Stichteiijke overdenking.
En als zij Hem wegleidden, namen zij eenen Simon van Cyrene, komende van den akker, en leiden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg. En eene groote menigte van volk, en van vrouwen volgde Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden. En Jezus zich tot haar keerende zeide: ij dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over u zelven en over uwe kinderen. Lucas 23 : 26—28.
Op den weg.
Twee dingen zijn zeer duidelijk; ten eerste, dat de Heere de zonde haat, en ten tweede, dat Bij Zijn volk, dat uit arme zoudareu bestaat, lief heeft. Nooit bewees de Heere — d. i. de Drieëenige God, want een andere iserniet! — Zijne genegenheid krachtiger, dan toen de Middelaar Zijn „weg van smarte" ging; en nimmer blonk de luister Zijner vlekkelooze heiligheid klaarder uit, dan juist ten tijde, dat de Christus Gods Zich ten offerande stelde.
's Heeren algemeene liefde vlecht nog zilverdraad in de historie van elk menschenleven en in dat van alle volk, zelfs in de bangste tijden; maar Zijne bizondere gunst doorstikt het leven Zijner kinderen met gouddraad om te bewijzen, hoezeer Hem de welstand van Sion aan 't harte gaat.
Hij zorgt voor hemelsche huisvesting en voor manna eiken dag en verliest in zorge en gevaren geen enkele der Zijnen uit 't oog. Hij deed dit niet, Zelf in arbeid en moeite zijnde om harentwil; zou Hij 't dan nu doen, nu Hij ten troon zit, bekleed met alle macht in hemel en op aarde ?
Er is een volk, dat telkens vreest, dat; Hij vergeet genadig te zijn, al weten ze eigenlijk wel beter; want hoe zou Hij dat doen ?
De Heere trekt het Zich aan, als Zijn eigen kinderen Hem verdenken (en krenken!) en Hij heeft het er niet naar gemaakt.
Of wel? In de lijdensgeschiedenis is telkens bewijs van Zijne ontferming in de toe-passing van de vrucht Zijns lijdens. Niet 't minst m de verzen, welke hierboven' staan afgedrukt. |
Gij weet allen wat er geschied is in Kajaphas zaal en m Pilatus' rechthuis. t Vonnis is geveld. Wreede barmhartigheid had gefaald; t pleit op medelijden des volks was verloren door den Landvoogd-rechter; de victorie der boosheid over lafhartige zwakheid is volkomen; rechtsverkrachting bracht nooit heil in deze orde van zaken; alleen hoogere orde brengt terecht, wat menschen, wat Jozefs broederen ten kwade denken.
Pilatus, met Gods geheim even onbekend als met de plage des harten, heeft geoordeeld, dat des volks eisch geschieden zou. En toen hebben ze Hem den purperen mantel van de bloedende leden getrokken — en hoeveel wonden bedekte deze mantel! — en Hem Zijn eigen kleederen aangetrokken en Zijne kleeding omgeworpen. Anderen dragen de kruispaal aan, en leggen Hem, naar Romeinsch gebruik, op Zijn schouder. Zij braveeren over Hem. Zij meenen Hem te ruwer te kunnen behandelen, naarmate ze nu zekerder zijn van hun succes.
De zijpoort van 't rechthuis gaat open; de menigte op straat heeft reeds lang genoeg met ongeduld gewacht. Daar komt beweging, nu Hij, naar de eenvoudig aangrijpende teekening, uitgaat „dragende Zijn kruis." De ellendigste van het drietal kruisdragers scheen wel Hij, die door slagen en striemen was gefolterd en verzwakt.
Ziet gij ook niet, hoe zich iets van helsche blijdschap teekent op 't gelaat van de Oyersten des volks, nu ze aan 't hoofd van de menigte der toeschouwers dit drietal ter dood veroordeelden volgen ?
Jezus wordt ter poorte uitgeleid, haast zei ik, uitgebannen. Het is niet behoorlijk dat zulk een level
Buigt uwe hoofden, mijne lezers, als gij in deze uitleiding, als ge in dit banvonnis, uw vonnis gelezen hebt en heel op den achtergrond dezer geschiedenis (want geschiedenis is het!) uwe uitdrijving uit het Paradijs ziet! Laat bij de droeve en donkere gedachten aan uwe schuld, hier hemelsche lichtglanzen u omstralen, opdat gij, buigende voor Gods gerechtigheid, mocht iudrinken iets van Goddelijke vertroosting en 't rechte gezicht op den weg naar Golgotha u den uitweg doe zien uit nood en ellende I
Aan Israel, nog in de woestijn, werd evolen om de hchamen der zondoffers uiten het leger te verbranden, 'k Mag aan die inzetting herinneren, nu Hij, ie de „schaduwen" vervult en verdrijft, buiten de stad wordt gebracht, opdat uwe andacht bizonder op° Jezus Christus als ondoffer zou gevestigd worden: „Want welker dieren bloed gedragen werd in et heiligdom door den Hoogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats."
En nu wijst de Heilige Geest in verband daarmee op de hooge beteekenis van dezen uitgang, als Hij zegt: Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. Ja, Hij voegt op dezen grond er eene bizondere vermaning aan toe voor 't volk Gods, om af te gaan van uitwendige voorrechten en voordeelen, welke onbestaanbaar zijn met het deelgenootschap aan Christus en al Zijne weldaden, als Hij zegt: Zoo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijne smaadheid dragende.
En al weten wij wel dat het Zijn welehagen der liefde was dezen weg te aan, niettemin was het een weg van smaadheid, nu Hij als zondoffer, beladen met den vloek des volks (een vloek geworden voor ons, zegt een apostel) uitgaat uit Zijn stad „dragende Zijn kruis", zichtbaar teeken van den vloek, welke op Hem ligt.
Stondt gij ooit alleen met uw schuld en in de overtuiging van het rechtvaardig vonnis uwer verdoemenis? Sneed tot diep smartelijk gevoelen, ook u door de ziele het ontzaggelijke van het woord ga weg van Mij, gij vervloekte van het woord: in het eeuwige vuur? — Hebt gij gebeeft, hebt gij gesidderd bij de gedachten, dat eindvonnis te moeten hooren uit den mond van den liefsten Heiland van zondaren? Dan is slechts een weinig gevoeld van Gods sententie, welke hierin over den Middelaar ging.
Een gedeelte van den weg is afgelegd.' 't Gaat den krijgslieden te langzaam Misschien vreezen de Joden dat Hij bewijken zal onder 't kruis. En hun triumph is het Hem aan 't kïuishout te zien, naar zij oordeelen. De dienstknechtsgestalte verbijstert hen; van Zijne Goddelijke natuur willen ze niet weten en hebben er geene kennis van, dat deze „de aangenomen menschelijke natuur, alzoo versterkt, dat zij den last des toorns Gods tegen de zonde dragen kan".
Ons schoon avondmaalsformulier wijst er zoo heerlijk op, „dat Hij de vervloeking van ons, op Zich geladen heeft om ons met Zijne zegening te vervullen.
In de Roomsche Kerk leert men, volgens de teekeningen in de kerkgebouwen, dat Jezus valt onder 't kruis.
Wij lezen daarvan in onzen Bijbel niet. 't Wil ons voorkomen eene dwaze gedachte te zijn, begrijpelijk, omdat des Heeren eigen kinderen vaak denken, dat Hij, dat Hij in Zijne leden bezwijken zal Hij bezwijkt nooit! Ook heeft Eij de hulp van menschen, van geen enkelen Simon noodig. De zaak staat anders. Er is, in wat volgt, van geen medelijden sprake bij de heidensche soldaten en geene begeerte om den Heere eenige verlichting aan te brengen; wij weten niets van een bezwijkenden Held, wien menschen ter hulpe moeten komen; maar daar is haast bij dit werk. Onrustige gewetens hooren altijd: wat gij doet, doet het haastiglijk. Zij de leidslieden, kunnen niet rustig zijn, zoolang Hij leeft; in die onrust zelfs is de spraak van de Majesteit van den Kruisdragenden Heiland.
't Gaat in een menschenhart wonderlijk toe. De gedachten aan een levenden God brengen onrust, daarom de stelling (!) aanvaard, dat God niet bestaat, dat Hij niet leeft.
Die onrust dwingt een man, door de morgenschemering tot den arbeid geroepen, - en die huiswaarts wil keeren, om het kruis achter Jezus te dragen. Hij wordt op 't alleronverwachtst ingewikkeld in de kruisgeschiedenis. Zij sparen den armen Africaan deze smaadheid niet, en onwaarschijnlijk is het niet, dat het dezen Simon een rijken zegen moest worden, welke in zijn geslacht nog, door genade, vruchten droeg.
Wij wenschen het wel, dat nog in dit oorlogsjaar menigeen, die „van den akker komt" plotseling wordt betrokken in de geschiedenis des lijdens en zijn levensweg in verband gezet wordt met het kruisgeheim.
't Hout des vloeks is dan gelegd op den schouder van den man uit Cyrene, dat hij het achter Jezus droeg.
Voor korten tijd wellicht; en 't blijft het kruis van Christus.
Heeft de Heere door deze schikking te beter gelegenheid willen hebben, om Zijne prediking op den weg naar Golgotha te houden?
Immers, nu keerde Hij zich tot de weenende dochteren van Jeruzalem en gaf hun in Zijn Woord 't rechte inzicht in het heden en wijst hun aan de profetie, welke hierin gelegen is voor de ontzaggelijke toekomst van Israels volk.
Ook Simon, met 't kruis op zijn schouder, hoort dit aan. Misschien de eerste prediking, welke hij hoort. Velen hebben daarna „met een kruis op den schouder", soms een zwaar kruis, de predikende Christus gehoord en zijn door goddelijke onderwijzing bemoedigd, om hun kruis achter den Heere te dragen. Maar dan was dit toch alleen, omdat Christus het kruis heeft verdragen en de schande veracht en nu gezeten is, als Middelaar, aan de rechterhand des Vaders.
Wij willen Simon de eere (of smaadheid) niet benijden, om dat „stuk hout" te dragen; voor hem was er geen vloek in, omdat hij geen vonnis droeg; ook was er geene liefdedienst in jegens den I Heiland.
Duizende Simons met een kruis bren-' gen geen heil aan.
In strikten zin is er maar Eén kruis-, drager, die redt van den dood en die door de zegenende kracht van Zijn lijden '' een volk gewillig maakt, om in den 1 weg der zelfverloochening te gaan, en hun kruis op te nemen achter Hem aan.
Dit voorrecht, deze eere is benijdenswaard
Hoofdzaak blijft dat Jezus Christus zoo zwaren last draagt om Zijne barmhartigheid te bewijzen en de wereld .bekenne, dat Hij Zijn volk liefheeft,
Van Hem geldt ten volle het woord: opdat Aaron drage de ongerechtigheid der heilige dingen, om henlieden voor 't aangezicht des Heeren aangenaam te maken.
Het kruis mocht wel een sleutel genoemd worden op den schouder van dezen Held, waarmede Hij optrekt om : de poort te openen en vrijen toegang "te beschikken tot eeuwige barmhartigheid, voor een ieder, die in Hem alleen den weg open ziet.
Adam vlood en had de deur achter zich gesloten; mede voor al zijne nakomelingen; hier gaat de tweede Adam gebannen uit Jeruzalem en Hij ontsluit de poort van het Hemelsch Jeruzalem, voor alle volk, dat zich waardig buitengesloten ziet en nochtans kloppen moet (en mag) om binnen gelaten te worden tot roem van vrije gunst.
Laat ons tot Hem uitgaan buiten de legerplaats Zijne smaadheid dragende!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1916
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1916
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's