De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Prof. dr. J. Severijn en de kerk (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. dr. J. Severijn en de kerk (7)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thans vraagt onze aandacht het feit, dat vóór 1940 dus verschillende pogingen tot kerkherstel en reorganisatie zijn mislukt. Tijdens de bezetting in de tweede wereldoorlog werd de kerk met een nieuwe vijand geconfronteerd, het nationaal socialisme, haar ideologie en praktijken, tot in de jodenvervolging.

Opnieuw ging het om het belijdend karakter van de kerk. Zij moest opnieuw haar houding bepalen en getuigen. Zij deed dit in de amersfoortse thesen, de doornse stellingen en herhaaldelijk in een herderlijk schrijven. De gedachte werd levend, dat de vernieuwing van onderop moest beginnen, gemeenteopbouw ontstond. De gemeenten werden opgeroepen zich te bezinnen op wat het inhield gemeente te zijn in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en - op de bodem! - van de belijdenisgeschriften. Tegelijk besefte men opnieuw, dat de kerk in haar geheel een reorganisatie nodig had. Zo werd er een werkgroep - een subcommissie van gemeenteopbouw - in het leven geroepen. Het kwam tot een ontwerp-kerkorde, dat in 1944 door de synode werd aanvaard. Dit ontwerp hield in, dat de hervormde kerk in generale synode bijeen moest komen. Haar taak moest worden, in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en op de bodem van de belijdenis te getuigen van het Evangelie van Jezus Christus tegenover overheid en volk, leiding te geven aan de arbeid van de kerk op alle terreinen van het leven, en de eenheid van de christenheid te bevorderen. Vooral echter moest zij een nieuwe kerkorde voorbereiden en vaststellen. Deze synode kwam voor het eerst bijeen op 31 oktober 1945 in Amsterdam. Zij benoemde een nieuwe commissie voor de kerkorde. Dit werd het begin van de doorbraak van de oude synodale organisatie!

Nieuwe verwachtingen?

In beide commissies had prof. Severijn zitting. Dit was heel opmerkelijk. Tevoren had hij zich, niet zonder belangrijke argumenten, negatief opgesteld tegenover de reorganisatievoorstellen. Waren er nu bij hem, vooral door de ontwikkelingen in de oorlog, nieuwe verwachtingen gewekt? Leefde er bij hem nu een stille hoop, dat de classicale vergaderingen als kerkelijke organen zouden hersteld worden en dat de zaak van de belijdenis zodanig aan de orde gesteld zou worden, dat er weer een kerkelijk leven, meer naar gereformeerde belijdenis, uit geboren zou kunnen worden?

Wij zagen reeds meerdere malen, dat bij hem dus de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten, en het recht van de gereformeerde gemeenten om een leven te leiden naar de belijdenis, een belangrijke rol speelden. Daarbij verloor hij toch de hervormde kerk als geheel niet uit het oog, hoewel zijn oordeel over haar onder de synodale organisatie erg negatief was. Mogen wij zeggen dat hij door de ontwikkelingen méér oog kreeg voor de betekenis van de hervormde kerk als geheel en voor haar oprichting? Is het teveel gezegd, wanneer wij het m dit verband opmerkelijk vinden, dat Se­verijn, wel juist in relatie tot de kerk, weinig over het verbond heeft geschreven, maar dat hij in 1939 een referaat voor de jongelingsverenigingen heeft gehouden over 'Verbond en Kerk' en enkele jaren daarna in de Waarheidsvriend bredere artikelen heeft geschreven over het verbond.

Onduidelijk

Hij trekt daarin geen duidelijke dogmatische lijnen. Het is niet altijd duidelijk wat hij bedoelt. Bij hem treffen wij de onderscheiding aan tussen openbaar en innerlijk verbond, die ongeveer samenvalt met de onderscheiding tussen uitwendig en inwendig 'verbond'. Grote nadruk krijgt ook bij hem het feit, dat de ware gelovigen - de uitverkorenen - echt in hét verbond - het innerlijk verbond - zijn en delen in de weldaden daarvan tot zaligheid door de Geest. De anderen vallen onder het openbare verbond. Wij kunnen in het kerkelijk leven niet oordelen over het hart, alleen over belijden en leven. Severijn spreekt met nadruk over de verantwoordelijkheid van allen die tot dit openbare verbond behoren. En dan maakt hij soms de kring héél wijd, als hij zegt dat dit eigenlijk allen geldt die op enigerlei wijze leven onder de beademing van het Woord. Die allen moeten tot jaloersheid gewekt worden. Toch moeten wij ook hier opmerken, dat openbaar en innerlijk verbond in zijn uiteenzettingen op zulk een wijze onderscheiden worden dat ze bijna gescheiden worden. Komt hier voldoende uit de verf wat wij wèl vinden bij Calvijn en in ons doopsformulier, bijv. wat de betekenis en inhoud zijn van de beloften van het verbond, bij de doop betekend en verzegeld? Welke oproep tot geloof en bekering daarin gelegen is en in welke weg de weldaden tot zaligheid, daarin opgesloten, ons deel worden! Hoe zwaar hier onze verantwoordelijkheid weegt, doch hoe hier juist ook ten volle geleerd wordt, dat de gehoorzaamheid in deze geheel Gods werk is, eveneens in die beloften ons toegezegd, en vrucht van Zijn verkiezende genade!

Met dat al, Severijn spreekt in genoemd referaat en genoemde artikelen, wel over een verband tussen verbond en kerk. Niet alleen tussen Verkiezing en kerk. Eveneens tussen verbond en de hervormde kerk, ook onder de organisatie van 1816. Zijn ideaal uiteindelijk was toch het herstel van de nationale gereformeerde kerk in ons land? Steeds weer bracht hij naar voren, dat dit ideaal allereerst die hervormde kerk raakte.

Kerkorde

Severijn had dus ook zitting in de commissie tot voorbereiding van de nieuwe kerkorde. Wel had hij van meetal zijn reserves en was zijn positie daarin niet gemakkelijk. Hij had reeds grote bezwaren tegen de voorstellen van de werkgroep. Begrijpelijk is, dat hij daarin toch zat met grote vrees. Gezien de zaak, die hem zwaar bleef wegen - de religie en de rechte functionering van de belijdenis. Vanuit zijn opkomen voor de zelfstandigheid en rechten van de plaatselijke gemeenten stond hij negatief tegen de door deze werkgroep voorgestelde raden - commissies - in de kerk.

Voor de arbeid in de commissie tot voorbereiding van de nieuwe kerkorde golden bepaalde richtlijnen en perspectieven. Veel uit het reorganisatievoorstel van 1936 vinden wij daarin terug. Ze zijn voor ons onderwerp van belang.

Ze houden in: de 19e-eeuwse bestuursinrichting moet worden vervangen door een ambtelijk presbyteriale kerkorde. Het apostolaire karakter van de kerk moet de volle aandacht krijgen op alle terreinen van het leven. De Schrift en de belijdenis moeten zodanig worden erkend, dat de kerk zich in al haar organen, ambten en bedieningen blijft bewegen in de weg van het belijden. Het diakonaat en de kerkvoogdij moeten ten volle ambtelijk worden ingeschakeld. Niet zonder veel strijd heeft Severijn het ontwerp eerst mee ondertekend, opdat het toch in de kerk zou worden behandeld. Hij deed dit, tussen hoop en veel vrees, met nadrukkelijk voorbehoud van zijn reserves en bezwaren. Hij vroeg de vrijheid om in het openbaar daaraan uiting te geven. Dit gebeurde.

Beroering

Dit doen van Severijn bracht in de kringen van de Gereformeerde Bond wel beroering! Enige tijd kreeg hij oude medestanders, o.a. ds. I. Kievit, tegen zich.

Zelf schreef hij in die tijd in de Waarheidsvriend: Het ontwerp zal nu moeten worden uitgevoerd. Binnenkort zullen de classes vergaderen om hun afgevaardigden te zenden naar de generale synode, die het karakter van een interim-synode zal dragen. Deze wordt immers geroepen tot een nader omschreven taak, die zij in gehoorzaamheid aan de Schrift en staande op de bodem van de belijdenis heeft te vervullen. Deze formulering is afkomstig uit de kringen van gemeenteopbouw. Om alle misverstand te voorkomen heeft ons hoofdbestuur duidelijk kenbaar gemaakt, dat het zijn stem aan het voorstel zou geven, alleen als men aan de formulering 'op de bodem' geen andere zin zou hechten dan 'op de grondslag van'. Het mag overbodig heten nog eens uiteen te zetten, hóe en waarom wij uiteindelijk onze stem aan het ontwerp hebben gegeven. Het wordt meer dan tijd, dat de classes aan het woord komen. Men vergete niet, dat van nu voortaan in de classes over de zaken van de kerk kan worden gehandeld. Het begint langzamerhand in brede kring duidelijk te worden dat de leiding van gemeenteopbouw door een geest wordt bezield, die over de grondslagen van ons algemeen ongetwijfeld christelijk geloof met een lichtvaardigheid heenglijdt, die niet het vertrouwen van de positieve belijders van de Christus der Schriften kan hebben.

De classicale vergadering zal zich derhalve rekenschap hebben te geven van het feit, dat de generale synode haar taak heeft te vervullen 'in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en staande op de bodem van de belijdenisgeschriften'. Het is duidelijk, hoe hij dat 'gevuld' wil hebben!

Hij vervolgt dan: Dit sluit alzo onweersprekelijk in, dat de classes een ambtsdrager hebben af te vaardigen, die geschikt en bekwaam geacht wordt en ook 'van zins en willens' is om in gehoorzaamheid aan de Schrift en staande op de bodem - d. i. grondslag - van de belijdenisgeschriften de zaken op die synode te behartigen.

Roeping

Nog het volgende schrijft hij dan in de Waarheidsvriend: Eén ding kan nu worden geconstateerd, dat de druk van de tijden de kerkelijke sleur heeft gebroken. Het besef is wakker geworden, dat de kerk een roeping heeft tegenover de wereld die zij schromelijk heeft verzaakt in de dagen van haar verburgerlijking. Wij menen niet dat de hervormde kerk er nu is, en geoefend uit de strijd is gekomen gesierd met de volle wapenrusting, die ons door de apostel wordt voorgesteld. Eenieder echter onderzoeke zichzelf! Want de kerk is de vergaderingvan de ware christgelovigen. Zij moge in Chris­tus alle gaven der genade hebben. Zij kan die slechts openbaren in en door haar leden, die die gaven deelachtig zijn. De opening van de synode moge een vrucht zijn van de verdrukking, zij is niet het eind, maar veeleer het begin van een geestelijke worsteling, waarbij alle belijders van de Christus der Schriften betrokken zijn en opgeroepen worden om voor Zijn Naam en zaak de wapenrusting Gods aan te doen. En als zij aan die oproep eendrachtig gevolg geven zal de uitkomst niet ongezegend zijn!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Prof. dr. J. Severijn en de kerk (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's