J. Quintius en zijn Wraecktoneel over Neder-landt (1659)
Minder bekende oude schrijvers
Een boetgezant te Herwijnen
Het dorpje aan de Waal had een nieuwe dominee gekregen. Zijn voorganger, een jonge man die als proponent was gekomen, had er maar twee jaren dienst gedaan, toen was hij al gestorven. Maar ook de nieuwe dominee is nog jong, nog maar 23 jaar. Hij is afkomstig uit Utrecht, zijn naam is Johannes Quint, of Quintius. Herwijnen, in deze tijd nog gecombineerd met Hellouw, is zijn eerste gemeente.
Heeft zijn vader in de kerkeraad van Utrecht gezeten? Wie zal het zeggen. In elk geval, er zaten in die tijd wel mannen die Quint heetten in die kerkeraad. En stellig was de jonge dominee van goedkerkelijke huize.
Wij weten waar Quintius school gegaan heeft. In zijn vaderstad. Daar zat hij ook aan de voeten van Voetius, als student op de Academie. En of hij ook diens lessen ter harte genomen en diens geest ingedronken heeft!
Wie waren er zo al de dominees in Utrecht, die hij in zijn jonge jaren gehoord kan hebben? Al als kind kan hij Voetius hebben horen preken. Toen hij 11 jaar was kwam daar Hoornbeek bij. Toen hij 17 jaar was deed Abraham van de Velde, de man van De Wonderen des Allerhoogste, zijn intree in Utrecht. En twee jaar later kwam Lodensteyn. Quintius zal reeds student geweest zijn aan de academie toen Justus van de Bogaert uit Rotterdam en toen Johannes Teellinck uit Vlissingen overkwamen. Al deze predikanten hebben niet nagelaten invloed op hem uit te oefenen. Hij is in hun school gevormd, hun geest is ook over hem vaardig geworden. Het meest, lijkt ons, heeft hij van Lodensteyn overgenomen. Diens grote ernst, diens boetgezindheid, diens krachtig pleidooi voor een nadere reformatie van kerk en volksleven, diens neiging tot ascese. Herwijnen en Hellouw hebben het geweten dat een leerling uit de Utrechtse school in hun midden was gekomen, een man die geen blad voor de mond nam, die niet tevreden was met wat kerkgang en uitwendige godsdienst, die steeds hamerde op hetzelfde aambeeld: bekeert u! Een boetgezant.
Louise Christina van Solms
In de tijd dat Quintius predikant werd te Herwijnen en Hellouw stonden deze dorpen onder Louise Christina van Solms. Aan haar is dan ook het boekje van Quintius opgedragen. Zij was gravin van Solms, gravin van Brederode, enz., en ook Vrouwe van Kloetinge, Noordeloos, Haaften en Herwijnen, enz. Zij was de weduwe van Johan Wolphert van Brederode, een loot uit het eeuwenoude beroemde geslacht der Brederode's, die gestorven was in 1654. Zij was een zuster van Amalia van Solms, de gemalin van Prins Frederik Hendrik. Een portret van haar kan men vinden in het boek van A. Horden: Wij Heeren van Noordeloos, Alphen aan de Rijn, 1973 (blz. 28).
In zijn Opdracht spreekt Quintius zich nog al loffelijk over haar uit. Hij dankt haar voor de 'ongemene beneficien' die hij van haar ontvangen heeft. Hij heeft vernomen, schrijft hij, van haar 'singuliere Godsalicheydt en Hemelsch-gesintheyt', ver uitgaande boven hetgeen men gewoonlijk tegenkomt. Hij belooft haar dat hij voor haar bidden zal en ook voor haar zoon. Louise Christina had n.l. nog één zoon over, Wolphert van Brederode. Hij zou op nog geen 30 jarige leeftijd overlijden als laatste mannelijke telg uit dit oude geslacht.
Hoewel de gravin nauw verwant was aan het huis van Qranje, immers, zij was een schoonzuster van Frederik Hendrik, had haar overleden man toch de z.g. Acte van Seclusie getekend en zich daarmee van het Oranjehuis gedistaniteerd. Hoe zijn weduwe daarover heeft gedacht is ons niet bekend, maar wel is ons bekend dat Quintius een uitgesproken Oranjeklant is geweest. Ook daarmee bevond hij zich geheel in de Voetiaanse traditie. Hij heeft er in zijn boekske ook onomwonden uitdrukking aan gegeven.
Nadere Reformatie
Dat Quintius na nog maar twee jaren in zijn eerste gemeente te hebben gestaan al een boekje uitgaf bewijst dat hij een ijverig en vurig jongmens is geweest. Er stond hem een bepaald doel voor ogen. Een 'reformatie' zegt hij zelf. In zijn tweede Opdracht, die aan de gemeente en kerkeraad te Herwijnen, zegt hij met zoveel woorden: Ik heb hier in bijna al mijn preken bij alle gelegenheden op aangedrongen, te weten op een reformatie, en ik heb dat gedaan met al de bewegingen van mijn ziel'.
En dan vergelijkt hij de kerk bij een duiventil. Wordt die kooi nooit schoon gemaakt dan trekken de duiven op de duur weg, want zij hebben een hekel aan stank. Zo is het nu ook met de Geest, die immers in de Schrift vergeleken wordt bij een duif. De kerk zal een schoonmaakbeurt moeten hebben.
De titel van het boekje sluit hierbij aan. Zij luidt: Wraeck-Toneel, Handelende van de Sonden van Neder-landt, Waer over God, soo der niet in voorsien en wort, sijn Toorn van den Hemel openbaren sal. Het boekje is uitgegeven in Quintius' vaderstad, dus in Utrecht, bij Simon de Vries, in 1659.
Quintius is niet in Herwijnen en Hellouw gebleven; na 14 jaar, in 1671, vertrok hij naar Aarlanderveen; daar bleef hij 19 jaren, in 1690 vertrok hij naar Bergen op Zoom; hier is hij in 1701 overleden. Volgens dr. Wumkes heeft hij later, in 1673, een boekje uitgegeven, getiteld: Raet voor het verdruckte Nederland. Indien dit inderdaad zo is, dan moet het gegaan zijn over ongeveer hetzelfde thema als door hem behandeld is in het boek dat voor ons ligt. De nood van land en volk moet deze man wel zeer ter harte zijn gegaan.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's