De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Wat dan?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat dan?

7 minuten leestijd

Ja, wij hadden al zelf in onszelf het vonnis des doods, opdat wij niét op onszelf vertrouwen zouden, maar op God, die de doden opwekt. 2 Korinthe 1 : 9

Wanneer de brief van de apostel in de gemeente van Korinthe wordt voorgelezen, is het alsof ''Paulus zelf de vergadering binnenstapt: Paulus, een apostel van Jezus Christus. Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus. Ze horen het hem zeggen: Hallelujah, looft de Here! Sommigen kijken daar wat vreemd van op, ze zijn niet in de stemming om te loven. Zij fronsen de wenkbrauwen en denken, Paulus heeft makkelijk praten, Hallelujah; maar ik ...

Het Hallelujah gaat altijd gepaard met het Hosannah. Nu eens loopt het een voorop, dan weer het ander, maar u treft ze overal samen aan. Hosannah: Here, geef heil. Help toch! Paulus vertelt er wat van in de tekst. Hij maakt de gemeente deelgenoot van zijn lijden en maakt hun tegelijk bekend, wie de Here voor hem was. Dat is de moeite van het vertellen waard, en wij mogen, na vele eeuwen, meeluisteren.

Het was in Azië; waarschijnlijk in Efeze. Nadere bijzonderheden ontbreken, maar duidelijk is, dat het er niet rooskleurig voor hem uit zag. Integendeel, hij zat in de benauwdheid. Hij moest een last dragen, die uitzonderlijk zwaar woog, die boven zijn macht lag, waaraan hij zich vertilde, dat wil hij wel toegeven. Hij bevond zich in het grensgebied van het leven; hij ging langs de rand van de dood. Niemand die kon helpen. Het was zo erg, dat hij, voor zijn gevoel, een doodvonnis overhandigd kreeg. De dood legde beslag op zijn leven; u kunt zich voorstellen, hoe hij toen in het nauw gedreven werd. De nood maakte de angst groter; de angst maakte de nood groter, zoals dat dan gaat.

Want daarover kan menigeen meepraten, angst en nood. Een soort doodvonnis in te moeten zien, en uw eigen naam daarin te lezen. Om te verstijven van schrik; het leven kan ineens roerloos in de greep van de dood liggen. Mensen merken het niet, niet altijd termiinste. Hoe gaat het? Goed, dank je; ondertussen kreunt ons hart: ik ben bang dat het helemaal niet goed gaat. Een mens kan heel wat meemaken; en ook al is de dood er nog niet mee gemoeid, wij worden terdege in de dood gemoeid.

Kunt u ook meepraten als de apostel vervolgt: Opdat wij niet op onszelf vertrou­wen zouden. Meepraten, ik bedoel niet napraten. Meepraten, omdat het hart meespreekt, de ervaring, de bevinding. U hebt het zo bevonden, als de apostel zegt. De Geest getuigt, dat de Geest de waarheid is. Niet op. onszelf vertrouwen. Over dat vertrouwen is het doodvonnis geveld, en het wordt erover voltrokken. Vragen wij: waartoe dient die nood, die angst, dan is het antwoord: opdat... Onwillekeurig vertrouwen we op onszelf; veel vertrouwen is daardoor gekenmerkt. We zijn jong, we zijn gezond, we beschikken over de nodige middelen, we redden het wel. Wij kunnen wel tegen een stevige bries; dan breekt de storm los en wij slaan los van al deze ankers. En dat is de bedoeling: opdat. Paulus ervaart de doodsnood als een strenge maatregel Gods; hij moest sterven aan dat eigen vertrouwen. Blijkbaar was hij er ook niet altijd aan gestorven! Het 'opdat' wordt telkens ontdekt; we rekenen er van te voren niet mee, maar toen het zover was, toen werd het duidelijk. Dit vertrouwen is taai, al slaat het zijn wortels niet in goede grond. De Here rukt het uit, als schadelijk onkruid.

Maar. Daar bleef het niet bij. Het ging niet om de dood, het ging er niet om hoe de apostel in de angst gezeten had, hij stipt het slechts even aan: opdat. Het ging om God, om de kennis van God, om het vertrouwen in God. Kunt u daarover ook nog meepraten? Deed u kennis op van God in de wederwaardigheden van het leven, in de schaduwen van de dood; daar was Hij, daar kwam ik wat van Hem te weten. Daar leerde ik het oude vertrouwen — op U hebben onze vaderen vertrouwd — stellen op Hem. God wekt dat vertrouwen uit de slaap van de dood, het is dan springlevend en klaar wakker, al kan niemand dat verklaren! Dat werkt de Heilige Geest, door het Woord. Wie wanhoopt aan het leven, wordt op de God des levens geworpen. Wie neergesmeten ligt tegen de grond, mag zich oprichten in het geloof op Hem. Paulus kent deze God; de gemeente kent Hem ook; die gemeenschappelijke kennis geeft stof tot gesprek, opwekkend gesprek. Opdat! De Here is er ook nog; vertwijfel aan uzelf, twijfel niet aan Hem.

Over welke God ik het heb? God, die de doden opwekt. Zo'n God is er maar Eén. Andere goden sterven met hun vereerders; als hun vertrouwen bezwijkt, kunnen ze hen niet in leven houden. Met deze God is het net andersom: Hij wekt de doden op. Hij is de God en Vader van onze Here Jezus Christus; de God van Pasen.

Pasen werpt een helder licht over God, Die de doden opwekt. Wij wisten het wel uit Zijn Woord. Abraham wist er reeds van, kon Sara nog aan een kind het leven schenken? God deed het. En Hanna zong er van: De Here doodt en maakt levend. Hiskia valt haar bij. Trouwens, had de Here het volk Israël niet uit het dodenkamp, uit Egypte, uitgeleid? Christus wist ervan. Hij leefde in het vertrouwen op God, Die de doden opwekt. Met Pasen krijgt het zijn beslag, wordt het onomstotelijk bewezen.

Die God verkondigen wij u. Geen God, Die een verlengstuk is van onze mogelijkheden, zodat wij, dank zij Hem, met ons vertrouwen verder kunnen reiken dan gewoonlijk. Maar een God, die dwars door de onmogelijkheid heen, zich een heerlijke naam maakt. Opdat uw geloof en hoop op God zouden zijn, daarom werd het Pasen. Deze God is vertrouwenswaardig. Zeker, u stemt het toe: God moet het doen. Maar wat is dat voor een dode kennis. God doet het! Hallelujah!

Pasen werpt daarom een nieuw licht op de noden, die even zo veel doden dreigen te worden en metterdaad worden. We lopen vast in wat ons bezwaart, in wat ons bang maakt, als in een doodlopend slop. Er kan zo veel zijn, dat ons de weg naar het leven verspert, en het kan zo plotseling opdoemen. Ons hart schreeuwt om verlossing. Hosannah! Soms besluipt het ons langzamerhand, we kunnen er niet meer tegen op en niemand kan ons helpen. Niemand? God, die de doden opwekt. Dan speelt er licht, waar de nacht duisternis verspreidt. Dan mag het verloren zijn, maar niet reddeloos verloren. Dan mogen duizend zorgen, duizend doden ons omringen; bij de Here, de Here zijn uitkomsten tegen de dood.

Opdat. We zien het niet meteen; we morren, waarom dit nu weer; ons hart en ons vlees schreeuwen het uit van angst en pijn, roepen uit tot de levende God! Misschien is het maar een zuchten, we zijn zo moe. Opdat! Moest de Here daarom zulke moeilijke wegen met ons gaan? Het moest. Ik handhaaf mijzelf, ik vertrouw op mijzelf, ik geef de eer aan mijzelf, als God mij dat niet afleert. Maar op God, Die de doden opwekt. Here, wat zijt Gij een God! In Paulus leven rijpte de vrucht van dit Godsvertrouwen. Er zijn vruchten te koop, die u in deze maand nog niet zou verwachten. Ze zijn in kassen gekweekt. Deze vrucht is er een van de koude grond, ze komen later aan de markt. Een doodvonnis. Wat dan? Hoopt op God, want ik zal Hem nog loven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Wat dan?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's