Staat en Maatschappij.
Groote verantwoordelijkheid.
De uitslag der verkiezingen legt een groote verantwoordelijkheid op de partijen der rechterzijde.
De toestand, waarin 's lands financiën verkeeren, waarbij voor het loopend jaar op een tekort van 100 millioen wordt gerekend en van de uitgaven die met 10-tallen millioenen de inkomsten overtreffen, kan zoo niet blijven. Zulk een financiëele politiek zou ons land tenslotte brengen op den weg, waarop zich op dit oogenblik de centrale landen van Europa bevinden, en waarheen op den duur ook België en Frankrijk zullen gaan.
Daarom zal als eerste eisch aan de regeering en de nieuwe Kamer moeten worden gesteld, dat er voor den vervolge algeheele overeenstemming kome tusschen de rijksinkomsten en de rijksuitgaven, d.w.z. dat er gezorgd wordt voor een sluitende begrooting.
Dat het in evenwicht brengen van de uitgaven , met de inkomsten niet in het eerste jaar zal zijn te verkrijgen, laat zich begrijpen. Echter zullen de begrootingen voor het komende jaar zóó moeten zijn ingericht, dat een belangrijke stap naar meer zuinig beheer van 's lands geldmiddelen wordt gedaan.
Evenzoo zal in de wetten, welke in den laatsten tijd tot stand kwamen en die groote offers van de schatkist hebben gevraagd, ook al zal dit hier en daar teleurstelling geven, zoodanige ingrijpende wijzigingen moeten worden aangebracht, dat beteekenende besparing op de uitgaven worde verkregen. En zooals het met de bestaande wet ten behoort te geschieden, zoo zal ook de wetgevende arbeid van de komende parlementaire periode in het teeken moeten staan van het zetten van „de tering naar de nering, "
Zal alzoo het te voeren financiëele beleid de volle aandacht van de regeering en de Kamer moeten hebben, niet minder zal door Kabinet èn, Pariement te letten zijn op hetgeen het economisch en het sociale leven van ons volk in de naaste toekomst behoeven.
Vooral in een tijd van malaise en achteruitgang in zaken als waarmede verscheidene groepen der bevolkintg hebben te worstelen, zullen krachtige maatregelen tot opbloei der bedrijven niet kunnen achterwege blijven.
Nu zou intusschen de oplossing der zoo verschillende problemen, die met den economischen en socialen toestand van ons volk verband houden, niet zoo uitermate moeilijk zijn, ware het dat over ruime geldmiddelen viel te beschikken. Maar nu dit laatste niet het geval is, zooals wij hierboven aangaven, en integendeel op groote versobering moet worden aangestuurd; worden de zaken, v/aarvoor Regeering en Kamer gesteld worden, te ingewikkelder.
Bij dit alles komt dan nog datgene wat bij de stembus werd in uitzicht gesteld, en hierbij hebben wij in het bijzonder het oog op de Antirevolutionaire partij, welke verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van haar program, ook wat betreft die onderdeelen van het program van actie, welke van meer principiëele beteekenis zijn. Wij noemen slechts de Zondagswetgeving, het Onderwijsvraagstuk, de kerkelijke kwestie, de wederinvoering van de doodstraf, den vaccinedwang, enz.
Daarbij moge worden herinnerd aan de toezegging in de slotclausule van het program van actie gedaan, n.l. dat eerst dan tot samenwerking met andere partijen zal worden overgegaan, wanneef vaststaat, dat een belangrijk gedeelte van de programpunten, in het program van actie voorkomende, in 't regeeringsprogram zal zijn opgenomen.
Zoo de zaken staande, hebben de partijen der rechterzijde en heeft met name de Antirevolutionaire partij groote verantwoordelijkheid bij de samenstelling van het program der regeering en ten opzichte van de dingen, die daarna zullen gebeuren.
Het Hooger Onderwijs.
Na het lager, zal nu ook het middelbaar en óok het hooger onderwijs aan de beurt moeten komen. En dan zal het wellicht blijken, dat het hooger onderwijs toch maar niet, zonder meer, met het lager op één lijn te stellen is en naar één methode kan worden behandeld door den wetgever.
Ons kleine landje zit nu met drie Universiteiten. Amsterdam heeft er zelf óok een. Een technische hoogeschool te Delft. Dan de hoogeschool voor dierartsen ; dan Rotterdam met de handelshoogeschool ; Wageningen met de landbouwhoogeschool. 't Is al heel wat en dan komt het vrije hooger onderwijs : de Vrije Universiteit te Amsterdam ; straks de R.C. Hoogeschool te Nijmegen of waar dan ook.
't Wordt een probleem. Een probleem voor den wetgever ; voor den belastingbetaler ; voor de voorstanders van het vrije hooger onderwijs.
De heer H. Colijn, onze wakkere voorzitter van het Centraal Comité, nu ook directeur van de Vrije Universiteit, heeft op de laatste wetenschappelijke samenkomst dier Universiteit te Leeuwarden het vraagstuk van het bijzonder hooger onderwijs onder de oogen gezien toen hij sprak over „de toekomst van het Vrije Hooger Onderwijs."
Waar het halve eeuwfeest der Vrije Universiteit niet zoo lang meer op zich zal laten wachten, meende de heer Colijn, dat het nu tijd was zich te beraden en bij de vraag stil te staan : Hoe verder ?
Er is per jaar onmiddellijk noodig voor de Vrije Universiteit, om opheffing te voorkomen, een som van f35000.—. Om in de behoefte aan een behoorlijk Universiteitsgebouw te voorzien, berekende de spreker f64000.— ; dat is f 100.000.— per jaar om de Vrije Universiteit op haar t e g e n w o o r d i g peil te houden en haar te huisvesten in een passend gebouw.
Voor noodzakelijke uitbreiding van leerkrachten zal f250.000.— noodig zijn, met inbegrip van laboratoria.
Dat komt voor de Vereeniging van Hooger Onderwijs op Gereform. grondslag hier op neer, dat de 1, 1/2 ton inkomsten, waarop nu gerekend kan worden, met 3 1/2 miljoen moeten worden verhoogd en dus tot e n h a 1 f miljoen per jaar moeten stijgen om in 1931 op niet al te belachelijke wijze te voldoen aan den eisch der wet ; de drie bestaande faculteiten zoodanig te richten, dat zij aan bescheiden eischen kunnen beantwoorden — en daaronder behoort ook het bezit van een eenvoudig, doch behoorlijk ingericht gebouw.
£lk jaar zaher dus nog 3 1/2 ton gevonden moeten worden boven de gewone inkomsten van nu, die nu 1 1/2 ton bedragen. Maar dan is men er nog lang niet.
Spreker ging alsnu na wat een Universiteit die volledig uitgegroeid is, eigenlijk kost. Voor een normale Rijksuniversiteit als die te Utrecht is op de Staatsbegrooting voor dit jaar 214 millioen uitgetrokken. De oprichting van gebouwen, laboratoria, ziekenhuizen e.d., valt hier nog buiten. En dat beteekent wat : alleen het in aanbouw zijnde Ziekenhuis te Leiden kost 15 millioen gulden. De Theologische, Litterarische en Juridische Faculteiten te Utrecht kosten per jaar f 550.000.—, de andere twee faculteiten f1, 700.000.—.
Met hoeveel soberheid de V.U. werkt, blijkt het best, wanneer men de uitgaven voor hoogleeraren aan de vrije eens vergelijkt met die van Groningen. In de drie faculteiten is practisch een gelijk aantal studenten. De Vrije telt er 216 en Groningen 209. Maar voor de hoogleeraren in die drie Faculteiten werkzaam, betaalt het Rijk ruim (220.000.— en de Vrije, wanneer de vacaturen Bavinok en Fabius vervuld zijn, ruim f130.000.— of f90.000.— minder. Hieruit blijkt, dat wat directeuren vroegen in hun circulaire, niet overdreven is, want als zij voor de drie Faculteiten alles kregen wat zij noodig oordeelden, zouden de meerdere uitgaven voor hoogleeraren en lectoren nog niet het gevonden verschil met Groningen bereiken ; d.w.z. zouden na den uitbouw, zooals die gewenscht wordt om de Vrije geheel op peil te brengen, de uitgaven voor onze Universiteit, 'bij gelijk aantal studenten, ten behoeve van het doceerend personeel nog niet de uitgaven halen, die het Rijk voor de drie Faculteiten te Groningen te doen heeft.
Kan ons volk, vraagt spreker, jaarlijks 5 ton voor de V.U. bijeenbrengen, waar reeds zooveel gevraagd wordt voor arbeid van barmhartigheid, de Zending, de Theologische School, enz. ? Spreker meent van wel, als het volk dan ook maar het besef heeft, dat de eindstreep gehaald is. Het bedrag is wel groot, maar niet onoverkomelijk. De Gereformeerde Kerken tellen 230.000 belijdende lidmaten, spoedig 250.000. Draagt ieder f2.— bij, dan is het half millioen gevonden.
Maar is dit bedrag er, dan zullen we nog maar 1/2 van een complete Universiteit hebben. In dezen tijd is een bedrag van 114 millioen per jaar noodig om een eenvoudig ingerichte complete Universiteit te bekostigen. Maar aan de inzameling van zulk een bedrag in onzen kleinen kring valt niet te beginnen.
Maar wordt nu de inzameling van slechts 1/2 millioen niet reeds moeilijk, omdat men werken moet onder het drukkende gevoel, dat het einddoel toch nooit bereikt wordt ? Al moet de zuinigheid betracht, toch kan op goede gronden Staatssubsidie bepleit worden. Echter zou spreker een financiëele gelijkstelling van Openbaar en Bijzonder Hooger Onderwijs niet in het belang van het Onderwijs zelf achten. En wel vooral omdat reeds nu ér moeite is alle leerstoelen aan de Universiteiten te bezetten ; wat zou 't worden als er twee volledige Universiteiten kwamen ?
Hoe dan de oplossing te zoeken ? Sprekers verblijf in Engeland en kennismaking met de Universiteiten van Oxford en Cambridge, heeft spreker richting gegeven aan zijn denken hierover.
(Wordt vervolgd).
De Christelijke Arbeidersbeweging.
Wij ervaren telkens, dat er nog zooveel arbeiders — èn ambtenaren èn middenstanders — die van Christelijke belijdenis zijn en eerbied toonen te hebben voor Gods Woord, in neutrale Vakvereeniging georganiseerd zijn of lid zijn van een Vereeniging, waarin absoluut geen rekening wordt gehouden met Gods Woord of Gods dag. Dat is te bejammeren. Vooral in dezen moeilijken tijd moet het geestelijke vóórop en het beginsel mag geen schade lijden. Alleen in rechte wegen kunnen we vooruit komen en zóó ook alleen kan door degenen, die zich naar Christus noemen, de meeste kracht wor den ontwikkeld ten goede.
Gelukkig blijkt het telkens, dat ons Christelijk beginsel bij onze arbeiders nog leeft. Dat het meespreekt en dat het den doorslag geeft. Bij al het zoet gefluit van socialist en liberalist laten zij zich niet verleiden om hun Christelijk beginsel los te laten. Het mag nog leven bij velen, bij mannen en bij vrouwen : zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid, en alle andere dingen zullen u worden toegeworpen.
Ook bij den laatsten stembusstrijd hebben duizenden, die misschien overigens een leven niet zonder moeiten en zorgen hebben, bet geestelijke zwaarder laten wegen dan de stoffelijke dingen. De Heere heeft ons daarin ook nog weer genade bewezen, wat voor ons volksleven van 't grootste belang is te achten.
Natuurlijk, dat vooral de socialist dit met leede oogen aanziet. Maar het is voor ons oorzaak van groote blijdschap.
In dit verband laten we hier volgen wat „D e O p b o u w", orgaan van den Ned. Chr. Bouwarbeidersbond schrijft als nabetrachting op de zoo mooie overwinning bij den stembusstrijd door de Christelijke partijen behaald.
Dit blad schrijft : Spijtig schrijft „Het Volk"dat dit stembusresultaat mede te 'danken is „aan het vasthouden van kerkelijke arbeiders aan de kerkelijke partijen, ook al wordt daardoor hun maatschappelijk belang geschaad."
Schooner getuigschrift is den Christelijken arbeiders zelden uitgereikt. De opperste leiding der sociaal democratie erkent hier openlijk dat de Christelijke arbeiders nog heden ten dage in massa de socialistische aanbiedingen van maatschappelijke beloften en voordeelen versmaden, omreden het dieper liggend verschil door hen maar al te goed wordt gevoeld. De versmaadheid der Christelijke beginselen in de politiek wordt door de Christelijke arbeiders voor meerderen rijkdom geacht, dan de schatten der socialistische beloften. En wanneer het tenslotte zou gaan over de maatschappelijke belangen op zichzelf, ook dan vertrouwen wij ons liever toe aan de Christelijke partijen dan aan de rooden !
Wij zijn dankbaar vobr hetgeen op het gebied der sociale wetgeving in dé afgeloopen vierjarige periode is bereikt. Den tegenwoordigen Minister van Arbeid en met hem het geheele Ministerie en de geestverwante Kamerfracties, behoort bij deze gelegenheid een woord van oprechten dank te worden gebracht.
De vermindering van het aantal socialistische en revolutionaire Kamerzetels beschouwen wij als een gezonde opruiming in onze volksvertegenwoordiging.
Van gelijke gedachten zijn wij ten opzichte van den liberalistischen achteruitgang. Afgezien nog van de onverzoenlijke principiëele tegenstelling, die ons van het liberalisme verwijderd houdt, heeft de liberalistische politiek ons als arbeiders meer kwaad dan goed gedaan. En daarom verheugt het ons, dat het liberalisme staatkundig „op" raakt.
Practisch is de liberalistische economie echter nog lang niet overwonnen. In de bezuinigingsleuze herleeft voor menigeen de zucht naar algeheele staatsonthouding in de behartiging der sociale belangen onzes volks En daarom verzwaart deze stembusuitslag ook de taak van ons als Christelijke arbeidersbeweging. Zonder twijfel erkennen we ook in dezen verkiezingsuitslag den meerderen invloed der Christelijke arbeidersbeweging. In dat opzicht wenschen we „H e t Volk" niet tegen te spreken. Maar voortdurende activiteit onzerzijds is geboden. Wij zien zeer zeker in de overwinning der rechterzijde een overwinning op de reactie. Doch de tijden zijn-in economisch opzicht uiterst moeilijk. De oplossing van het financiëele vraagstuk zal naar alle kanten van ons volk opofferingen vorderen. Ook in materiëelen zin van den arbeidenden stand.
Het brengen dezer offers zal echter lichter worden gemaakt door grooter toewijding in arbeiderskringen. Wij zullen onzen dagelijkschen arbeid in het belang van het economisch herstel met volle intensiviteit moeten presteeren. Zoo zelfs, dat de revolutionair gezinde arbeiders door onze houding tot meerdere toewijding aan de algemeene zaak zich genoopt zien.
Op de leiding van het economisch leven zullen wij echter door middel onzer organisatie invloed moeten oefenen. Niet slechts in de dagelijksche vakactie, maar met evenveel ernst in de vertegenwoordigende colleges, zoo van politieken als van maatschappelijken aard. De stembusuitslag moet voor ons beteekenen, dat wij ook in dezen aan invloed hebben gewonnen.
Zoo hopen wij dan met ijver op te trekken ter bestrijding van socialisme en liberalisme en tot versterking van de Christelijke stroomingen onder ons volk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1922
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1922
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's