed eisen van degenen, die Hij tot wachters over het huis van Israël heeft gesteld, en die nagelaten hebben de mensen te waarschuwen tegen de vijand (Ezechiël 33 vers 1-7). Dat zijn enkele facetten van de opdracht!

Rekenschap

Eigenlijk moet het bewustzijn, dat je rekenschap en verantwoording schuldig bent aan de grote Eigenaar, de ambtsdrager altijd en overal voor de geest staan. Bij al zijn werk. Maar vooral op hoge leeftijd, het verleden overziende en overdenkende komen de vragen op je af omtrent de vervulling van de ontvangen opdracht. Dr. C. Rijnsdorp, de bekende christen-literator, heeft op zeer hoge leeftijd 'laatste gedachten' genoteerd. Ze zijn uitgegeven ook. Hij merkt o.a. op, dat je in de kracht van het leven met zijn arbeid, zijn vele relaties en voornemens de dood beziet van het leven uit. De dood is dan de grote streep onder dat leven. Maar als je oud wordt bezie je omgekeerd het leven van de dood uit. Je maakt de rekening op. En je weet van de rekening, die God opmaakt.

Dan komen de vragen. Waar zijn al die schapen gebleven? Die mensen, die je in die verschillende gemeenten toevertrouwd waren? Heb je ze liefgehad, omdat het Gods schapen waren? Ben je ze achterna gegaan als ze dwaalwegen insloegen, zoals de herder in de gelijkenis met zijn honderd schapen dat éne verloren schaap achterna ging totdat hij het vond? Heb je jezelf met alle levenskrachten voor schapen en lammeren ingezet, ze gehoed en geweid? Dat is meer nog een zaak van liefde dan van bekwaamheid. Bekwaamheid garandeert nog geen liefde. Maar omgekeerd: liefde zoekt bekwaamheid. Samen moeten ze het zieke genezen, het gebrokene helen, het weggedrevene wederbrengen - in eén woord: waken over de gehele kudde, waarover God hen als opzieners en voorgangers gesteld heeft op de elkaar telkens kruisende wegen naar het eeuwige leven en het eeuwig verderf.

Dat is meer dan wat theologie bedrijven. Meer dan 's zondags een paar werkstukjes presenteren, waarvoor je een of ander cijfer krijgt; meer dan een vriendelijke bezoeker zijn.

De overdenking van dit alles kan het je moeilijk maken. Je hebt er zien heengaan. Waarheen? Je hebt tegenstand ontmoet, op doopzittingen, op huisbezoek, beslissingen moeten nemen in pastorale moeilijkheden. Je ziet soms concrete gevallen voor je en denkt: heb ik bij alle formeel gelijk toch op de goede manier gehandeld? Wat is er van velen geworden? Was dat hart 'een brandend hart', zoals Calvijn het levenssymbool van een brandend hart voerde? Graag lees ik biografieën en auto-biografieën van figuren uit de brede geschiedenis van kerk en zending. Wat hebben velen in primitieve omstandigheden, in conflicten met oud of nieuw heidendom, in levensgevaar van de zijde van dictaturen van groot of klein formaat, gearbeid, gedreven door de liefde van Christus! Wat steekt dat af!

Er is waarlijk geen reden om te roemen. Je hebt jezelf het leven niet gegeven. Je leeftijd ook niet. Veel jaren met veel weldaden geven ook veel verantwoordelijkheid. Ze betekenen ook veel jaren zondaar-zijn met persoonlijke en daardoor ook ambtelijke zonden. En ambtelijke zonden wegen zwaar, juist vanwege die verantwoordelijke positie. Zelf was je ook maar een schaap, een dwaalziek schaap. Want dat is het kenmerkende van het schijnbaar zachte, maar in werkelijkheid domme en eigenwijze dier. Kunt u begrijpen, dat een dominee, ziende op zo'n langdurige ambtsperiode, denkt aan een slecht vervulde opdracht? Althans gekenmerkt door veel en velerlei gebrek?


Op 17 mei 1985 hield ds. C. van der Wal te Hilversum, ter gelegenheid van het feit dat hij zestig jaar in het ambt van dienaar des Woords stond, een toespraak. Hij heeft deze uitgewerkt en onder de titel 'een blik achterwaarts en opwaarts' geschikt gemaakt voor plaatsing in ons blad. Het geheel wordt in vier afleveringen de komende weken weergegeven. We prijzen ons gelukkig dat ds. Van der Wal op zijn hoge leeftijd nog in de gelegenheid is deze boodschap aan de jongere generatie door te geven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1985

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Een blik achterwaarts en opwaarts (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1985

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's