De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

10 minuten leestijd

Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. Openb. 2:10^.

Getrouw tot den dood.

't Was in het jaar 156 na de geboorte des Heeren, dat over de Christen-gemeente te Smyrna in Klein-Azië een felle storm van vervolging opstak. Bij degenen, die uit hun woningen werden gesleurd en onder bedreiging met de wreedste straffen werden geperst en geprest om bij den keizer te zweren en Christus te lasteren bevond zich ook de hoogbejaarde, waardige voorganger Polycarpus. Aandoenlijk was 't antwoord dat de eerbiedwaardige grijsaard staande aan den voet van den rookenden brandstapel gaf op de bedreigingen zijner beulen: „Ziet, ik dien mijn Koning nu 86 jaren, en hij heeft mij nooit kwaad gedaan, hoe zou ik Hem dan nu kunnen lasteren." Zonder deernis werd nu de grijsaard met ruwe hand den brandmijt opgeduwd en ook daar nog klom zijn dankgebed ten hemel tot zijn Koning, die hem waardig had gekeurd om Zijns Naams wil smaadheid en smart te lijden, totdat de vlammen zijn stem verstikten en engelen hem droegen in de armen zijns Heilands.

"Wie deze treffende historie leert kennen, denkt onwillekeurig aan 't woord, dat eens tot Polycarpus' gemeente van 's Heeren wege werd gericht: „weest getrouw tot den dood." Waarlijk deze grijze discipel van Jezus Christus heeft genade ontvangen, om getrouw te zijn; hij heeft de kroon ontvangen, en zijn roerendschoon getuigen is in de heugenis der eeuwen bewaard, en helpt ons bij de ontvouwing van bovenstaand Schriftwoord.

Trouw is een lieflijk goed, dat slechts spaarzaam wordt gevonden. Ze is geen vrucht van eigen akker; ze is als een bloem die uit hooge sferen neerdaalt op ons kruisdragerspad; trouw is als een oase in de wildernis van dit verzondigd en verlengend leven; ze is als de lichtvonken die de hand van Gods deernis uitzaait in den donkeren nacht onzer zonde.

De zonde is ontrouw; dat blijkt uit haar ontstaan in deze wereld. In de moederzonde kunt ge alle zonden in kiem weervinden, maar 't kwaad der trouweloosheid treedt er zeer sterk in naar voren. Of was 't geen trouweloosheid, als de mensch zich tegenover zijn goddelijken Maker en Weldoener met diens vijand verbindt. Ontrouw is nog één der booze trekken in 't ontluisterd en geschonden menschkarakter. Zij, die niet willen hoeren van de verdorvenheid der menschelijke natuur, worden in hun vasthouden aan den adel der menschheid wel op 'n harden proef gesteld, nu onder de volkeren het verdrag waardeloos wordt geacht als 't papier, waarop 't beschreven staat, en de hondstrouw niet langer duurt dan 't eigenbelang vordert. En in de onderlinge verhouding der mensphen is 't weinig anders. De wortel der trouweloosheid woont in elk hart, en 'tis slechts dank te weten aan Gods algemeene genade, dat zij nog niet meer voortwoekert en verwoest.

Maar zoo verachtelijk de trouweloosheid is, zoo verkwikkend is de trouw.

Zij adelt de verhoudingen van man en vrouw, van vriend en vriend, van ouders en kinderen, van heer en knecht. Zij beveiligt de schoonste en kostelijkste goederen, die ons nog gelaten zijn in dit leven. De vriend, die partij kiest voor den verongelijkten afwezigen vriend, dwingt achting af. De knecht, die 't belang zijns meesters, hem toevertrouwd, behartigt als waar 't zijn eigen, neemt u in. De hoogste en schoonste openbaring der trouw is die van een Polycarpus, de trouw in Gods volk aan zijn eeuwigen Koning.

Al wat aan trouw in deze wereld wordt gevonden, komt van Boven, van den Vader der lichten. Dat geldt in dubbele zin van de trouw der gemeente aan den naam en de zaak des Heeren. Waar de kiem der trouweloosheid in elk menschenbart woelt, daar is dat bijzonder 't geval tegenover den Heere onzen God.

Onze afkeeringen zijn menigvuldig, belijdt Gods Kerk. Wij zijn zóó zwak, dat wij niet één oogenblik kunnen staande blijven. Zie 'n Petrus, zie hem zelf de betuigingen zijner trouw logenstraffen, als hij zijn Meester tot driemaal verloochent.

Zie al 's Heeren jongeren vluchten als de Heiland in banden wordt weggeleid. Leg uw oor eens te luisteren, en vraag 't aan Gods kinderen, zoo 't niet te onbescheiden is, vraag ze, waarvan ze zich .aan, den avond yan eiken dag 't meest te beschuldigen hebben en zij zullen u antwoorden: onze ontrouw aan den Heere.

't Kan dan ook niet anders, of zij ontstellen, wanneer zij 't woord hooren: Wees getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens; is 't niet terecht, zoo wij daarin beluisteren: indien niet, dan ontgaat u die kroon.

Demas, die de tegenwoordige wereld heeft lief gekregen, is niet gekroond.

Saul, die van den Heere is afgeweken, zonk weg in den eeuwigen nacht der wanhoop.

Maar Paulus, die door genade mocht getuigen: ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; hij mocht er aan toevoegen: voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid.

Het is een aangrijpende waarheid: slechts wie volhardt tot den einde, die zal zalig worden.

Gods eere vordert, dat Zijn Kerk door getrouwheid zal overwinnen. Vandaar ook die bange worsteling, waarin zij van dag tot dag gewikkeld wordt!

O gewis, Christus zou Zijn vrijgekocht kind, voor 't welk Hij alles volbracht en alle gerechtigheid heeft vervuld, ongehinderd in dezelfde ure, waarin Hij 't licht der verlossing doet opgaan in de ziele, kunnen aflossen en tot Zich nemen in heerlijkheid en hem toeschikken wat Hij in den arbeid zijner ziele voor al Zijn volk verwierf.

Maar zoo handelt Hij in den regel niet. Veeleer stapelt Hij druk op druk voor hunnen voet, zoodat de klacht opgaat: mij is bange.

Waarom? Waartoe?

Goud wordt beproefd in het vuur. De diamant des geloofs schittert op 't heerlijkst, als 't schijnsel van den brandmijt der verdrukking er op valt. In de donkerheid van den nacht der beproeving wordt de echtheid van 't werk Gods openbaar in den glans, die er afstraalt. Ook hier geldt 't woord: Ik doe het niet om u, maar om Mijns grooten Naams wille.

Laat ons nu hierop acht geven.

Door ontrouw was de mensch van zitjn God afgevallen. Die trouweloosheid wreekt zich in den-afgrond der vervreemding, die da^r opensplijt tusschen God en den zondaar.

Maar het werk, de raad, het plan Gods kan niet vernietigd worden!

Hij wil een volk, dat Hem dient en mint en eert, niet alleen omdat het niet anders kan, maar ook omdat het niet anders wil. Dat is de troostrijke zin van 't woord uit den llOden Psalm: Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht.

Wat is nu trouw? Dat ge bij iemand blijft, u voor hem bekent, zijn naam belijdt, hem aanhangt, niet omdat het zoo gemakkelijk is, maar ondanks de omstandigheden, in weerwil van het feit, dat ge dan alles en allen tegenkrijgt, en wie u 't naast staan u afvallen. En waarom ? Omdat er een hechte, teere, onbreekbare band is, waardoor ge u innerlijk met hem verbonden, aan hem gehecht en verknocht voelt.

Laat nu uwe gedachten zoeken in te dringen in de aangrijpende historie van den zondeval in Eden. Daar triomfeert Satan, omdat 't hem gelukt is, den mensch af te trekken van zijn God; Satan zegepraalt in de ontrouw des menschen aan God. Maar dat zal niet immer duren. Satan zal vernederd worden.

Daartoe slaat God den weg der genade in: Hij laat door Zijn lieven Zoon de kloof der schuld dempen, en nu door Zijn Heiligen Geest 't hart van zijn uitverkoren kind vernieuwen, herscheppen, wederbaren, opdat in dat van nature verduisterd en verzondigd hart zal glansen de parel van Zijn werk, 't goud Zijner genade, maar nu beproefd, als door vuur. En opdat nu 't werk Gods beproefd blijke, daarom moet Zijn volk getrouw zijn tot den dood. En dat kan slechts blijken in 't vuur van aanvechting en vervolging, van strijd en hoon, van druk en dorsching.

En daarbij moet ge nu niet uitsluitend denken aan dagen als van Polycarpus, waarin 't schijnsel van den brandstapel oplicht in den nacht der vervolging; neen, niemand zal ingaan, of hij moet als door vuur behouden worden, gelouterd in den smeltoven van den druk. Al 't goud, dat aan Gods eeuwigen Tempel schitteren zal, is beproefd, komende uit het vuur.

Daarbij maakt 't eigenlijk weinig verschil of van Joden en heidenen die vervolging komt, dan wel van de geestelijke boosheden. Satan, wereld en eigen vleesch zijn niet minder felle doodsvijanden dan de beulen van Polycarpus; ook zij bedoelen niet anders dan uw eeuwigen ondergang.

En als nu die parel der getrouwheid — werkstuk Gods — glinstert in 't hart van Gods kind, dan moet Satan afdeinzen, zich verwonnen bekennen, alle aanspraken opgeven, en dan blijkt God de Almachtige, Die spreekt en 't is er, Die de dooden levend maakt en de dingen, die niet zijn, roept alsof zij waïen.

Gods eer, de glorie van Zijn onvolprezen Naam, de glans van zijn ongerepte Majesteit eischen, dat Zijn volk getrouw zij tot den dood.

Maar wie is daartoe bekwaam? zucht een bekommerd zondaar. Gij niet, arm menschenkind.

Beeld u nooit in, dat gij door inspanning en ijver van dat goud dier ware trouw één korrelke zoudt kunnen bekomen en doen glansen. Al wat uit u is, is en blijft zonde en ontrouw voor God.

Uw ih verandert of verbetert niet; dat blijft verdorven en ontrouw en goddeloos, tot uw jongsten snik. Wat verandert, dat is dit, dat ge niet meer voor eigen rekening komt te liggen, dat ge als een 'n levende rank in den Waren Wijnstok wordt geplant, en dat God in u 't willen en 't volbrengen naar zijn welbehagen komt werken.

't Is Gods bedoeling niet, om aan Satan te toonen, dat gij nu anders zijt en 't beter weet dan in 't Paradijs, maar dat Zijn werk volkomen is, dat er voor Hem niets te wonderlijk is, dat Hij machtig is, om van de snaren van ons ontrouw en afkeerig hart 't lied der trouw te tokkelen: Wien heb ik nevens U in den hemel, nevens U lust mij niets op de aarde.

God kroont Zijn eigen werk. Dat geeft hope. Zalig worden, dat kunt ge dan alleen, als de parel van 't werk Gods glanst in uwe ziel.

De krone des levens zal alleen bloeien op 't hoofd van hem, van haar, die met Paulus belijden mag: ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.

De noodzakelijkheid van Christus als onzen Borg, als den Wortel van ons Leven, komt ons ook hier weer tegen. Meen niet, dat Polycarpus-in zichzelf beter, trouwer was dan Demas. Neen, maar de een was Christus eigendom, Hem door 't geloof ingeplant, de ander niet. Gekroond wordt alleen wie streed met kracht van Hem, Die de pers alleen trad, en die den doprnenkroon droeg opdat gij, die zijn eigendom zijt, de onverwelkelijke kroon des eeuwigen levens zoudt ontvangen.

Maar vergeet dit niet, ook dan nog draagt ge die kroon niet voor uzelf, maar voor Hem Die u eeuwig h«eft liefgehad, om ze neer te leggen aan Zijne voeten, opdat Hem 't eeuwig Hallel zal prijzen; dan daagt de blijde vervulling van dien schoenen psalm:

Wij steken 't hoofd omhoog en zullen de [eerkroon dragen, Door U, door U alleen, om 't eeuwig [Welbehagen.

O, wanneer gij met verlangende blikken opziet naar die eeuwig-groene lauweren, en oordeelen moet, ziende op uzelf: die kroon is onbereikbaar, putte uw ziel dan kracht uit dit lied:

Uw God, o Isrel, heeft de kracht Door Zijn bevel u toegebracht. O God, schraag dat vermogen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's