MEDITATIE
Der zonde dood, maar Gode levende.
Alzoo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere. Romeinen 6 vs. 11.
Moet de vermaning van den Apostel, dat Gods kinderen het daarvoor zullen houden, dat zij der zonde dood zijn, geen gevoel van verwondering in ons oproepen ?
Hoe kan dat nu gezegd worden: der zonde dood? Is het juist niet de levenservaring en de levenssmart van allen, die God vreezen, dat zij der zonde niet dood zijn? Denkt slechts aan wat Paulus zelf in het volgende hoofdstuk zegt, dat er in hem, dat is in zijn vleesch, geen goed woont, zoodat het willen wel bij hem is, maar het goede te doen in hem niet wordt gevonden en hij gevangen ligt onder de wet der zonde, die in zijn leden is. Hoe kan diezelfde Apostel dan den geloovigen toeroepen, dat zij het daarvoor zullen houden, der zonde dood te zijn?
Zullen wij de beteekents van deze opwekking verstaan, dan zullen wij moeten letten op het woord waarmee zij aanvangt, het woord : alzoo. Dit „alzoo" brengt onzen tekst in verband met 't voorafgaande vers. Daar, in dat voorafgaande vers, wordt ons gesproken van den Christus Gods „Dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven, en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode".
De beteekenis daarvan is, dat Christus, Die zelf geen zonde gekend heeft, de zonde van Zijn volk op Zich genomen heeft. Die zonde is Hem toegerekend, opdat Hij in de voldoening aan de gerechtigheid Gods verzoening zou teweeg brengen. En wanneer Hij dan voor de verzoening van de zonde sterft aan het kruis van Golgotha, dan is Hij daarmee voor ééns en voor eeuwig der zonde gestorven. Want met één offerande heeft Hij volmaakt degenen, die door Hem geheiligd worden.
Maar die Christus blijft niet in het graf. Hij staat uit de dooden op en leeft. En wat Hij nu leeft, dat leeft Hij Gode. Niet, alsof dit van Zijn aardsche leven niet gelden zou. Ook toen heeft Hij geen andere begeerte gehad dan om den wil des Vaders te volbrengen. Maar toch, Hij is gekomen in de gelijkheid des zondigen vleesches. Hij heeft moeten dragen den last des goddelijken toorns tegen de zonde. En daaraan is door Zijn sterven een einde gekomen. Opgewekt door de heerlijkheid des Vaders, is Hij opgenomen in de heerlijkheid des Vaders en verkeert Hij als Middelaar Gods en der menschen in de eeuwige, volzalige gemeenschap des Vaders.
Nu is die Christus echter niet voor Zich Zelf gestorven en niet voor Zichzelven opgestaan. Daar is een band der gemeenschap tusschen Hem en Zijn volk, waardoor Zijn volk in Hem gerekend wordt.
Als Hij sterft, sterven zij met Hem. Als Hij opstaat, staan zij met Hem op.
Daarom ontwaren zij in zichzelf wel de macht der zonde en des doods. Daar is bij hen een klagen over de ongerechtigheid, die ondanks de verkregen verlossing nog in hen is overgebleven. Maar toch zijn zij met Hem verrezen in nieuwigheid des levens. En op grond daarvan mogen zij net daarvoor houden, dat zij der zonde dood zijn, maar Gode levende in Christus Jezus, hunnen Gods kinderen zijn derhalve niet Gode levend in zich zelf, maar in Christus Jezus.
Want van nature zijn wij allen dood in zonde en schuld. Wij hebben de levensbron verlaten en het waarachtige leven, dat alleen in de gemeenschap Gods gevonden kan worden, wordt bij den natuurlijken mensch gemist. Doch door den Christus Gods zijn voor een schuldig menschenkind leven en onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Hij leeft en daarom mag van al de Zijnen gezegd worden, dat zij met en in Hem leven. De opgestane Christus laat de kracht Zijns Heiligen Geestes tot hen uitgaan. En door die kracht des Heiligen Geestes worden zij ten nieuwen leven wedergeboren, zoodat daar in hen wordt gewekt een droefheid over en een vlieden van de zonde en een lust en begeerte om naar den wil van God in alle goede werken te wandelen. Dat wil niet zeggen, dat zij, zoolang zij nog op aarde verkeeren, de zonde reeds geheel te boven zijn.
Hoe menigmaal kan de zonde weer in hen levend worden.
Hoe moeten zij zelf belijden, dat het in hun binnenste dikwijls nog zoo dor en doodsch is. Hoe vaak vergeten zij de heilige roeping, waartoe zij zijn geroepen.
Maar deze droeve werkelijkheid des levens waardoor zij gedrukt worden en waarin blijkt, dat de volle heerlijkheid hun nog niet geschonken is, mag hen niet uit het oog doen verliezen, welke verandering er in hen heeft plaats gevonden. Want de kracht van den verrezen. Christus is in hen werkzaam. Zij hebben door het geloof aan Hem en Zijn verlossing deel. Daarom zullen zij den moed niet laten zinken. Zij zullen verstaan, dat hun leven met Christus verborgen is in God. En bij alles, wat daarmee in strijd schijnt te zijn, zullen zij het dan daarvoor houden, dat zij der zonde gestorven zijn en Gode levende.
Zoo is in Christus Jezus voor al de Zijnen de beslissing over hun innerlijk leven gevallen. Er is een oude mensch in hen gestorven. Er is een nieuwe mensch in hen opgestaan. Maar die oude mensch is nog niet geheel en al weggedaan en die nieuwe mensch is nog niet geheel en al in hen opgericht.
Daarom zal er in de toepassing van de heilsweldaden van Christus ook een voortdurende vernieuwing van den inwendigen mensch bij hen moeten zijn.
Zij zullen, na door het geloof gerechtvaardigd te zijn, in den weg der heiligmaking veranderd moeten worden van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest.
Vandaar dat de Apostel dan ook de vermaning tot hen richt, dat de zonde in hun sterfelijk lichaam niet heerschen zal en zij hun leden niet der zonde zullen stellen tot wapenen der ongerechtigheid, maar Gode tot wapenen der gerechtigheid (vs. 12, 13),
Hoe rijk de troost ook moge zijn voor al degenen, die op den Christus Gods hun hoop hebben gesteld, dat zij in Christus der zonde zijn gestorven en Gode levend zijn, daarmee is hun geen vrijbrief voor de zonde gegeven. Zij zullen niet, naar de valsche aantijging, die tegen de prediking van Paulus werd ingebracht, in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde. Het leven der genade, dat door den Heiligen Geest in hun hart is ingeplant, zal zich naar buiten moeten openbaren in een leven van waarachtige dankbaarheid, waarin zij de bevestiging ontvangen, dat hun oude mensch met Christus gekruisigd is, opdat het oude lichaam der zonde teniet wordt gedaan en zij niet meet' de zonde zouden dienen, (vs. 6).
Doch dan komt het, om de kracht en de heerlijkheid van dit woord te leeren kennen, er voor ons op aan, dat ook wij in Christus Jezus levend zijn geworden.
Het daarvoor houden, waarvan Paulus hier spreekt, is niet het voeden van een waan, berustend op de inbeelding des harten, gelijk de natuurlijke mensch in het zelfbedrog van zijn verduisterd hart het er ook nog wel voor houdt, dat hij straks gezaligd zal worden, zonder dat hij aan het verlossingswerk van Jezus Christus deel heeft.
Dat is een daarvoor houden zonder grond. Een daarvoor houden, waarmee de mensch zich misleidt. En daarom een daarvoor houden, dat op de ontzaggelijkste teleurstelling en beschaming moet uitloopen.
Maar het daarvoor houden, waartoe ons tekstwoord ons opwekt, dat is het daarvoor houden, dat gefundeerd is in de zaligheid, die Christus voor de Zijnen tot stand heeft gebracht. Het daarvoor houden, waardoor de mensch leert verstaan dat er in hem zelf geen hope des behouds gelegen is. Maar ook een daarvoor houden, waardoor hij door de werking van den Heiligen Geest den Christus ingeplant, weten mag, dat hij één plant met Christus is geworden in de gelijkmaking Zijns doods, om ook één plant met Hem te zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding.
Die wetenschap mag allen, die den Christus leerden kennen in oprechtheid des geloofs, tot troost en sterkte zijn in den strijd, die hen omringt. Want het daarvoor houdend, dat zij der zonde dood zijn en Gode levende in Christus Jezus den Heere, mogen zij ook verzekerd zijn, dat zij in Hem meer dan overwinnaars zijn en dat daarom ook hun arbeid niet ijdel zal zijn in den Heere.
(Gouderak)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1946
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1946
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's