Uit de Pers
Nieuwe tijdsdenken
Het lijkt er inderdaad op dat de wal van de menselijke behoefte aan ervaring en beleving van eigen identiteit het schip van de vaak kille rationaliteit voor een deel aan het keren is. Er valt daarbij te denken aan de aandacht voor wat heet 'New Age'. Maar daarnaast is ook opmerkelijk de belangstelling voor was ds. H(ans) Stolp, radiopastor bij de IKON in zijn beschriften beweert. Naast hem zijn ook te noemen publicaties van dr. J. Klink en de pater K. Douven s.j. Ze zijn te onderscheiden van wat in de term 'New Age' ligt uitgedrukt, omdat ds. Stolp e.a. bewust binnen het christelijk geloof willen blijven staan. Er blijkt in onze tijd een duidelijke markt te zijn voor alternatieve religiositeit. De denkbeelden die hierin aan de orde komen, staan wellicht heel ver van u af. Toch heeft het ons genoeg te zeggen, dunkt me, om er ons theologisch en pastoraal mee bezig te houden. Ds. Stolp is in discussie geraakt vanwege zijn opmerkingen over engelen en de aanraking door hen. Verder doet hij vooral van zich spreken door zijn gedachten over en bepleiten van het zogeheten reïncarnatiegeloof. Hij bedoelt daarmee te stellen: de mens leeft maar niet één leven. Hij was er vóór dit huidige leven. En hij krijgt na zijn sterven een volgend leven in een weer nieuwe gedaante. Het leven hier en nu is zodoende niet veel meer dan een schakeltje in een lange reeks van levens hiervoor en hierna. Het blijkt dat deze opvattingen aanslaan ook in onze westerse cultuur. We wisten al dat het geloof in reïncarnatie algemeen verbreid was in oosterse culturen. Maar er is thans een sterk toegenomen belangstelling waar te nemen voor oosterse religiositeit ook in het westen. In 'Woord en Dienst' van 19 januari 1991 schreven ds. L. de Liefde en dr. K. Blei er beiden een verhaal over. We citeren eerst ds. De Liefde die als kopje boven een onderdeel van zijn artikel schrijft 'Nieuwe gevoeligheid'.
Nieuwe gevoeligheid
In zijn publicaties breekt Hans Stolp een lans voor een wijze van waarnemen tot voorbij de grenzen van het gewone en zichtbare. Het gaat hem om een nieuwe gevoeligheid, die als mogelijkheid in een mens aanwezig is, maar die niet tot ontwikkeling komt in een sterk verstandelijk georiënteerde wetenschap en vormgeving van het leven. Het rationalistisch kader, waarin het leven is geperst, is eenzijdig, wordt als kil en afstandelijk beleefd. Er wordt een kloof gevoed tussen het Ik en het object. Ook is niet alles gezegd over het object met onze verstandelijke definities. Deze nieuwe gevoeligheid, die en luisterend oor en een beschouwend oog ontwikkelen kan, past in een brede stroom van reacties op het kille, technologische, formele karakter van onze samenleving. Zij past ook in de trend, die sterke nadruk legt op de ervaring. Deze ervaring is een eigen bron van kennis (en zou je moeten zeggen: emancipatie!) en heeft te maken met bewustzijn en nog niet bewustgemaakte elementen van ervaring. De emotie, het gevoel, het niet verstandelijk omlijnde van de ervaring wordt in brede kringen verkend. In dat opzicht is de nieuwe gevoeligheid, die leidt tot de belangstelling voor engelen en voor een leven na dit leven, een uiting van onbehagen in onze cultuur. In plaats van de definitie het geheim, in plaats van de omlijning de communicatie, die vloeiend is.
Ds. de Liefde verklaart de grote belangstelling voor Stolps opvattingen verder ook uit de grote nadruk op het Ik van de mens. De mens is sterk met zichzelf bezig. Hierachter steekt een reactie op een denken waarin de wereld sterk werd benadrukt. En verder: mensen worden overspoeld door zoveel informatie uit de grote wereld, dat er behoefte ontstaat om zich terug te trekken op zichzelf. Mensen gaan in therapie om aan zichzelf toe te komen. De reclame haakt er op in door aan te geven dat we onszelf best verwennen mogen. Een, wat heet, 'narcistische cultuur' richt de mens op eigen identiteit.
Verlichtende ervaringen
In hetzelfde nummer van 'Woord en Dienst' geeft ook dr. K. Blei zijn mening over de opvattingen van ds. Stolp. Ook al geeft het opschrift boven zijn verhaal genoeg te denken over zijn eigen visie hierop ('Met reïncarnatiegeloof schieten wij niets op'), hij schept alle ruimte om ds. Stolps opvattingen door te geven en te analyseren.
Het zijn volgens Stolp zelf vooral zijn ervaringen in het ziekenhuispastoraat, die hem tot zijn reïncarnatiegeloof hebben gebracht. Herhaaldelijk kwam hij daar in aanraking met patiënten die een 'bijna-dood-ervaring' hadden beleefd. Ze hadden op de rand van de dood gelegen, ze waren soms al klinisch dood geweest, en toch nog weer in het leven teruggekeerd. Naderhand konden ze dan vertellen over wonderlijk-mooie belevenissen; over ontmoetingen met lichtende, vrede-uitstralende gestalten. Die verhalen maakten op Stolp meer en meer indruk. Hij merkte dat patiënten na zulke ervaringen hun angst voor de dood volkomen kwijt waren. Welnu, dan konden het geen fantasiebelevenissen zijn geweest; dan moesten die ervaringen ook echt hebben plaatsgehad. Soms vertellen kinderen in het ziekenhuis onbevangen en stralend over een gestalte van licht die ze 's nachts naast hun bed hebben zien staan ('Jezus', 'een engel'). Ze zijn dan niet bang meer en voelen zich niet meer alleen. Ook dan, zegt Stolp, is er geen enkele reden, zulke verhalen niet serieus nemen. Zo werden de zieken in het ziekenhuis zijn leermeesters. Ze hielpen hem, ook in zijn eigen leven voor zulke verlichtende ervaringen open te staan. 'Dankzij hen leerde ik zien tot voorbij de grenzen van het gewone en zichtbare, dankzij hen ontdekte ik, dat een kracht van licht en van liefde onze wereld en ieder persoonlijk omringt. Ontdekte ik, dat God zoveel dichterbij is dan wij gewoonlijk aannemen'. Dankbaar gewaagt hij van het besef 'dat er altijd helpende gestalten om ons heen zijn'. De officiële theologie heeft de engelen in de bijbel wegverklaard; die zouden alleen maar mythologische inkleding zijn van de 'eigenlijke boodschap'. Zo blijkt dat men hier in het Westen, ook in de theologie, met oogkleppen op loopt ten aanzien van de eigenlijke Werkelijkheid.
Wie eenmaal een 'verlichtende ervaring' heeft gehad komt daar, zegt Stolp, nooit meer los van. Die heeft God leren kennen als 'de Bron, de Oorsprong van alle licht. Het licht in de meest intense vorm van zuiverheid. Van goedheid. Van mildheid. Van liefde vooral.' Vanuit zo'n 'verlichtende ervaring' is het verder zonneklaar dat het onze menselijke bestemming is, bij deze God onze intrek te nemen. Maar om dat te kunnen doen 'zal er ook in onszelf iets van die zuiverheid gegroeid moeten zijn.' Zo geven 'verlichtende ervaringen' tevens een bepaalde visie op het leven. Het gaat erom dat die groei zich voltrekt. 'Die groei in liefde, die ontwikkeling naar volmaaktheid is gericht op onze terugkeer naar God. Wij zijn onderweg naar Hem toe.'
Wat je bij jezelf denkt, als je kennisneemt van dergelijke opvattingen, is: wat wijzigen zich de meningen toch steeds ook onder theologen. Zelf theologisch geschoold in een tijd dat de ontmythologisering grote opgang maakte en het geloof in bijvoorbeeld engelen werd afgedaan als oneigenlijk en gespeend van iedere werkelijkheid, thans mag je daar kennelijk weer gewoon over schrijven. Mede omdat ervaringen van mensen over deze werkelijkheid in het pastoraat aan het licht komen en blijkbaar legt dat zoveel gewicht in de thans heersende theologische schaal dat je niet terstond weggehoond wordt als je ruimte vraagt zelfs en juist via de altijd zo elitair sprekende IKON. Het kan inderdaad verkeren.
Meer dan één leven
Dr. K. Blei geeft ons nog wat meer informatie over het reïncarnatiegeloof in zijn al geciteerde artikel.
Van deze gedachtengang is het reïncarnatiegeloof voor Stolp een rechtstreekse consequentie. Want: voor de groei naar zuiverheid is tijd nodig. Dat één mensenleven daarvoor niet voldoende is, ligt voor de hand. Zoals men (het beeld is van Stolp zelf) meer klassen moet hebben doorlopen alvorens het einddiploma van de school kan worden behaald, zo moet een mens meer levens doorlopen voordat hij 'zoveel licht en liefde in zich heeft dat hij kan terugkeren naar God'.
Daarmee is meteen een antwoord gegeven op de vraag hoe het komt dat de één het (soms) veel moeilijker in het leven heeft dat de ander. Het lijkt onrechtvaardig, niet te rijmen met Gods goedheid. Maar we dienen te bedenken dat de ene 'klas' nu eenmaal moeilijker is dan de andere, en dat wij mensen niet allemaal tegelijk in dezelfde 'klas' zitten. De reïncarnatietheorie helpt ons ook, het volle pond te geven aan de eindeloosheid van Gods goedheid en geduld. Een tekst als 1 Tim 2 : 3, waar staat dat 'God wil dat alle mensen behouden worden', wordt er pas goed duidelijk door. Kunnen dan werkelijk alle mensen zalig worden? Ook bijvoorbeeld Hitler en Ceausescu? Ja!, zegt Stolp. En dat heeft niets te maken met vergoelijking of bagatellisering van hun verschrikkelijke wandaden. Ook zij zullen moeten toegroeien naar het licht. Dat zal voor hen een heel lange weg zijn. Voor die weg zullen zeker voor hen meer levens op aarde nodig zijn. Maar God mogen wij immers geloven dat Hij hun in Zijn geduld die extra lange tijd zal gunnen!
Nog een ander inzicht is, aldus Stolp, met het reïncarnatiegeloof verbonden: dat wij voor de (ook pijnlijke) ervaringen van ons leven, voor ons leven, voor ons levenslot, uiteindelijk zelf gekozen hebben. Zo bezien is er geen reden toe, ons verongelijkt of slachtoffer van de omstandigheden te voelen. Voor mijn huidige leven was er immer een vorig leven. Toen heb ik al beslissingen genomen die blijkbaar nu, in mijn huidige bestaan, doorwerken. Dat inzicht helpt ons, zegt Stolp, onze verantwoordelijkheid te beseffen. Wij zijn geen marionetten, maar medespelers, medewerkers van God.
Wat Luther en Calvijn al voor ogen hadden — het priesterschap van alle gelovigen, de mens zelf in mondigheid tegenover God — dat wordt volgens Stolp pas werkelijkheid voor wie in reïncarnatie gelooft.
In 'In de Waagschaal' van 26 januari 1991 heeft C. van der Kooi erop gewezen dat het hier niet gaat om de gedachte van reïncarnatie als ijzeren wet, waarbinnen al het bezielde gevangen zit. Het gaat Stolp meer, aldus Van der Kooi, om de mogelijkheid dat een mens meermalen wordt 'teruggestuurd'. 'Het leven is een levensschool en wie om wat voor reden dan ook niet toekwam aan goede vordering, krijgt nieuwe kansen'. Om deze gedachte nog meer geloofwaardigheid te geven, wordt ook vaak gewezen op de zogeheten 'regressie-therapie'. Onder hypnose worden mensen teruggebracht naar een vorig leven. Wat ze dan zeggen, blijkt historisch te kloppen.
Een bijbelse weg?
Hoe over dit alles te denken. Want dat dit soort ervaringen kennelijk bij nogal wat mensen voorkomt, zegt wel wat doch niet alles. Het geeft aan dat velen zich in de kou gezet hebben gevoeld door de prediking. Dr. Blei wijst er terecht op dat wie als ds. Stolp uitgaat van 'verlichtende ervaringen,' iedereen buitenspel zet die niet beschikt over dergelijke ervaringen. Dit soort ervaringen worden bovendien tot een nieuwe openbaringsbron. Het geloof wordt zo iets voor ingewijden. Echter, zo hebben de apostelen het Evangelie nooit verkondigd. Bovendien, Jezus' kruis stond midden in de wereld.
Het kruis. Daarover heeft Stolp het voorzover ik zie niet of nauwelijks. Het valt achter zijn 'verlichtende ervaringen' helemaal weg. Maar het is wel de kern van het evangelie. Het Woord is vlees geworden. Met andere woorden: God laat zich vinden en spreekt ons aan in Jezus als concreet mens, mens zoals wij, in al onze schamelheid en beladenheid delend. Is het 'dichterbij dan ooit' niet juist daarop van toepassing? De herders van het Kerstevangelie ontmoetten een engel. Maar die verwees van zichzelf af naar de stal van Bethlehem. Daar, bij de kribbe, hadden de herders hun eigenlijke 'verlichtende ervaring'. Bij Stolp worden engelenontmoetingen doel in zichzelf. Dat trekt de zaak scheef. Dat een mens in zijn bestaan moet groeien in 'zuiverheid', 'naar het licht toe', wil ik met Stolp wel meezeggen. De bijbel spreekt ook wel over levensvernieuwing, heiliging. Maar ik word wantrouwend als Stolp in dat verband spreekt over 'terugkeer naar God'. Wat voor mensbeschouwing, wat voor scheppingsleer zit daarachter? Is mijn ziel, mijn wezenskern, een goddelijke vonk die eigenlijk bij God thuishoort en hoe dan ook per ongeluk op aarde is verzeild geraakt? Stolp lijkt bij deze opvatting uit te komen. Maar mij lijkt ze met het bijbels getuigenis over de schepping falikant in strijd. Dat zegt ons immers dat de schepping geen miskleun van God was, en evenmin een ingewikkelde omweg voor zielen naar het heil. God heeft ons als Schepper dit aardse bestaan gegeven, opdat wij daarin Hem zouden verheerlijken en dienen. Een groei naar zuiverheid die ons 'boven' dit aardse bestaan 'uit' zou voeren lijkt mij niet de bedoeling; integendeel.
Eerst zuiver en rein zijn
Ds. Stolp onderbouwt zijn visie op het reïncarnatiegeloof onder andere vanuit de stelling: zo alleen kun je Gods goedheid duidelijk en doorzichtig maken. Terecht echter merkt dr. Blei dan op: deze 'goedheid' komt keihard over. Want je bent kennelijk pas welkom bij God als je helemaal 'zuiver' bent. Vandaar dat je al die levens nodig hebt. Daartegenover verkondigt de Schrift de rechtvaardiging van de goddeloze. Om Christus' wil wordt zondaren het heil gratis toegerekend in de weg, van het oprecht geloof. Bovendien worden door ds. Stolp mensen in de knel uiteindelijk naar zichzelf verwezen.
Ook de door Stolp genoemde 'bijkomende voordelen' van het reïncarnatiegeloof lijken mij eerder tegen dan voor dit geloof pleiten. Het zou ons een antwoord geven op de vraag naar het 'waarom' van het leed en de pijnlijke ervaringen in het (sommiger) leven. Die zouden een noodzakelijke doorgaansfase zijn in de school van het leven. Maar een dergelijk antwoord stuurt de aangevochtene, de arme, de gemarginaliseerde, met zijn schrijnend leed in feite onbarmhartig het bos in. In de bijbel komt de klacht 'waarom?' ongegeneerd voor. Die klacht mag er zijn. Het leed wordt niet wegverklaard. Het wordt serieus genomen. En het wordt in het licht van Pasen gezet. Het reïncarnatiegeloof zou ons bovendien helpen, onze eigen verantwoordelijkheid te beseffen, ook voor ons levenslot, vanwege beslissingen die zijn genomen in een vorig leven. Maar wat hebben wij aan een dergelijk 'verantwoordelijkheidsbesef'? Betekent het meer dan dat ik mij gezegd moet laten zijn dat het allemaal 'mijn eigen schuld' is? Moet mij dat dan, alweer, ertoe brengen, mijn huidige lot zonder morren te aanvaarden? Is dat de bijbelse bemoediging waarmee ik het moet doen?
Uit de grond van mijn hart zeg ik hier: 'Nee'. Nog eens: uit de bijbel hoor ik een andere verkondiging, namelijk omtrent een waarlijk barmhartige God. Een God die mij niet vastgeketend laat aan de last van mijn eigen verleden, maar mij in de vrijheid stelt om hier en nu, nieuw, voor Hem en Zijn dienst te kiezen. Zo komt mijn menselijke verantwoordelijkheid pas echt tot haar recht.
Kortom: met Stolps reïncarnatiegeloof schieten wij niets op. Integendeel: het verkondigt ons een God die onbijbels onbarmhartig is. Het Evangelie van Jezus Christus maakt dit reïncarnatiegeloof niet alleen overbodig, maar weerspreekt het radicaal.
Dat er toch zoveel mensen blijken te zijn die zich door de gedachtengang van ds. Stolp aangesproken voelen zoals ze verwoord is in zijn geschriften 'Dichterbij dan ooit' en 'Kijk maar, kijk met verwondering', geeft wel aan dat voor veel mensen, met name buiten de grote kerken (immers, die plegen meestal te luisteren naar radiouitzendingen van o.a. IKON) de evangelieverkondiging in genoemde kerken weinig aansluiting meer vond. Zo geeft de visie van ds. Stolp wel aanleiding tot bezinning, ook onder ons, ook al tekenen we verzet aan tegen zijn opvattingen.
Waarom is deze weg onbegaanbaar?
In 'In de Waagschaal' van 12 en 26 januari heeft C. van der Kooi twee doorwrochte artikelen gewijd aan wat hij typering van dit soort opvattingen noemt 'een nieuw adventisme, verlangen naar menswording'. Waarom heeft er in de kerk altijd een grote terughoudendheid geleefd als het gaat om dit soort zaken?
De terughoudendheid in dezen, het feit dat de kerk zich door de eeuwen heen niet als filiaalhouder of expert van het onzienlijke opgeworpen heeft, heeft een gegronde reden en stamt uit een grondhouding die al tot de kern behoort van het Oude Testament. 'God is in de hemel en de mens op aarde'. Die wijsheid geld niet alleen voor de wijsheidsliteratuur. Er zijn wel verborgen dingen, maar de mens komt God alleen heilvol op het spoor op de weg naar het gebod. In de meegevoerde ark ligt niet veel: een kruik met manna, de staf van Aäron die gebloeid heeft en de tien woorden. Met die tekenen van het gegeven verbond moet het volk het doen. Niet zelden krijgt een fixatie op 'het onzienlijke' op zichzelf een zekere, massiviteit en voor we het weten zijn we weer terugbeland in de betoverde wereld van het spookgeloof. We belijden ten diepste niet het geloof in een onzienlijke wereld, maar in Hem, 'wien de hemel, zelfs de hemel der hemelen, niet kan bevatten' (2 Kron. 6 : 18).
De bedoelde terughoudendheid zet zich in het Nieuwe Testament voort. Eigenlijk zijn de evangeliën onthutsend sober en kaal, als men het vergelijkt met wat er aan 'Jezusliteratuur' in die tijd allemaal voor handen was. Men heeft het kennelijk niet nodig, niet wenselijk of zelfs onjuist geacht er meer van te maken dan we nu in onze bijbel vinden. Paulus geeft er een voorbeeld van in 2 Cor. 12. Hij maakt daar in discussie met de geestelijke experts van zijn tijd melding van zijn eigen expertise op dit gebied om er vervolgens geen gebruik van te maken. Hij bouwt zijn geloof niet op zijn eigen visionaire ervaringen, maar laat het inhoudelijk beslissend beïnvloeden door wat hij bij overlevering gehoord heeft (1 Cor. 15 : 3-4). Ook voor Paulus is het nog de tijd van geloven, niet van aanschouwen, en volgens hem moeten we onder dat kruis niet vandaan willen, zolang de eindtijdelijke openbaring niet heeft plaatsgevonden.
In 'Kontekstueel' van januari 1991 heeft ds. H. de Leede in de Kroniek ook aandacht geschonken aan deze materie. Terecht geeft hij aan dat wie in deze tijd gereformeerde theologie wil bedrijven niet aan de hier liggende vragen voorbij kan gaan. Vragen die ons ook aanspreken als het gaat om: geloof en ervaring, religie en religiositeit, ervaringen van 'Geest' en 'geest'. Ds. De Leede stelt dan zijn vragen o.a. als volgt:
Maar er is iets dat mij bij het luisteren naar ds. Stolp ernstig stoort. Over welke 'god' heeft ds. Stolp het nu eigenlijk?
Dat is de kernvraag. En dat is en blijft dan onduidelijk, wanneer wij spreken over de ervaring van een 'geheim, dat wij God noemen', of wanneer wij het hebben over 'je open stellen voor' en 'ontvankelijkheid voor' het goddelijke, etc. Deze termen veronderstellen een onmiddellijkheid in de relatie van de mens met Gods (werkelijkheid), die zich moeilijk verdraagt met het bijbelse 'geloven'. Fundamenteel is in de bijbelse geloofsomgang met de Here God het oneindige onderscheid van God en de mens. Het eindige kan het oneindige niet bevatten. Ook in 'Gods verborgen omgang', welke gevonden wordt door zielen 'waar Zijn vrees in woont' — een tekst waar ds. Stolp zich op beriep in de genoemde uitzending — blijft dit voluit gelden. De onmiddelijkheid, een eenheidsbeleving, de onduidelijkheid in het verband tussen 'zelf' en 'Zelf', 'geest' en 'Geest': dat alles behoort naar mijn inzicht meer bij de 'god' van het heidendom dan bij de Here, de God van Israël. Maar er is meer!
Ook acht hij wat ds. Stolp verwoordt 'typisch modern'. Daarmee bedoelt hij: 'passend binnen de kaders van de moderne werkelijkheidsopvatting van na de Verlichting'. Ik citeer: 'De Verlichting gaat uit van een gesloten werkelijkheidsopvatting, waarbij er dus geen sprake kan zijn van Openbaring van Godswege'. Er ligt geen 'waarheid' vast die ons zou zijn toegekomen vanuit een verleden.
Voor mijn gevoel aanvaardt ds. Stolp — en velen met hem— dit onhistorische werkelijkheidsbeeld; maar omdat het religieuze bloed toch kruipt waar het niet gaan kan, zoekt hij en ook weer velen met hem via een verinnerlijking of verpsychologisering of zelfs mythisering van de bijbelse boodschap een plaats en een functie voor de religieuze ervaring. Maar steeds blijft dan de vraag knagen of het werkelijk nog over Iets of Iemand gaat tegenover mij? Of is de religieuze ervaring dan eigenlijk niet meer dan ervaring van de mens van zichzelf?
Tot zover ds. H. de Leede in zijn commentaar.
Ik sluit af met de conclusie van C. van der Kooi in 'In de Waagschaal' van 26 januari:
Het theologische kernpunt lijkt mij het feit dat binnen het nieuwe tijdsdenken de mens tenslotte toch tot subject van zijn eigen heil wordt en dat is een last die we tenslotte niet kunnen dragen. Het bevrijdende van wat ik tot nog toe uit de bijbel begrepen heb, is dat we die last ook niet hoeven te dragen, zodat we bevrijd van die last inderdaad tot medewerkers in het heil kunnen worden, zondat de fatale vergissing te begaan ons de rol van bewerkers van het heil aan te meten.
Inderdaad, het heil is des Heeren en niet uit ons. Wie daar de bevrijdende kracht van heeft leren verstaan in zijn leven, kan de 'verlichtende ervaringen' van ds. Stolp missen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's