Beroepingswerk
Rond het predikambt
Het voortdurende predikantentekort bepaalt in hoge mate het beroepingswerk en geen wonder. De gemeente krijgt er mee te maken. Als ze dan maar bedenkt, dat predikantentekort niet alleen betekent dat de gemeente te kort komt, maar ook dat ze te kort schiet. Dat uit haar midden te weinig jongeren zich geroepen weten tot het predikambt. Dat is geen teken van gemeentelijk welvaren. We zien het in de geschiedenis, iedere opleving - en daaronder wil ik ook de nadere reformatie noemen — gaat gepaard met roepingen! Een periode van inzinking daarentegen met tekorten.
Een gemeente raakt vacant. De kerkeraad bereidt het beroepingswerk voor. Een eerste vraag is daarbij: Wie zijn er beroepbaar? Dat zijn er niet zo veel, vooral nu een vierjarig verblijf in de gemeente vereist is. De keuze is niet groot. Toegegeven, de kerkeraden beperken zich in hun keuze om redenen, die al dan niet duidelijk zijn. Dat neemt niet weg: ieder die beroepbaar is, is daarmee nog niet geschikt voor iedere gemeente. Kiezen is: uit de beroepbare predikanten en candidaten een keuze doen.
De beroeping verloopt moeizaam, het wachten is nu op deze, dan op die. Telkens als er voor een beroep bedankt wordt, klemt de vraag: wie nu? Dat brengt vaak spanning in de kerkeraad; hoe langer een vacature duurt, hoe vaker het voorkomt, dat de een deze noemt en de ander die, zodat er onenigheid dreigt te ontstaan. Een beperkte keuze doet aan het beroepingswerk geen goed.
De kerkeraad vraagt en krijgt advies van de commissie voor het beroepingswerk. Dat advies is meestentijds goed bruikbaar, maar na verloop van tijd — en dat is soms van korte tijd — moet men namen schrappen; de predikant nam een beroep aan. Is het wonder, dat men wat moedeloos wordt en dat andere gevaren opdoemen?
Het gevaar, bij voorbeeld, dat men lange tijd wacht, omdat de man van de aanvankelijke keuze pas later beroepbaar. is.
Als het zover is, storten de gemeenten zich in de wedloop: beroepen te ... Sommigen voegen zich daar later bij; en gaan zelfs op uitgebrachte beroepen af. Als die gemeente hem beroept, dan kunnen wij het ook wel wagen. De keuze die gemaakt wordt is niet vrij, is ook wat onpersoonlijk. Dat drukt een stempel op de kennismaking. De indruk wordt gewekt: Wij moeten een predikant hebben, deze komt er voor in aanmerking, bedankt hij, dan zoeken wij een ander. De man van onze keuze, is daarmee nog niet de man die wij biddend begeren, of door wiens prediking wij getroffen werden. Daardoor gaat het beroepinswerk 'wereldse' trekken vertonen, en dat wreekt zich.
Vraag niet hoe de betrokken predikant zich voelt. Heeft hij ieder voortijdig beroep van de hand gewezen, hij is meestal reeds op de hoogte van wat hem wacht. Althans ten dele. Dan breekt de bui los. De ene gemeente na de andere meldt zich. Hij moet er tijd, veel tijd voor vrij maken; de eigen gemeente lijdt er onder. Hij moet overal gaan kijken, en men stelt het op prijs als hij zou preken. Daardoor wordt hij overvraagd! Wie kan aandacht schenken aan tien beroepen in luttele weken? Het worden wat vluchtige indrukken, bovendien raakt hij u dan vermoeid. Dan moet hij gaan overwegen, beslissen. Nu goed, de beslissing wordt genomen, maar onder bezwarende omstandigheden.
Zo dragen de predikanten, die beroepen worden, hun deel van de last van het tekort. Wat te denken van gemeenten, die in allerijl nog een toezegging doen. Wie weet? Zouden wij ons, in deze omstandigheden niet helemaal van toezeggingen moeten onthouden? Een toezegging is eigenlijk een kerkelijk onding. En dan de toezegging van een toezegging! In vele gebeden, die ter gelegenheid van de kennismaking worden gedaan, valt een zekere gelatenheid te vernemen: Here, als het Uw wil is, en anders ... zendt de man van uw raad. Maar ondertussen is er niet veel geloof dat de Here voorzien zal! Wij kunnen geen dag wachten, wij moeten er ook bij zijn. Natuurlijk draagt een kerkeraad verantwoordelijkheid, en moet ze het hare doen om de vacature vervuld te zien. Maar dan op de wijze van de Geest. Eerlijk gezegd, het gaat vaak op de wijze van het vlees.
Laat de predikant de tijd, om verantwoord voor lopende beroepen te beslissen, vóór een nieuw beroep op hem wordt uitgebracht. En verg niet te veel van hem, hij is ook maar een mens, bovendien getrouwd! Schik u wat naar de stand van zaken, het predikantentekort wreekt zich nu eenmaal in het beroepingswerk. Eigenlijk pleit ik voor een kerkelijke stijl. Die mag niet verloren gaan. Stijlvol beroepen, stijlvol overwegen, stijlvol beslissen, ik kan mij voorstellen, dat men door beroepen bijna onder de voet gelopen wordt.
En dan de candidaten. Ze hebben tegenwoordig een lang lopend preekverlof. Waarom is mij niet duidelijk, en de schaduwzijden daarvan werden nauwelijks overwogen. Zij preken in vacante gemeenten. Dat heeft ook zijn schaduwzijden, de oude bepalingen waren nog zo slecht niet. De gemeenten laten de candidaten 'opdraven'. Twee, drie, vier, vele malen. Onwillekeurig worden er toespelingen gemaakt op een beroep, ook al leidt dat niet tot afspraken.
Het gaat al gauw op een markthandel lijken. Voor de candidaten zijn vacante gemeenten, artikelen, die ze ook onderling bespreken. Voor de gemeenten zijn de candidaten het. Hoe het vroeger was? Pas als men candidaat tot de H. Dienst was mocht men preken en niet in vacante gemeenten. De kerkeraad ging uit horen, de betrokkene wist daar meestal niets van. Het beroep werd uitgebracht, zonder dat hij zich tevoren al over een eventueel beroep zorgen zat te maken. Mij dunkt, het ging er kerkelijker naar toe.
Beroepen! Nu breng ik het wat overdreven onder woorden: Wie is er aan de markt? En wanneer? Even rekenen: die beroepen we dan eerst. Bedankt hij, dan kunnen we altijd nog in een volgende ronde meedoen! Zo lees ik in het kerknieuws: Bedankt voor... en na een, twee dagen: beroepen te. Volgende candidaat. Dat kan, omdat candidaten zich tegenwoordig stuk voor stuk beroepbaar stellen, zonder opzet natuurlijk. Er zijn kerkeraden die een beroep bijna als een lot beschouwen. Wie weet, wie niet waagt, wie niet wint. Niet gewonnen, volgende lot. Er zit altijd een zeker percentage kans in. Eén op de tien bij voorbeeld.
Hoe moest het dan? De kerkeraad gaat één of meer candidaten horen. Niet te veel! Daarna doet ze haar keuze, en brengt dienovereenkomstig een beroep uit. Echt, een beroep spreekt meer aan, als duidelijk wordt: de gemeente doet een beroep op mij. Dat legt een band, ook al is daarmee de beslising nog niet gevallen. Bovendien vraagt dat meer biddende voorbereiding. Het gaat om deze man, die wij van de Here begeren; dat zal die man ook gewaar worden.
De candidaat gaat kennis maken met de gemeenten. Hij voelt zich een zeer gewenst man; althans de verzoeking ligt aan de deur. Geef er geen voet aan; niet alleen omdat vele beroepen, niet alles blijken te zeggen, maar ook omdat het predikantentekort hier duidelijk meespeelt. Laten de kerkeraden, een candidaat de rust en de tijd gunnen om te beslissen, dan niet halverwege de drie weken, met een beroep te komen. Ze konden het beroepingswerk toch reeds eerder voorbereiden. Al zou dat uitstel betekenen in de vervulling van de vacature, dat is toch de ordelijke weg.
Alle dingen moeten met orde geschieden. Straks moet ik antwoorden: Ik gevoel in mijn hart, dat ik wettig door Gods gemeente en mitsdien door God geroepen ben. Dan mag de gemeente zich terdege bezinnen op het beroepingswerk. Was de Here er in gemoeid, werd het voor Zijn aangezicht uitgebracht? Dan moet ook de beroepene er zich rekenschap van geven: Hoe kwam het beroep over, en wat zijn de overwegingen. Vinden die op hun beurt plaats voor Zijn aangezicht?
Ik weet het wel, beroepen worden niet in de hemel uitgebracht, er mengt zich allerlei menselijks tussen en dat mag. Maar de Here wil er wel in gekend worden en dat luistert nauw. Wij moeten ons door het predikanten tekort niet laten verleiden om van het beroepingswerk een koophandel te maken. Ook in de voorhof heerse de orde van het heiligdom.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's