De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Een Licht, zòò groot, zòò schoon....

6 minuten leestijd

En uwe poorten zullen steeds openstaan . . . Jesaja 60 vs. 11a.

Kerstfeest ligt weer achter ons. Daar is uit 's werelds duist're wolken, een Licht der lichten opgegaan, Komt tot Zijn schijnsel, alle volken. Even die laatste regel onderstreept. Dat is geschied. Ook al is het onder ons niet gewoonte te spreken van Driekoningen, aangezien paapsch, ook in onze ,,Dordtsche" Bijbel staat Mattheus 2. „Het verhaal van de wijzen, de magiërs uit het Oosten. Echt iets voor Mattheus, om dat te vertellen. Of beter : te prediken. In Jezus zijn de beloften Gods heerlijk vervuld.

O, volk, uit Abraham gesproten, dat ge uw vijandige houding toch eens mocht laten varen. Hoort u maar. Die verachte Jezus van Nazareth, voor u een carricatuur van den Redder, den Vorst-Messias, is op treffende wijze ingehuldigd als Koning der koningen. Wijzen van 't Oosten hebben de ster gezien, die in Jacob op zou gaan en zijn gekomen om den geboren Koning te aanbidden, terwijl ze Hem vorstelijke geschenken aanboden. Hoe is de Heere een waarmaker van Zijn Woord, 't Geen uit Zijn lippen ging, blijft vast en onverbroken. Zie maar Jesaja 60. „Maak u op, wordt verlicht " Rijke beloften, eenmaal gegeven aan de diepgevallen, in zonde en vuilnis gevallen dochter Sions.

Wat een wonder van genade : de Heere wil woning maken onder een Hem wederhoorig kroost. En de stad des grooten Konings gaat naar het profetische woord, een heerlijke toekomst tegen. Heerlijke dingen zijn toch van haar gezegd. Het aardsche te boven gaand. Vers 11 : „en uwe poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags en des nachts niet toegesloten worden, opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen en hunne koningen tot u geleid worden".

Deze en dergelijke woorden ziet Mattheus en wij met hem hier vervuld. De poorten staan open ! En daar komen ze aan, door goddelijk licht geleid. En zoo wordt dit een praeludium, een voorspel, op de uiteindelijke glorierijke Messiaansche regeering. Want Hij, deze „spotkoning", moet als Koning heerschen, totdat Hij al Zijne vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Zijner voeten. En zoo gaat het de eeuwen door : het is een binnenstroomen van het Koninikrijk, van Sion, van het hemelsche Jeruzalem, — dag en nacht, de poorten kunnen niet worden gesloten. Het gaat aan op het: „ja, elk der vorsten zal zich buigen en vallen voor Hem neer. Al 't heidendom Zijn lof getuigen, dienstvaardig tot Zijn eer".

Te optimistisch? U ziet er niets van? Er zijn er maar weinigen, die zalig worden ? Wanneer we er van hooren, dat er iemand „in Sion geboren is" ? Maar we kunnen toch de profeten niet van oppervlakkigheid beschuldigen ? Ze hebben een diep inzicht in de verdorvenheid en de onbekeerlijkheid van het hart des volks. Zij weten van de noodzakelijteid van bekeering. Een rest bekeert zich. Maar de verkiezende liefde Gods is bij hen verbonden met een ruim en welmeenend aanbod der genade. Dat is geen philosophie, die deze beide probeert te harmoniseeren. Geen algemeene verzdeningsleer : o, mensch, als ge maar van goeden wille zijt . . . . Neen, maar wat denken en spreken ze groot vani dat vrijmachtige, souvereine welbehagen. Heelemaal niet benepen. De Heere, die van het inhouden niet rijker en van het weggeven niet armer wordt. Hij die machtig is, — ja dat is de echte profetische geest — uit steenen Abraham kinderen te verwekken. Die heeft te spreken en het is er. De poorten staan open van het nieuwe Jeruzalem. En er gaat een trekking van uit. En ten alle tijde en van alle plaatsen komen ze. En zoo wordt het een schare, die niemand tellen kan. De poorten staan open — dag en nacht open — wagenwijd open. Wie zegt er nu nog dat de bijbelsche, gereformeerde prediking, die den mensch alles uit handen slaat, bekrompen en zuur is? Gij allen, die in waarheid den Heere vreest, die de verschijning van den Heere Jezus lief hebt, ge zucht : ik ben maar alleen overgebleven ? O neen, de zaak des Heeren is niet verloren, daar zorgt Hij zelf voor. Hij heeft zich nog meer dan 7000 overgehouden, die de knie voor de baäls van dezen tijd niet buigen. De poorten staan open. Dit heeft met optimisme niets te maken. Het geloof is nimmer een prestatie van den mensch, waardoor hij zichzelf op de been houdt. Ik bedoel het echte, ware geloof. Maar hier is het ontstoken door het vuur van den Heiligen Geest. En het neemt een hooge vlucht. Het hart wordt vervoerd èn verruimd (vers 5). En nu is het Kerstfeest geweest. Hoe was het, mijn lezer(es) ? Was u ook onder de van nature heidenen, die de open poorten binnen mochten gaan ? „En gij, mijn ziele, bidt het aan" ? Den Koning ontmoet en begroet ? 't Ligt niet aan den Heere. Als we een karig Kerstfeest hadden — hier was brood. Hier genade, rijk en vrij. Wat is de mensch, de menschheid toch van nature dwaas, dat hij het liever overal elders zoekt dan in de kribbe, in den Christus. Dat we de duisternis liever hebben dan het Licht Wat 'n rijke beloften. Niet, om nu rustig door te slapen. „Maak u op " . . . .. .  „Ontwaakt, gij die slaapt " . . . . .  Wee onzer, wanneer we de genadetijd niet recht gebruiken. Dan kloppen we aanstonds tevergeefs aan een dan gesloten hemelpoort. „Ik ken u niet". Dat de poorten nog open staan is een oproep aan allen om zich te begeven tot den alleen zaligen dienst des Heeren. De dagen te leeren tellen en een wijs hart te bekomen. Maar met recht troostvol is deze belofte voor hen, die bevreesd zijn om onder de oogen des Vaders te komen. Vanwege hun zonde, hun dwaalziek, onbekeerlijik hart. De poort is open ! De Vader ziet uit naar uw komst. U kunt het niet gelooven, u durft niet ? Zie, Jezus Christus staat er Borg voor, heeft er Borg voor gestaan met Zijn leven en sterven. De poorten staan open. Heelemaal geen heimwee ? Neen, dan is het niet goed gesteld. Door deze zal ik binnen treden, en loven 's Heeren majesteit, 't Vaderhuis met zijn vele woningen. De poorten worden daar niet gesloten. Want dan zal 't eeuwig vrede zijn. Vrede met God en vrede met alle menschen. O, wat moet dat zijn, christen, wanneer wij daar met het heir der heidenen worden ingebracht! En wanneer we niet in de voorsmaak, maar in de volheid mogen zingen : „Onze voeten zijn staande in uwe poorten, o Jeruzalem".

Amen.

Elst (Utr)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1947

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1947

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's