De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd

In „Bergopwaarts" lazen wij onlangs het volgende stuk van; de hand van prof. Obbink over :

Palestina.
Men heeft mij de laatste weken dik­wijls gevraagd : is het bezoek aan het Oosten je meegevallen ? Die vraag brengt mij altijd min of meer In verlegenheid, omdat het eigenlijk geen vraag is. Als men er mee bedoelt : heb je satisfactie van je reis, ben je blij het gedaan te hebben, dan kan ik makkelijk antwoord geven : Ik had niet kunnen denken dat een bezoek aan Egypte en Palestina zóó veel waard is voor 't begrijpen van het oude en nieuwe Oosten. Voor geen geld zou ik die reis uit mijn leven willen missen. De geestelijke en wetenschappelijke verrijking is enorm en het komt mij voor dat zij die zich bezig houden met de studie van Oud-en Nieuw Testament, hun geld niet rendabeler kunnen beleggen dan in een reis naar het nabije Oosten.
Dat geldt zoowel van Egypte als van Palestina. Toen we op reis gingen, had ik mijn aandacht vooral op Egypte gericht. Palestina stond eigenlijk alleen op het program als een „Ausflug" aan het einde onzer Egyptische reis. Veel verwachting had ik er niet van. Eigenlijk gaf ik er niet veel om of we het deden of niet. Dat was nóg zoo, toen we, na een maand in Egypteland te hebben omgezworven. overweldigd door het vele dat we hadden geleerd en genoten, ons gereed maakten voor de reis naar het heilige land. Als er toen iets tusschenbeide was gekomen, waardoor we van die reis hadden moeten afzien — b.v. troebelen e.d. — dan zou ik dat niet erg hebben gevonden, maar er mij zeer gemakkelijk bij hebben neergelegd.
Hoe dankbaar ben ik nu, dat we ook Palestina hebben mogen bezoeken ! Hoe instructief is een bezoek aan die oude, bijbelsche plaatsen, hoe vermenigvuldigen zich de gedachten als men vaart op de stille wateren van het prachtige Galileesche meer of als men staat in de ruïnen van de synagoge te Kapemaüm, dezelfde waar Jezus placht te prediken, of als men van den top van den Olijfberg zijn blik laat dwalen over de heilige stad, met haar zware muren en slanke torens, van den Olijfberg gescheiden door het Kedron-dal, dat zoovele gevoelens opwekt, en waar de olijf-en cypresseboomen zich verheffen uit den hof van Gethsémané ! Wel zijn vele van de ledige plaatsen door den prutsenden geloofsijver van roomschen en mohammedanen verknoeid tot een „huis van koophandel" maar ondanks alles gaat er een eigenaardige bekoring uit van dit land, dat bij lederen stap herinneringen en beelden opwekt uit de bijbelsche oudheid, ook voor hen die als ik, zeer kritisch gestemd zijn inzake de historische juistheid van allerlei „heilige" plaatsen en dingen.
Wat dat laatste punt betreft : De scherpzinnigheid waarmee men alle mogelijke en onmogelijke plaatsen en voorwerpen hun historische plaats aanwijst in de gewijde geschiedenis, is komiek en ergerlijk tegelijk. Naast plaatsen, die met meer of minder historische betrouwbaarheid aanwijsbaar zijn (de muur van Salomo's tempel, thans de z.g.n. „klaagmuur" der Joden, Gethsémané, de Jacobsbron te Sichem, de Mariabron te Nazareth, de synagoge te Kapernaum, de spelonk van Machpela), wordt munt geslagen uit een lange reeks gefingeerde „heiligheden": de eikeboom van Mamre, de voetafdruk van Jezus' hemelvaart op den olijfberg, het „huis van den rijken man" uit de gelijkenis, de grot van Elia aan de beek Krith, het huis van Naaman den Syriër, de opperzaal waar 't „laatste avondmaal" werd gehouden, de plaats waar Martha Jezus ontmoette (Joh. 11 vers 20), het veld van Boaz, waar Ruth aren las, de velden van Efrata, waar de herders de kudden weidden, de put, waarin Jozef werd geworpen, enz. enz. Men wijst twee verschillende plaatsen waar het huis zou hebben gestaan, twee plaatsen voor 't heilige graf, enz.
Een Protestant, die naar Palestina gaat om dergelijke dingen te zien, wordt wel zeer ontgoocheld, maar het heilige land ontleent zijn aantrekkingskracht niet aan deze dingen, die op dezen historischen bodem onvermijdelijk zijn, en die men op den koop toe moet nemen.
Ook zonder dat is 't een zeer eigenaardig, ja wonderlijk genot Palestina te bereizen. Vergeleken met Egypte is er betrekkelijk weinig merkwaardigs te zien : de overblijfselen uit den ouden tijd (van bouwwerken e.d.) reiken — in tegenstelling met Egypte — slechts bij uitzondering tot de dagen van Jezus terug, inscripties, die in Egypte in overvloedige menigte voorkomen, behooren hier tot de zeldzaamheden ; er is uiterst weinig, wat met ontwijfelbare zekerheid kan worden geïdentificeerd. En toch gaat van dit land een bekoring uit, veel sterker dan ik had kiainen denken. De eerste weken na mijn thuiskomst zwierven mijn gedachten, als ze maar even kans zagen te ontsnappen, altijd weer naar het Oosten terug, en — wat mij zelf verbaasde — veel meer naar Palestina dan naar Egypte. Ik ben er mij zeer goed van bewust, dat dat niet enkel wetenschappelijke belangstelling is, zelfs niet in de eerste plaats ; 't is de belangstelling van een christenmensch in het land waar onze Heiland leefde en predikte, 't is de emotie van het betreden van denzelfden bodem dien Jezus eens betrad. En niet alleen Jezus, maar ook allerlei andere bijbelsche gestalten rijzen daar met groote duidelijkheid voor ons oog. Staande op een of andere historische plek, raakt men onverhoeds aan 't droomen, de oude beelden rijgen zich aaneen, wat lang dood was, gaat weer leven, en de droom er zelf leeft dat alles mee.
Den eersten nacht, dien ik te Jeruzalem doorbracht, heb ik niet veel geslapen. Hoe zou dat ook ? 'k Had zoolang gehoopt, Jeruzalem met eigen oogen te zien. Nu was ik er en voor mijn verbeelding rees het oude Jeruzalem op, de stad van David en Salomo, de tempel in volle pracht, en ik zag de pelgrims komen van verre, en Jezus als twaalfjarige knaap in hun midden. En dan verrees die kruispaal op Golgotha en ik hoorde 't geschreeuw der wraakzuchtige Joden.
En den volgenden dag verbaasde ik mij, dat de menschen te Jeruzalem alles zoo gewoon vinden en zoo gewoon leven, als was Jeruzalem een gewone stad. Maar voor mij was het Jeruza­lem!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's