Stichtelijke overdenking.
De Heere zal Zijn volk zegenen met vrede. Ps. 29 : 11,
Zegenen met vrede.
Fel is nog immer de volkerenzee bewogen. Hoog etuwt de geesel van den krijg de golven op. Zonder verpoozing duurt de bloedige kamp. Ge ijst van ontzetting als ge naar ruwe schatting hoort van 't aantal bloeiende menschenlevens, die dagelijks worden afgesneden, 't Zijn pyramiden van lijken, geworden, opgestapeld aan meren van bloed.
Uit duizenden harten klimt dagelijks de verzuchting op: hoe lange nog ? Waar de dorst naar roem of goud niet alle menschelijk gevoel heeft afgestompt, zien millioenen reikhalzend uit naar den dag, die den vrede onder de volken weêrbrengt. Een hartgrondige afkeer van 't bloedig schouwspel doet u met afschuw 't gelaat afwenden. Een sprakelooze aversie van 't God-onteerend moordspel maakt zich van u meester, zoo ge u eens zoekt, in te denken, wat namelooze weedom saamgebonden ligt in 't aantal verslagenen van een enkelen dag; bij halmen niet, maar bij garven zamelt de demon der verschrikking zijn bloedigen oogst van in den bloei geknakte levens telken dage in. En dan te moeten denken, dat er zijn, die om materieel voordeel den voortduur der menschenslachting begeeren, doet u dan de onmenschelijke wreedheid onzer gevallen menschennatuur niet gruwen. De gouddorst wekt het wilde dier, den onmensch in den mensch; niet slechts bij den vuigen struikroover, maar ook bij den stemmigen burger en bij den deftigen groot-industrieel. Wel naar waarheid getuigt het Woord, dat de geldgierigheid de wortel is van alle kwaad.
Soms, vaak zelfs, laten zich ook andere stemmen beluisteren in het menschenhart. Voor God ligt alles wat in ons is geoordeeld, maar dikwerf weerhoudt en beteugelt Hij de meest weerzinwekkende tochten en neigingen, zoodat wat minder verdorven is zich kan uiten, soms zelfs een begeerte, een heimwee, dat ons, naar menschelijken maatstaf beoordeeld, goed lijkt, zich openbaart; zoo schijnt ons 't heimwee naar vrede een teruggrijpen toe naar den staat van het paradijs; Vredevorst is mogelijk wel die naam vanden Heiland, waarmee Hem de oppervlakkige mensch 't liefst nog begroet.
Bovenstaand psalmwoord teekent ons den vrede als oen zegen; de Heere zal Zijn volk zegenen met vrede. Vrede onderstelt, dat de band der gemeenschap t saamhoorige ook metterdaad in lieflijke saambinding aaneensnoert, zoodat 't gevoel van saamhoorigheid ook aandringt tot een leven voor elkander en elk deel zich kwijt van de toekomende taak, waardoor de bloei van 't geheel is verzekerd. Dit geldt van de groote volkeren-familie, van ons maatschappij-leven en voor onze gezinnen.
De stryd om den strijd I is een onmenschelijke leuze. De strijd is gevolg van de zonde; zonder zonde zou alles zich zonder stoornis en strijd tot zijn eeuwige bestemming hebben ontwikkeld.
Nu kan 't niet meer zonder strijd. Maar daarom is alle strijd nog niet goed. De christelijke religie adelt niet den strijd als zoodanig, maar dan alleen, wanneer hij is als een heenworstelen door donkerheid en barenswee naar waarachtig vredesherstel. Daar is een strijd, die den weg baant naar den eeuwigen vrede.
Daarvoor mogen wij niet terugdeinzen.
God zelf heeft dien strijd ingeluid: Ik zal vijandschap zetten, en de Apostel vermaant: strijd den goeden strijd des geloofs I En als de Heere Christus kwani om vrede te bestellen, bond hij de doodelijke worsteling aan met de machten der duisternis; en als Hij een zondaar aangrijpt en met hem strijdt, totdat deze 't opgeeft, dan. doelt ook dat op niets anders dan op vredesherstell Zoo leert Hij 't ook Zijn volkj zie 't aan Jakob, die worstelde met-den Onbekende; totdat de dageraad opging, en die 't uitroept: Heere, ik laat U niet gaan, tenzij dat Gij mij zegent; zegent met vrede.
Zooals er nu de ware strijd is, zoo is er ook een valsche vrede: wee don gerusten in Zion! 't Is de vrede van den zondeslaap, die ons doof en dood maakt voor eeuwige dingen 't Is een voorzichtig verdrag met zonde en dood; een gevaarlijke toestand, want deze vrede is vijandschap tegen God, welke ons een schrikkelijke toekomst baart. Deze vredeswaan moge stuk vallen, lezer, opdat go aan uwe inbeelding niet voor eeuwig te gronde gaat.
Zij is uw grootste vijand, 'n satansgewrocht, de bedwelmende doodsdrank. Die ban moet gebroken, die bekoring stukspringen, opdat gij moogt komen tot waarachtigen vrede. En als gij in dien diepen weg geleid wordt, geperste, bekommerde zondaar, grijp moed, niet uit lust tot plagen kastijdt u de Heere, 't bittere, medicijn draagt uw ziele leven aan, door bloed en tranen, door zuchten en zielesmart voert 't pad naar den hof .des vredes.
Wat ontroert en beangst u zoo diep? „Mijn zonde maakt mij 't Voorwerp van Gods toorn", antwoordt ge. Maar Christus is de Vredevorst, omdat Hij voor u de schuld heeft betaald, een vloek is ge-worden, van God werd verlaten, opdat gij in Vader nood en dood op den eeuwigen mocht geworpen zijn, en geen schepsel u meer scheiden zou van Zijne gadelooze Uefde. Daarom draagt Hij den Immanuelsnaam; den naam, die heel 't eeuwig EvangeUe in zich besluit. Zoo zegt de Heere tot u, doemschuldige zonaar: Ik delg uwe zonden uit; Ik zal u iet begeven; Mijne handpalmen dragen w naam; in de benauwdheid zal ïk bij u zijn. Zou dit niet genoemd mogen woren: zegenen met vrede? Hebben dan llen, die met dezen zegen verrijkt weren, niet getuigd: Mij aangaande, 't is mq goed nabij God te zijn.
Lees 't na in dezen psalm; storm en noodweer zijn de aanvankelijke omlijsting van dezen vrede, 't Geweld van Gods almogende stemme wordt er aangrijpend geteekend; straks echter maken als op den Horeb weleer storm en vuur en aardbeving plaats voor de zachte stilte, die zich legert in 't hart, waar God Zijn tente opslaat.
Zaagt ge wel eens de kleine groene dennenspruitjes uitplanten in de zandwoestijn? Onmogelijk, dat wordt niets! zoo dacht ge. Maar hef uwe oogen eens op; ziet ge ginds dat immer-groenend dennenwoud, den moeden wandelaar lokkend naar zijn koelen lommer? Welnu, dat was ook eens als die onaanzienlijke stekjes, bedreigd door zonnebrand en zandverstuiving; zoo sluimert nu ook in de vrede-stekjes, uitgeplant door Gods Vaderhand in de wildernis van dorre zondaarsharten, het immer-groenend, eeuwig-bloeiend Vrederijk. Elke andere vredes-verwachting stelt teleur; waar 't enkel op aankomt is, dat ook in uw hart 't vredesstekje wordt ingeplant doorlmmanuel, den Vredevorst.
Want DE HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede; de Heere alleen vermag dit wonderwerk.
't Gedruisch der zee doet Gij bedaren.
Daar Gij haar golven stilt; 't Rumoer der volken als der baren,
Betoomt Gij waar Gij wilt.
Hoe armelijk wordt in 't licht van zulke woorden 't pógén der menschen, die allerwege met hulpzoekend oog rondspeuren, naar een machtige, ^die 't woord kan spreken: zwaard, keer weder in de schede!,
Alles vergeefs. Wie zal dit hollend monster in dên teugel grijpen, dan God alleen. Die spreekt en 't is er. Die de harten der koningen neigt als waterbeken.
Dit allerwege rondspeuren naar hulp, naar één, die den vrede onder de volken weêrbrengt, zonder naar Boven te zien, beeldt ons treffend juist af wat de enkele mensch doet om den vrede voor zijn hart te ontvangen. Op 't eigen werk, en de eigen vroomheid en gerechtigheid; op de gevoelige bewegingen des gemoeds, op tranen en zuchten, op vrome ouders en voorgangers, bouwen velen het huis hunner hope. Roep ze terug, die allen, van de afgoden, roep ze terug, met een stem van metaal, die haar echo's door de gewelven des harten drijft, en spreek tot hen: de Heere zal zijn volk zegenen met vrede.
Opdat vrede in ons hart afdale, is meer noodig, dan wat aller menschen en engelen kracht bestaat. Als wij 't oorlogsmonster zien voorthollen, volkeu onder zijn ijzeren hoeven vermorzelend, moet ge glimlachen van meelij, met hen, die meenen, dat paus of anti-oorlogsraad het ongure jammergevaarte tot staan brengen zou. Veel meer onmogelijk is 't, dat eenig menschenkind diep in ons hart vrede zal scheppen, vrede met God.
Daarvoor moet de lawine van Gods toorn, het scherp zwaard der Wet afgewend, 't monster der helle gemuilband, 't steenen hart bezield, wat dood is verlevendigd, en de wolf in een lam verkeerd worden. Hoe, zijt ge nog niet overtuigd, dat hier alles te kort schiet; na alle inspanning zal 't nog zijn: 't bed is te kort en 't dek is te smal. Maar de Heere zial 't doen, heeft 't gedaan in den Heere Jezus Christus, Die van God geworden is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en volkomen verlossing.
Hoe heeft de Vredevorst dit wonder an gene, gewrocht ? Door zichzelf onder e lawine van Gods heiligen toorn te erpen; door 't zwaaxd der wet in n' de afgronden des doods weg te zinken, opdat Hij den Geest der genade en der gebeden hun verwerven zal, die 't Abba Vader ons spellen leert.
Zoo plant Hij de vredeskiem in 't zondaarshart, die onder Zijne trouwe zorgen opwast ten eeuwige leven. Zoo 't heimwee des harten u naar waren vrede begeerig maakt, o zoek dien bij Hem, die Vredevorst heet en in Wiens striemen genezing bloeit voor alle uwe wonden.
Eindelijk, de Heere zal ZIJN VOLK zegenen met vrede. De genade is niet aller, ze is particulier. Daar is een breede en een smalle weg, daar is een hemel en een hel; een eeuwige vrede en een eindelooze zielsvertering, 'n Ontzaglijk stuk, maar wie zijt gij, o mensch, die tegen God antwoordt; zal de potscherf twisten met den pottenbakker. Hier ontvalt ons elke klacht, zoo wij bedenken, wat eindelooze genade 't reeds ware, indien één enkele zondaar wierd gered, wat dan, nu 't een schare zal zijn, die niemand tellen kan?
Maar wie behooren er dan toe, totdat volk, dat met vrede gezegend wordt: Allen en alleen die geschreven staan in 't boek des levens des Lams. Ter finale maakt God zelf uit, wie tot Zijn volk gerekend zullen worden. Aan Hem verbleef de keur. Van deze waarheid worde niet afgedaan!
Maar er is meer nog van te zeggen; want de verborgen dingen zijn voor den Heere onzen God, maar de geopenbaarde voor ons en onze kinderen. Ea ook déze boom wordt aan zijne vrucht gekend.
Hier bestaat de vrucht in de kennis der drie stukken, ellende, verlossing en dankbaarheid, 't Oog moet opengaan voor den diepen tweespalt tusschen God en ons hart; deswege moet oprecht berouw, droefheid naar God onze ziel vervullen.
Dan is de morgenstond gekomen, en 't is nog nacht. Houd dat vast.
't Zijn lieflijke beloften, - dat God Zijne hand tot de kleinen zal wenden, dat zalig zijn wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid.
Maar 't zijn beloften, die ons in 't wankelen ondersteunen mogen, maar die de verlossing zelf nooit vervangen kunnen. Wij moeten Hem aanloopen, en in Zijne schuilplaats verberging vinden; honger drijft tot eten, maar verzadigt zelf niet.
Die in den Zoon gelooft, die heejt het eeuwige leven. De hand des geloofs moet gelegd op 't heilig.Offerlam van Golgotha.
Daar zijn er, die in diepe bekommering staan voor de groote zaak; o, daar is hope voor u, maar ge zijt er nog niet; 't moet hiertoe komen, dat ge u neerwerpt aan 's Heilands voeten: ik geloof Heere, kom mijne ongeloovigheid te hulp.
Dan ook hgt de grondslag voor den Godverheerlijkenden levenswandel: die in Mij blijft en Ik in hem, die draagt vrucht. Want hiertoe heeft God Zijn volk geformeerd, opdat ze Zijn lof op aarde vertellen zullen.
Gewogen maari te licht bevonden; o spreek deze aangrijpende woorden niet zoo koel, dit verpletterend vonnis niet zoo makkelijk over uzelf uit. Bedenk, de goddeloozen hebben geen vrede; laat 't u van harte leed zijn, dat ge nog zoo verre staat.
Echte genade maakt klein, en leert ns Johannes nazeggen: Hij moet wassen en ik minder worden.
Maar kleia is wat anders dan kleingeloovig.
In de diepte der - «llende worden de eerste levensroerselen geopenbaard; dat komt gij nooit te boven; maar Paulus voegde aan 't: ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen? den jubel toe: ik danke God door Jezus Christus. Jaag naar dat wit tot den prijs der roeping Gods, opdat ge wijzend op Christus als Paulus getuigen moogt: Hij is onze Vrede; opdat de voorsmaak des eeuwigen vredes u begeerig make naar de eeuwige tabernakelen, waar God alles in allen vervult: „mijne pieren verlangen zeer in mijn schoot."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1916
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1916
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's