MEDITATIE
De grote omkeer in het laatste der dagen
Hosea 3 : 3
Wanneer is dat?
Velen denken bij de woorden „het laatste der dagen" aan de grote dag des oordeels, waarop alles zal worden beslist, het eeuwig wèl of het eeuwig wee. Maar dit is niet de bedoeling der profeten, ook niet bij Hosea. Het laatste der dagen is juist onze tegenwoordige tijd; de tijd vanaf de uistorting van de Heilige Geest tot aan de oordeelsdag; de tijd, waarin de Heere Zich uit het zondige mensengeslacht een Gemeente door Woord en Geest vergadert, ten eeuwigen leven verkoren.
Dit alles geeft op onze tekst een heel ander licht.
Alles, wat onze tekst dus noemt, moet en zal plaats vinden in dit heden der genade, in deze tegenwoordige tijd des welbehagens onzes Gods. Er zal in deze tijd iets groots gebeuren bij velen; een gehele omzetting van hun leven, een vernieuwing des harten, die geweldige gevolgen zal hebben voor tijd en eeuwigheid beide.
Dat er in onze tijden grote dingen gebeuren, zien wij allen. De wereld biedt in deze tijden veel afwisseling en verandering en zelden kunnen wij zeggen, dat het een verandering ten goede is. Er gebeurt veel, dat ons in spanning en onrust brengt of houdt, alles schijnt te veranderen ; de oude dingen verdwijnen, de oude paden worden verlaten; het loslaten van God en Zijn gebod wordt steeds meer openlijk in alle kringen der samenleving. Oorlogen en geruchten van oorlogen ; dreigende hongersnood en geestelijke gevaren zijn niet van de lucht. Ja, er gebeurt veel in onze tijd en menigeen vraagt zich gedurig af, wat er nog meer zal gebeuren. De wereld is optimist en juicht over alle gebeurlijkheden van tegenwoordig. Nu zal er een betere tijd aanbreken; nu gaan vele lastige oude vormen verdwijnen; men droomt soms van een Paradijs op aarde. En daartegenover staan dan de pessimisten, die in dit alles de ondergang der wereld zien naderen ; die het weten, wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen.
Hebt gij door genade ook al geleerd pessimist te worden over de toekomst der wereld ? Wat zou dat een voorrecht zijn! Gebeurt er dan niets meer, wat de moeite waard is en waarlijk groot kan worden genoemd ? Ja zeker, onze tekst spreekt er van, maar dit noemt de mens van nature geheel niet groot; dit acht hij niet.
Want onze tijd met al zijn goddeloosheid en voorthollen op de weg naar het eeuwig verderf, is ook een tijd, waarin de God aller genade de grote omkeer der zielen, de wedergeboorte van Zijn volk bewerkt, waarover de Engelen in de Hemel zich zullen verblijden. Ook de Heere werkt door en er zal niet één van de gekenden blijven buitenstaan ; zij zullen allen in de tijd worden toegebracht en dan zal het einde zijn, en niet eerder, maar dan ook onherroepelijk.
De levensverandering, in de tekst genoemd, brengt de eeuwige zaligheid in de Dag der dagen, terwijl al de schatten der aarde vergaan en doen vergaan in een eeuwig zielsverderf, die ze hebben nagejaagd.
Hoe staat het met u? Hebt gij reeds behoefte aan de goedheid Gods, die alleen in Jezus Christus is; worstelt gij voortdurend als een bekommerd gemaakte ziel in den gebede om de grote omkeer van uw ziel ter zaligheid ? Of leeft gij nog steeds als de optimist en vreest gij niet het oordeel en minacht het aanbod der verzoening van de goede God in dit laatste der dagen ? Weet het toch, dat het vreselijk zal zijn onbekeerd te vallen in de handen van de levende God! Nog kunt ook gij zalig worden, want het is nog het laatste der dagen; wie weet, hoe spoedig dit alles kan voorlbij zijn. De grote omkeer is niet die van de mensen, maar die van God in een mens, en deze omkeer brengt alleen de zaliglheid, want stelt in de verzoende betrekking met God door het bloed van Jezus Christus in geloof aan te nemen.
De Heere Zelf in Zijn vrijmachtige genade lere nog velen onzer bij aanvang of voortgang de betekenis en de mogelijkheid van dit laatste der dagen te verstaan en persoonlijk af, te smeken en alzo de tijd des levens kostelijk te achten en de dagen te leren tellen, opdat wij een wijs hart bekomen mochten.
Laat ons nu bij het licht des Geestes zien, hoe deze bekering tot zaligheid geschiedt en wat zij is. Misschien mocht de Heere ook u deze kenmerken der waarachtige bekering willen schenken door de H. Geest.
1. Ons valt op in Hosea 3 Gods goedheid en Israels verdorvenheid en op welke wijze een God zo goed en een volk zo slecht weer samengebracht worden. Alle waarachtige bekering is alleen uit God en steeds blijft het een feit: Ik ben gevonden van degenen, die naar Mij niet vroegen.
2. Daarna zullen zij zich bekeren: zij zullen berouw hebben over hun afgoderijen en die verlaten. Dit is het ontdekkende werk des Geestes, waardoor het geweten wordt opgeschrikt en dat de voorwaarde is voor alle zaligheid, al is dit ontwaakte geweten nog niet zaligmakend, want dan zal er nog meer moeten gekend worden, gelijk onze tekst dat ook zo duidelijk zegt. Maar eerst deze persoonlijke vraag : zijt gij al ontdekt aan u zelf of in het geheel nog niet? Maakt u toch onder het lezen van deze vraag niet lichtvaardig af, want er staat een eeuwige zaligheid of rampzaligheid mede op het spel. En juist de uitdrukking : het laatste der dagen — leert, dat het einde en het oordeel naderbij begint te komen ! Haast u om uws levens wil en wilt het niet langer uitstellen!
3. Dan volgt er het zoeken van de Heere hun God en David hun Koning. Dat is het volgende punt op de weg ter zaligheid. Zij, die God willen zoeken en genade bij Hem vinden, moeten naar Hem vragen en Hem leren kennen, begeren met Hem verzoend te worden. Leeft die begeerte ook al werkelijk in uw hart ? Het zoeken naar God veronderstelt, dat zij Hem verloren hebben, dat zij dat verlies betreuren en begerig zijn om het verlorene te herwinnen. Het ware Godsgemis is werk van Boven, van nature voelt en weet men dit niet.
Er staat hun God, zij komen nu pas recht tot de erkenning, dat God bestaat en dat zij de Heere nooit kunnen ontlopen.
Leeft er van dit alles door genade ook reeds iets in uw ziel ?
Dan wordt het zulk een mens eerst recht bang in de benauwdheid des geestes en des gemoeds, wanneer de H. Geest het oog er voor opent, dat heel het leven tot dusverre schuld is voor de Heere en dat men het ook niet meer over kan doen om het weer goed te maken.
En tot David hun Koning, die niemand anders kan zijn dan de grote Zone Davids, de Heere Jezus Christus. In het Chaldeeuws lezen wij : zij zullen zoeken de dienst van de Heere hun God en zullen gehoorzamen de Messias, de Zone Davids, hun Koning. Degenen, die de Heere wensen te zoeken om Hem te vinden, moeten tot Jezus Christus komen en Zijn gewillig volk worden. De rechte en zalige verhouding van een ziel tot God veronderstelt eerst de rechte bedelaarsgestalte voor de Heere Christus, omdat de verzoening met de heilige God nooit zonder schulddelging kan geschieden en deze is alleen mogelijk in de zielsomhelzing van de schuld-overnemende Borg, Die gekomen is om Zijn volk zalig te maken van hun zonden.
Zielen, die dit leest, wat dunkt u van de Christus Gods ?
4. En zij zullen vrezende komen tot de Heere. Eerst het zoeken van de Heere, het erkennen van Hem en daaruit volgt dan in de ziel het vrezen van de Heere. Zonder vrees geen geloof, zonder onrust geen rust in de ziel. Dat is bij ieder van Gods volk de weg tot Christus. Bij u ook ? Deze vrees is het middel om tot Christus te drijven. Het mag dus niet alleen zijn een algemeen erkennen Gods, maar bovenal een vrezen van de heiligheid Gods. Dit vrezen brengt tot schuldbelijden en het smeken om vergeving en doet de rust der ziel zoeken in Christus.
5. Maar het blijft niet bij zoeken en vrezen van de Heere, iedere ontdekte en door de H. Geest bearbeide ziel zal ook komen tot God en tot Zijn goedheid in Christus. Want naast de vrees voor de zonde geeft de H. Geest Gods volk ook het uitzicht op Christus. Hij openbaart aan een ontdekte ziel de onmisbaarheid en dierbaarheid van de Zaligmaker en brengt de ziel in de armen van Christus.
Het is een komen tot de goedheid Gods, die Gods recht niet te kort doet en toch in Christus genade heeft mogelijk gemaakt.
Kent uw ziel reeds deze zalige ontmoeting van Christus en kan zij zeggen: Ik weet, dat mijn Verlosser leeft ? Kent gij het leven uit Christus : doch ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij ?
En met minder zullen wij toch niet toe kunnen, wilt dat toch vooral niet vergeten!
Dan langs deze weg wordt een zondaar door de verkiezende liefde Gods in Christus een dienstknecht des Allerhoogsten in dit laatste der dagen en eens een Hemelbewoner.
Dies zal tot U een ieder van de vromen, In vindenstijd, met ootmoed smekend, komen.
De Geest der genade, Die anderen toebracht worde gebeden : doe mij ook komen tot Jezus Christus en in en door Hem tot U!
(Groot - Ammers )
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1947
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1947
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's