De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christelijk onderwijs en actueel belijden

Kenmerkend voor onze tijd is een versneld secularisatieproces, d.w.z. een proces van ontkerstening, van terugval in een heidens denk-en levensklimaat, van een onttrekken van allerlei levensgebieden aan het gezag van de Bijbel. Dr. W. Aalders schetst in een artikel in het 'Kerkblaadje', het orgaan van de kring van vrienden van Kohlbrugge, (nummer van 6 juni), dit secularisatieproces als volgt:

Christendom is openbaringsgodsdienst; heidendom is natuurdienst. Volgens het christendom hgt de waarheid niet in onszelf. Pascal heeft eens geschreven: 'Het is een kwaal van de mens, te geloven, dat hij van nature de waarheid onmiddellijk bezit' (De I'art de persuader). Christenen belijden echter: 'dat wij met onze kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn, en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het Rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden' (Doopsformulier). En ook: 'Wij zijn van nature geneigd. God en de naaste te haten' (Heid. Cat. Zondag 2). De mens is belast door de erfzonde door een historische breuk met God. Het is om die reden, dat opvoeding in het christendom nimmer mogelijk is zonder gezag en tucht. Christelijke opvoeding vooronderstelt het gezag van de openbaring, en dus van de Bijbel, van Wet en Evangelie, en daarom ook van de kerk, het ambt, de belijdenis. De waarheid komt van buitenaf tot de mens.

Het heidendom wil van deze breuk niet weten. Daarom vertrouwt het heidendom op de natuur, op de natuurlijke mens, op de vrijheid. De waarheid hoeft ons niet van buitenaf gebracht te worden met tucht en gezag; zij is van nature in ons. Het komt erop aan, dat zij in ons gewekt, bewust gemaakt wordt. Opvoeding is een proces van bewustmaking, van ontwikkeling en vorming. Opvoeding is zelfwording zelfverwerkelijking. Het heidendom stelt dus de natuur tegenover de openbaring.

De terugkeer tot het heidendom is terugkeer tot dit vertrouwen op de natuur; tot het geloof, 'dat de mens van nature de waarheid onmiddellijk bezit'. Wat voor consequenties heeft dat?

De eerste consequentie is, dat er een algemene afwending plaats vindt van de openbaring, van Wet en Evangelie; een afwending daarom van de Bijbel, van de kerk, van de kerkdiensten, van de Doop, de catechese en het ambt; een afwending van de confessie, de traditie, de moraal, het gezag. Alles wat zich tegenover de natuur en de natuurlijke mens niet als waar en waarachtig bewijzen kan, is onecht, dwang, heerszucht, paternalisme. Het is conventie (bestaand gebruik) en geen natuur; het is van buitenaf opgelegd en niet van binnenuit gegroeid. Het staat de menselijke zelfontplooiing in de weg, en is daarom geweldpleging, en dus verwerpelijk. Een tweede consequentie is, dat er een emancipatie (vrijmakings)-proces plaats vindt van het verleden, van de historische waarden en normen. Het afschudden van dat verleden wordt ervaren als een bevrijding, als het afwerpen van een zwaar juk. In dat emancipatie-proces voltrekt zich de terugkeer tot de natuur. Men denke aan de eerste regels van Rousseau's opvoedingsroman Emile: 'Alles is goed zoals het uit de handen van de Maker van alle dingen is voortgekomen... Maar alle maatschappelijke instellingen, waarin wij ons bevinden, wissen de natuur uit en laten niets op zijn plaats'. In dat emancipatieproces poneert de vrije natuurlijke mens zich tegenover het christendom als de meest verlichte, objectieve, vooruitstrevende mens; de mens, die alleen in staat is tot authentieke (echte) ontmoeting en echte gemeenschap. Want ook dat is een consequentie van het nieuwe heidendom, dat het zich alleen in staat acht tot het verwerkelijken van een nieuwe moraal, een nieuwe opvoeding, een nieuwe maatschappij. Als de mens immers bevrijd wordt Van conventies, van gezagsinstanties, van opgelegde inoraal, dan komt het vanzelf tot een menswaardig, sociaal gedrag. De spontane krachten in de mens zijn in gunstige zin maatschappij-vormend. De bevrijding van de mens van de tucht van heilige beginselen stimuleert individuele impulsen, waardoor hij in de ware zin des woords creatief (scheppend werkzaam) wordt en in staat is tot authentieke gevoelens en gedragingen.

Aalders’ artikel draagt als titel: 'Het geloof in de branding van de tijdgeest'. Hij acht het een fundamentele taak van het christelijk onderwijs om de jeugd belijdend, sef d.w.z. weerbaar tegen de tijdgeest, haar plaats in de samenleving te leren innemen. De hierboven gegeven uiteenzetting over het denkklimaat van onze tijd is immers van invloed op het moderne leven. Aalders noemt in dat verband onder meer: de sensitivytraining, de communes, het hippiedom, de ontluisterende tendenzen van het moderne cabaret en de ondermijnende invloed van veel moderne literatuur. Dat alles heeft zijn weerslag met name op de jonge generatie; die gelokt wordt door de vrijheidsleus van het autonome denken.

Dit alles moge volstaan om aan te tonen, dat wij omringd zijn door een heidendom, dat als alle heidendom gegrond is op de spontane persoonlijkheid, de vrije mens, de natuur. Deze vrijheid is het einde van het christendom. (Natuurlijk niet van het christelijk geloof!) Door dit heidendom verandert het totaalbeeld van de westerse samenleving. Het heilige verband van waarden, normen, beginselen valt weg. Europa stort ineen. Ik wil in dit verband herinneren aan een uitspraak van de visionaire schrijver Dostojewski: 'Na de verwensingen, de modder en het gejouw treedt er een stilte in. De mensen zijn alléén gebleven zoals ze het gewild hadden. De grote krachtbron, die ze tot nu toe gevoed en verwarmd had, is ondergegaan als de zon. En de mensen beseffen plotseling, dat ze alléén zijn gebleven, en ze voelen zich grenzenloos verlaten. Eenzaam als weeskinderen zijn ze in de wereld achtergebleven... Mijn hart kon het niet verdragen. Die ondankbaarheid, waarmee ze zich van hun idee afwendden; dat uitjouwen en met modder gooien kon ik niet verdragen...' Ik huilde om hen, ik huilde om de oude idee, want een Rus heeft Europa even lief als Rusland. O, die oude stenen van hen, die wonderen van de oude Godswereld, die scherven van heilige wonderen zijn ons Russen dierbaar; ze zijn ons zelfs dierbaarder dan hunzelf...' (De jongeling, blz. 544 v.v.).

En zo groeit er een jeugd op, die het product is van deze natuurdienst, dit heidendom. Een jeugd, aan wie de ouders, de opvoeders, de scholen geen noemenswaardige controle-reflexen of remmen hebben bijgebracht. Een jeugd dus, die zijn vrijheid viert in experimenten van gevoelens, indrukken, driften op grond van een verruimde en oeverloze ervaring van de werkelijkheid. Tegenover de oude moraal en de traditionele normen stelt men een nieuwe moraal en nieuwe normen. Bovenaan staat daarbij de eis van eerlijkheid, echtheid, waaarachtigheid, natuurlijkheid. Maar die waarachtigheid houdt in: de mens los van de openbaring, los van de waarheid, los van Wet en Evangelie. De autonome mens (die zich zijn eigen wet stelt)!

Wanneer wij die terugkeer tot het heidendom doorzien, gaan wij de schoolstrijd van de vorige eeuw en de betekenis van iemand als Groen van Prinsterer pas goed begrijpen. Toen de schoolwet van Van der Brugghen in het parlement was aangenomen, nam hij ontslag als lid van de Staten-Generaal en schreef: 'Wat wij hier op dit ogenblik meemaken is het meest beslissende moment in ons staatsbestel sinds eeuwen, en ingrijpender dan wat in 1795 of 1848 is voorgevallen. De christelijke staat wordt verlaten, straks de humanistische ingevoerd. De gevolgen daarvan zullen ernstig zijn, misschien niet aanstonds, maar zeker op den duur. Wij zijn de generatie, die de gevolgen ervan steeds duidelijker vóór ons zien. Met name de politieke ontwikkeling is er een symptoon (kenmerkend verschijnsel) van: het steeds verder afglijden in de richting van een revolutionaire anarchie.

Wat krijgt tegen deze achtergrond een psalm als Psalm 1 over het leven met en bij de Thora, bij Gods openbaring in zijn Wet en Evangelie een geweldige betekenis. En niet te vergeten de doop als invoeging in het Verbond van God; de roeping tot nieuw leven, bekering en levensheiliging. Aalders meent dat er met name voor het christelijk onderwijs hier geweldige opgaven liggen, om te komen tot een 'occasioneel en actueel verzet tegen de tijdgeest' (Groen van Prinsterer) d.w.z. een belijden dat in confrontatie staat met het tijdsgebeuren.

En ook de betekenis van wedergeboorte en bekering, van het belijden als een occasioneel en actueel verzet tegen hetgeen het fundamentele van de troost in leven en sterven sloopt of ondermijnt; van de antithese (tegenstelling) van natuur en openbarig, vrijheid en gezag, emancipatie en historie, commune en gemeente, nieuwe moraal en goddelijke Wet.

En het ligt in het verlengde van deze dingen, dat wij óók sterker dan voorheen de betekenis gaan beseffen van een christelijke opvoeding en een chris -telijke school, die met deze fundamentele dingen rekening houdt. Misschien méér dan ooit voordien zijn wij ons bewust van de waarde van een school met de Bijbel!

Maar nu stoten wij op een zeer belangrijk, doch ook zeer moeilijk punt. Want het onderwijs heeft nu eenmaal met de maatschappij te maken. Het zal het kind moeten leren, zich te bewegen in de hedendaagse samenleving en daar te functioneren. Het wordt immers gesubsidieerd door het Rijk. Er zijn daarom eisen, normen, verphchtingen, waaraan niet te ontkomen is. Het is daarom niet te vermijden, dat het kind op de school in aanraking komt met het moderne heidendom. Alles wat begrepen is in het woord saecularisatie (ontkerstening), komt via de school in de gezichtskring van het kind. Dat is niet te voorkomen. Misschien moet ik zelfs zeggen, dat het niet voorkomen mag worden! De christelijke school beoogt immers het kind in de moderne samenleving te brengen als een belijdend christen, dus niet wereldvreemd en onnozel, maar in staat tot dat occasioneel en actueel verzet, waar Groen zo sterk de nadruk op legde. En nu is het zo pijnlijk, dat het christelijk onderwijs zo vaak op dit essentiële (wezenlijke) punt tekort is geschoten. Het leerde het kind wel belijden, maar niet 'occasioneel en actueel' belijden! En ik heb vaak de gedachte, dat hier de oorzaak hgt, dat er bij de meeste christenen zo weinig weerstand is tegen de tijdgeest en het moderne heidendom; en ook dat zoveel apostaten (verzakers) van het christelijk geloof afkomstig zijn van het christelijk onderwijs. Zij hebben wel veel bijbelkennis en christelijke liederen 'opgedaan'; veel geleerd van de vaderlandse geschiedenis en van de Hervorming. Maar verder was het onderwijs gelijk aan het onderwijs op de openbare school, want het geloof en de confessie (belijdenis) hadden geen wijder actie-radius dan de ziel, de kerk en hiernamaals.

En dat is dus nu het belangrijke en moeilijke punt, dat wij moeten gaan leren, dat het geloof, dat de Bijbel, dat de confessie een veel wijder actie-radius hebben. En dat alleen daardoor het occasioneel en actueel belijden een mogelijkheid wordt! Als ik het meer theologisch mag uitdrukken: het gaat erom, dat de Bijbel niet alleen genademiddel is, dat in ons het geloof werkt; maar dat de Bijbel ook pricipium cognoscendi, dat wil zeggen: beginsel van kennis is. Nog eens, — op dat punt is het christelijk onderwijs erg tekort geschoten. Maar de diepere oorzaak is geweest, dat de theologie op dit punt tekort geschoten is.

Wat bedoel ik daarmee, dat de Schrift ook beginsel van kennis is? Dit, dat de Bijbel niet alleen Evangelie is, maar ook Wet, en dat (volgens Paulus) de Wet is paedagogos, tuchtmeester, tot Christus. De Wet is de sprake der Wijsheid (Spreuken 8). De Wet , is het fundament der schepping. De Wet is niet alleen de Tien Geboden, maar een wereld, een milieu van ideeën, normen, waarden, en als zodanig de natuurlijke grondslag van godsdienst, cultuur (beschaving) en geschiedenis. De Wet ligt aan de basis (grondslag) van ons bestaan. En op die basis moet nu opvoeding en onderwijs rusten. Op die basis is het mogelijk, onze plaats te bepalen tegenover het heidendom, en daarom in de moderne wereld 'occasioneel en actueel' te belijden. Want nu kunnen wij op grond van de Schrift de ware, scheppingsmatige natuur kennen en die antithetisch (als tegenstelling) stellen tegenover de pseudonatuur (niet echte natuur) van het moderne heidendom. Nu weten wij van de ware humaniteit (menselijkheid)! Nu weten wij wat alleen maar de basis kan zijn van de maatschappij, van het recht, van de kunst, van de sociale verhoudingen, van de moraal, van het huwelijk, het gezin, de opvoeding! In de Bijbel is die ware humaniteit, die oorspronkelijke en scheppingsmatige natuur, waartoe wij op geen enkele wijze meer toegang hebben, als Wet en als beginsel van alle kennis, gekanoniseerd (bindend vastgelegd).

Ik vind dat een zaak, die van fundamenteel belang is voor ons staan in de wereld. Maar voor opvoeding en onderwijs is het conditio sine qua non (onvermijdelijke voorwaarde). De Bijbel is niet alleen Evangelie, maar ook Wet; niet alleen verlossing, maar ook schepping; niet alleen geloof, maar ook kennis; niet alleen wedergeboorte, maar ook geboorte. En als zulk een principium cognoscendi, zulk een beginsel van wijsheid, heeft de Bijbel in de kerk en in de school veel te weinig gefunctioneerd! En toch vinden wij er in de Reformatie, en met name bij Calvijn, duidelijke aanwijzingen voor. In het eerste boek van de Institutie legt Calvijn er de nadruk op, dat de Schrift de oorsprong van de schepping in ons leven houdt. Tegenover een wereld, die de oorsprong met leugens overwoekert, maakt de Schrift in haar taal, woorden, beelden, wijsheid, geschiedenis de oeroude logika van de schepping weer actueel voor ons.

De titel van boek I is dan ook: Over de kennis van God de Schepper. Als wij dat inzicht van Calvijn dieper tot ons hadden laten doordringen, zouden we veel weerbaarder en strijdbaarder geweest zijn tegenover de pseudonatuur van het heidendom.

Aalders eindigt zijn artikel met te wijzen op de betekenis van Vinet en Bavinck die beiden de betekenis van de Schrift als beginsel der wijsheid voor opvoeding en school hebben ingezien. Ik meen dat hier bijzonder belangrijke dingen aan de orde zijn. In het spanningsveld tussen Evangelie en cultuur neemt het onderwijs een specifieke plaats in. Het zou goed zijn als dit artikel van Aalders in de kringen van het christelijk onderwijs inzet zou worden van een fundamentele gedachtenwisseling. Juist nu in onze tijd van sommige kanten achter de C van christelijk onderwijs een vraag gezet wordt en dit onderwijs ook zelf in een crisis verkeert. En niet alleen onderwijskringen hebben belang bij deze zaak. Binnen de gemeente van Christus mogen we elkaar wel wijzen op de grote belangen die hier op het spel staan. Want het gaat immers om de vorming van de jeugd, het erfdeel des Heeren; dat is geen vrijblijvende zaak, maar een opdracht van Hem Die de God wil zijn van ons en onze kinderen.

Interview over de zending

Het orgaan van de CSFR 'De Civitate heeft in verband met haar zomerconf erentie een themanummer uitgegeven over het apostolaat. Een zeer instructief nummer dat u o.m. bij het Bureau Echo kunt bestellen voor de prijs van ƒ 6, 50 en ƒ 1, 30 (porto), over te maken op gironummer 143 78 61 t.n.v. Echo, Amersfoort. Ik vermeld dat er gemakshalve maar bij voor diegenen onder u die hierin geïnteresseerd zijn. Er staat erg veel in, onder meer een aantal korte interviews met mensen die op de hoogte zijn ten aanzien van de zendingsproblematiek. Om u een indruk te geven citeer ik een klein stukje uit een gesprek met Prof. dr. H. Berkhof: Berkhof ziet als voornaamste taak van de zending: de Woordverkondiging. Z.i. moet die prioriteit behouden. Op een vraag naar aanleiding van de problemen binnen de wereld der zending, antwoordde hij:

Priecies hetzelfde wat me hoop geeft verontrust me en precies hetzelfde wat me verontrust geeft me hoop. De grote verandering die op het ogenblik plaats heeft is de hartstochtelijke wil van de vroegere jonge kerk om nu zelf te verwoorden wat de Bijbel zegt en in eigen situatie te getuigen van het Evangelie. En om dat te doen onafhankelijk van de wijze waarop de moederkerken hun dat hebben geleerd. Dat moest op een ogenblik komen en voor mij zijn alle problemen van de zending van dit ogenblik te herleiden tot wat ik noem de puberteitssituatie. Deze situatie geeft hoop; als dat niet gebeurd was, wat dan? Maar aan de andere kant is het een reaktieverschijnsel, net als met opgroeiende kinderen t.o.v. hun ouders. Je ziet ze dingen doen, waarvan je zou zeggen: jongens, die dingen hebben wij vroeger ook al beleefd, mag ik je waarschuwen, dat loopt niet goed. Dus mijn angst betreft hun gulzigheid om het Evangelie te verbinden met hun Afrikaanse cultuur. Je hoeft maar één verkeerde stap te doen en je zit in een Blut und Boden-theologie. Ik heb onlangs voorspeld dat over een paar jaar het meest aktuele geschrift in Afrika de Barmerthesen zullen zijn.

Ter verduidelijking van dit laatste: De Barmerthesen van 1934 keerden zich tegen de gedachtenwereld van de 'Deutsche Christen' die Hitler begroetten als de door God gezonden redder en Gods sporen in de historische ontwikkeling van het Duitsland van na de 1ste wereldoorlog wisten aan te wijzen. Daartegenover hebben de christenen van de belijdende kerk met klem gewezen op het feit dat God zich geopenbaard heeft in Zijn Woord. Het Woord dat vlees geworden is in Jezus Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's