GEESTELIJKE OPBOUW
DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE HET IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (29)
Ja — die eerste Doopvraag, die is niet makkelijk. Wat hebben niet vele ouders met ons over die vraag gesproken! En dan natuurlijk met name over de woorden: „onze kinderen in Christus geheiligd". Is dat de wedergeboorte, de reiniging van zonden, de ingestorte heiligheid, het echt levend kind van God zijn?
Men kan de omschrijving van de vraag telkens anders maken, maar dan komt de vraag toch immers altijd op 't zelfde neer: zijn de gedoopte kinderen in Christus daadwerkelijk Gods kinderen, de geestelijk besnedenen, die het Koninkrijk Gods zullen beërven? En de Ouders zitten er mee, ten opzichte van hun eigen kinderen, die ze ten Doop willen presenteeren.
De Ouders zien de noodzakelijkheid van den Doop voor hun kind in. Niet zóó, dat, als het kind Zaterdagavond geboren wordt, dat het noodzakelijk, het kost wat 't kost, al is er zelfs niet behoorlijk gelegenheid om met den predikant of met den Kerkeraad over den Doop te spreken, toch des Zondagsmorgens gedoopt zal worden! Want die zotternij, die dikwijls in de Gereformeerde Kerken schijnt voor te komen en zelfs tot geruchtmakend geschrijf in de couranten aanleiding geeft, laten we liefst onbesproken. Men moest nu ook eindelijk deze ergerlijke dwaasheden te boven zijn en als Gereformeerde menschen er naar staan, alle superstitie of bijgeloof afleggende, om als vader en moeder saam het kind ten Doop te presenteeren in het midden van Gods gemeente!
Men voelt dus de noodzakelijkheid van den Doop. Men wil z'n kind het teeken en het zegel van Gods verbond zien toegediend. Men gelooft in Gods verbond, in Christus, gaande over ons en over ons zaad. Maar dan komt die vraag: is ons kind in Christus geheiligd?
Wij zouden zeggen: laten alle welmeenende Ouders, die bij de Schrift zijn opgevoed en van harte instemming betuigen in de stukken des chnstelijken geloofs, welke ook bij den Doop naar voren komen, toch letten op hetgeen de hoofdtaak is in de eerste Doopvraag. Er zijn nu eenmaal allerlei hoofdzaken, maar ook allerlei bijzaken. En dan moet de hoofdtaak in 't oog gevat worden en de bijzaken moeten bijzaken blijven — hoewel het juist een fout is in een vraag, om door de bijzaken van de hoofdzaak af te trekken of de hoofdzaak in nevelen te hullen!
Laat men liever, vooral bij vragen, kort en duidelijk zijn!
De hoofdzaak van de eerste vraag is (— en daarom vinden we het formulier van Londen zoo mooi —): voelt gij Ouders, de noodzakelijkheid van den Doop voor uw kind? En dan: voelt gij, Ouders, de onmogelijkheid der behoudenis van 's menschen zijde en de mogelijkheid van Gods zijde, in Christus, voor u en voor uw zaad? Zoowel het een als het ander moet worden bekend door de Ouders.
Als het kind sterft zooals het een kind van óns is, is het aan de verdoemenis zelf onderworpen; gaat het voor eeuwig verloren; vleesch en bloed zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.
Maar dan de deur der hope in den weg des verbonds, de poorte der gerechtigheid in Christus' bloed, waarvan de geloovigen mogen weten en belijden, dat die deur even zoo goed is ontsloten voor kleinen als voor grooten, omdat het niet gaat door iets dat uit den mensch is, ook niet door iets uit den geloovigen en den belijdenden mensch, maar enkel en alleen in den weg van vrije genade in Christus, welke vrije genade de Heere even goed wil openbaren en even goed wil schenken en even goed wil afteekenen en bezegelen aan kleine kinderen als aan volwassenen.
Geboren in het midden der gemeente, lidmaten der gemeente zijnde, mogen zij voor die deur worden neergelegd en door die deur worden ingedragen, belijdende, dat de Heere de God des verbonds is en dat Jezus Christus ook kinderen de handen wilde opleggen en hen zegenen.
Dan naderen zij tot de afwassching der zonden in Christus' bloed, en de Heere wil beteekenen en verzegelen, dat Hij ook het zaad van de geloovigen will gedenken en aannemen en wasschen en reinigen en heiligen.
Tot die verbondsbeloften in Christus mogen de Ouders met hun kinderen naderen: de afwassching der zonden, de aanneming tot erfgenamen, de gemeenschap aan Christus' dood en wederopstanding, het in ons wonen en heiligen tot lidmaten van Christus door den Heiligen Geest, dat is nu mogelijk, ja, waarachtig mogelijk krachtens het verbond Gods, Die om Christus' wil tot de geloovigen wil zeggen: Ik wil u tot een God zijn en de God van uw zaad.
Naar het vleesch, naar de natuurlijke geboorte is het voor ons kind afgesneden en onmogelijk om zalig te worden, omdat het daadwerkelijk in Adam begrepen, zondig en schuldig aan allerhande ellende en leed, ja aan de verdoemenis zelve onderworpen is, maar — nu is het niet behouden, nu is het niet voor eeuwig binnen, nu is het niet verlost van dat alles, — doch, daar staat de God des verbonds in Christus en zegt: ook voor kinderen is in Christus raad, ook in Hem zijn schatten van zaligheid en eeuwig leven; nadert nu en Ik zal het u beteekenen en verzegelen, dat Ik ook voor uw zaad een God van zaligheid wil zijn. Hierdoor zijn de kinderen uit geloovige ouders den Heere in Christus geheiligd, zij behooren tot het afgezonderde volk, dat den Heere heilig is, zooals de kinderen, in Israël geboren, den Heere heilig waren; het waren Zijn kinderen en moesten het teeken der besnijdenis ontvangen.
Zoo mogen onze kinderen, die aan de verdoemenis onderworpen zijn, gedoopt worden, als den Heere geheiligde kinderen om Christus' wil, ontvangende het teeken van dat genadeverbond, waarbij de Heere Zijn belofte in deze bezegelt als waarachtig.
Kinderen van hen, die niet tot de gemeente behoorden; kinderen die buiten het verbond vielen door hun niet-geboren worden uit ouders, die in het midden der gemeente meeleefden, vielen hier buiten. Die mochten en konden zóó niet gedoopt worden. Die lagen niet op deze heilige erve, die vielen niet onder deze verbondsbelofte, die waren den Heere in Christus niet heilig of afgezonderd. Daarvan zei de Heere, de God des verbonds, niet: het zijn Mijne kinderen! Dan zijn het „vreemdelingen van het verbond". Het „heilig" in de eerste Doopvraag is de verbondsheiligheid en niet de inklevende heiligheid, welke een „veranderd" mensch daadwerkelijk in Christus aan eigen ziel ontvangt.
We denken hier aan 1 Cor. 7 vers 14: „Want de ongeloovige man is geheiligd door de vrouw en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den man. Want anders waren uwe kinderen onrein; maar nu zijn zij heilig".
Hier kan het geen zedelijk en inwendig heilig zijn, want dan was de ongeloovige geen ongeloovige meer! De kinderen zijn ook, even goed als van twee andere menschen, „van nature kinderen des toorns" (Ef. 2 vers 3) maar door de verbondsbetrekking van één der ouders nu binnen het verbond geboren en heilig; heilig door het verbond, waardoor de ouders heilig zijn; heilig, niet als menschen haar hun personeelen staat, maar heilig als echtgenooten, hetzij de man door de vrouw, of de vrouw door den man; en zóó ook de kinderen niet in hun personeelen staat maar als kinderen uit die ouders geboren. Zulk een huwelijk is heilig, zegt Paulus, en de kinderkens, uit zulk een huwelijk gewonnen, zijn niet onrein, zijn geen heiden-kinderen, maar ze zijn heilig, christen-kinderen, geboren binnen het verbond! De heiligende hand Gods is over dat huwelijk en over die kinderen, als de God des verbonds zich met die gehuwden (gemengd huwelijk) inlatende en dan heeft men niet het recht om aan zulke kinderen het teeken des verbonds in den Doop te weigeren, want ze zijn den Heere heilig!
De kinderen der bondgenooten worden Gode gegenereerd, zij komen Hem toe uit kracht van het Verbond. Zelfs toen Israels volk zóó diep was gezonken, dat het kinderen aan Moloch offerde, noemt de Heere dezen Zijne kinderen, wijl Hij het verbond nog niet van het volk had weggenomen. Ezechiël 16 vers 20, 21: „Uwe zonen en uwe dochteren, die gij mij gebaard hadt, hebt gij genomen en hebt ze den afgoden geofferd, mijne kinderen hebt gij geslacht".
En zoo staat het nu met de kinderen van Ouders, die leven in het midden van de gemeente des Heeren. Zij staan daar voor het aangezichte Gods, vaders en moeders en kinderen, zooals Mozes dat omschrijft in Deut. 29 vers 10 enz. „Gij staat heden allen voor het aangezichte des Heeren uws Gods, alle man van Israël, uwe kinderkens, uwe vrouwen enz., om over te gaan in het verbond des Heeren uws Gods". Of zooals Joel het beschrijft (2 vers 16) als een plechtige verbodsdag aldus wordt uitgeroepen: „Verzamelt het volk; heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens en die de borsten zuigen".
De kinderkens kunnen geen geloof hebben, hebben geen belijdenis zeggen de Wederdoopers en zoovele anderen, die in secten samenleven. De Kinderdoop wordt dan veracht. Ook niet zelden omdat men erfzonde en erfschuld ontkent.
Maar wij leggen deze dingen alle als dwalingen op zij en wij spreken van het verbond Gods, en wij zeggen: Zijn de kinderkens in de gemeente begrepen, zoo komt hun óók het teeken der inlijving toe, hetwelk onder het Nieuwe Testament het teeken van den Doop is. De kinderen zijn den Heere heilig, heilig door het verbond. De kinderen zijn niet eerst heilig, doordat zij gedoopt zijn, maar omdat zij heilig zijn komt hun de Doop toe. Daarom moeten Christenouders ook niet met alleriei redeneeringen, met allerlei veronderstellingen of wat ook komen, maar eenvoudig en geloovig Gods genadeverbond in Christus aanvaarden, dat verbond, dat ook hun kinderen mede insluit.
De grond, waarom de kinderkens mogen, ja moeten gedoopt worden, is niet, dat zij misschien uitverkoren zijn, ook niet dat zij verondersteld worden wedergeboren te zijn — God komt in Christus als de God des verbonds en tot dat verbond behooren zij en door dat verbond zijn onze kinderen den Heere heilig, waarvan de mogelijkheid ligt in Christus Jezus, Die Zichzelf gaf als den Verbondsmiddelaar.
Nu Hij er is, is er ook voor onze kinderen, krachtens Gods verbond, een weg ter ontkoming, waarvan de Heere een teeken wil geven aan hun voorhoofd; welke wondere belofte Zijns verbonds Hij wil bezegelen als echt en waarachtig zijnde in den Zoon Zijner eeuwige liefde.
(Wordt voortgezet).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's