De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Vroomheid en gebed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vroomheid en gebed

OPENINGSWOORD PREDIKANTENCONTIO

16 minuten leestijd

Op woensdag 3 en donderdag 4 januari werd in Driebergen weer de jaarlijke predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond gehouden. Voor beide dagen was de belangstelling groot.Het openingswoord van ds. G. D. Kamphuis over Gebed en vroomheid is in dit nummer afgedrukt, evenals de samenvatting van de referaten van dr. E. P. Meijering en dr. G. van de Brink over Arminianisme toen en vooral nu. Rabbijn J. S. Jacobs hield een causerie over De verhouding tussen het orthodoxe jodendom en het orthodoxe christendom. Ondergetekende gaat daarop in dit nummer nader in. Dr. P. de Vries, Elspeet, en dr. W. J. van Asselt, Bennekom, spraken over Het verbond bij de Puriteinen. We hebben begrepen, dat dr. De Vries zijn lezing uitwerkt tot een bredere publicatie. De lezing van ondergetekende, getiteld De profetische roeping van de kerk in een postmoderne tijd, zal, aangevuld met een nadere uitwerking van wat in de brede gedachtewisseling ter tafel kwam, als afzonderlijk geschrift worden gepubliceerd.v. d. G.

In De Doctrina Christiana schrijft Augustinus over de dienaar van het Woord de beroemd geworden zin: 'Sit orator antequam dictor'. Laat hij eerst bidder zijn en dan prediker. Deze na-apostolische vermaning blijft ook voor ons van grote waarde. Vooral nu het gebedsleven hoe langer hoe meer uit het leven wegvalt. Ons gebedsleven kan niet zonder intensivering en onze vroomheid niet zonder verdieping. Op die manier alleen kunnen we vruchtbaar in de dienst van Christus werken: belijdend en getuigend. Dat het gebed een dragende grond is in al ons ambtelijk werk wordt in de brieven van Paulus benadrukt. Zijn brieven beschrijven het geestelijk leven niet, ze zijn vol getuigenis en verkondiging. Paulus spreekt in de wij- en de u-vorm. Het leven in, uit, door het geloof draagt hij getuigend uit. We worden rechtstreeks aangesproken en opgeroepen om de vroomheid te beoefenen en ons afhankelijk te stellen van de bediening van de Heilige Geest van Christus.

God riep u en mij tot de bediening van het Evangelie. Daarover verwonder ik me: dat ik instrument in Zijn handen mag zijn. Meteen sta ik hier ook onder de heilige kritiek van Gods eigen Woord: 'We hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht van God zij, en niet van ons' (2 Korinthe 4 : 7). Christus dienen is leven van genade, is ademen in de ruimte van de Heilige Geest. Hier luistert het heel nauw in het leven van dienaren van Christus. De Kerk heeft van het begin af aan geloof en roeping als voorwaarden gesteld om dienaar van het Woord te zijn. Dat is terecht. Hoe kunnen we dienen zonder geloof, zonder roeping. Maar ook: hoe kunnen we dienen zonder voortdurend gebedsleven? In deze vertrouwde omgang met God, die als het goed is verdiept wordt, brengen wij ons werk, brengen we de gemeente voor Hem. Deze vertrouwelijke omgang met God onttrekt zich aan het oog van de gemeente. Dat is 'verborgen omgang'. Anderzijds voelt de gemeente het aan of we zelf voor God buigen en met Hem leven.

Echter u en ik kunnen de Geest van God ook bedroeven, of uitblussen. Dan zijn we in Christus' handen onbruikbaar en blijft onze dienst onvruchtbaar voor God en Zijn koninkrijk. Het meedragen en uitdragen van de rijke en heilige schat van het Evangelie vraagt in ons leven dat we ons niet laten leiden door onze eigen wil, door vleselijkheid en hoogmoed. Dat brengt een aantasting van de prediking zelf mee. We zijn geen dienaar van het Woord om onze positie, onze naam. De diepe en dragende grond is een heilige passie voor God, voor Christus, en daarom voor Zijn Kerk en Zijn werk in deze wereld. De reformator van Genève spreekt over dienaren 'die van een gezonde leer en van een heilige levenswandel zijn'. Dienaren met een bijzondere liefde om Christus te prediken, om mensen tot Hem te leiden, om Zijn gemeente te bouwen. Het Evangelie van God schijnt alleen zuiver door kristalhelder glas. Ook tot ons komt de oproep tot (voortdurende) bekering, tot levende kennis en omgang met Christus. In Hem is ook verzoening voor onze persoonlijke en ambtelijke zonden. 'Om deze oorzaak buig ik mijn knieën tot de God en Vader van onze Heere Jezus Christus...' Onze verkondiging lijdt aan een enorme bloedarmoede als we zelf niet deze levende omgang met de Heere God dagelijks in praktijk brengen. Dan gaat de heilige passie voor God, voor Christus en voor Zijn werk steeds meer ontbreken. Want ons ontbreekt dan die zuivere concentratie waar de dichter van Psalm 86 om bidt: '... verenig mijn hart tot de vreze van Uw Naam'. We raken God meer en meer kwijt, we raken de gemeente meer en meer kwijt, we raken ook elkaar meer en meer kwijt. De liefde en de betrokkenheid maken plaats voor individualisme en voor wedijver.

Vroomheid
Kern van deze bijbelse vroomheid is 'in Christus zijn'. Wat met Christus gebeurd is, dat is met ons gebeurd. We zijn met Christus gestorven, met Hem begraven, en ook met Hem opgewekt. Een dienaar van Christus leeft in Hem of hij leeft niet. Ik herinner u aan de woorden van Gunning: 'O, lieve broeders, neemt u in acht, dat gij toch geen ander geloof mocht laten gelden, dan zulk een geloof, dat de Heilige Geest in het hart werkt, en de Heilige Geest is toch geen stomme Geest, maar Hij spreekt en zucht, roemt en bidt in het hart der gelovigen. En dat spreken, zuchten, roemen en bidden van de Heilige Geest verklaart u Jezus' volbrachte werk aan uw binnenste tegen al uw eigen stemmingen en gevoelens in. Hij is meerder dan uw hart!... Het is Christus, die woning maakt door de Heilige Geest in de diepste grond van het hart, en daar al onze gedachten en overleggingen gevangen neemt...'. Dat is dus ook het spreken en zuchten, het roemen en bidden van de Heilige Geest in het hart van dienaren van Jezus Christus. In deze vroomheid hebben we verdieping en intensivering nodig. De genade van Christus wil ons leven juist doortrekken. De liefde van Christus wil onze dienst meer en meer beïnvloeden. Ook wij moeten meer en meer sterven aan onszelf om met Christus te leven en zo Hem te dienen. Zelfverloochening is een wezenlijke trek van de vroomheid. De Heilige Schrift is de bron maar tegelijk ook de grens van de vroomheid. Alle vroomheid die de grenzen van de Schrift te buiten gaat is geen bijbelse, door de Geest doorademde vroomheid.

Hoe meer Christus in ons leeft, en wij in Hem, des te meer krijgt onze verkondiging kracht en volmacht. We preken en dienen dan in de aanwezigheid van God in Christus. We drinken uit de Bron van Gods genade en liefde, en worden door de Geest in de stilte, in de binnenkamer, in de omgang met God toegerust voor onze dienst.
Mozes' gezicht straalde omdat Hij met God was geweest. Iets van de heiligheid en de majesteit van de Heilige wil het leven van de dienaren van Christus doortrekken.
Gods Geest wil ons leven leiden. Ons ambt is geen garantie, geen verzekering. Wel hebben we Gods beloften meegekregen toen we werden bevestigd: 'Ziet Ik ben met u al de dagen...'.

Gebed
Een dienaar van het Woord is een man van gebed. Dienaar van Christus zijn en volharden in gebed horen samen. Uw en mijn dienst wordt gedragen door de dienst van de gebeden tot voor Gods troon. Ook dienaren van Jezus Christus kunnen zonder Hem niets doen. Het gebed is de levensader, onmisbaar aspect van vroomheid en godsvrucht. In het gebed Ieren we de stem van God in Zijn Woord horen en verstaan. Voor, tijdens en na de preek is de verborgen omgang met God nodig. Zonder deze verborgen omgang met Hem is onze theologie hoogstens rechtzinnig maar niet levend en niet meer doortrokken van de adem en de kracht van de Heilige Geest. Is de vreze des Heeren ook niet het begin van alle theologische wijsheid? Het gebed is de eerste en grondleggende handeling van alle theologische arbeid.

In het leven van het gebed vindt de rijkdom van het kindschap zijn hoogtepunt, daar zeggen kinderen: 'Abba, Vader'. En kinderen die God in Christus dienen, als dienaar van het Woord, hebben juist gedurig deze oefening in vroomheid, deze oefening in gebed nodig.

Dienaren van Christus komen in het spervuur van vragen. Je loopt aan tegen je eigen onvermogen, je falen, je onwil om het te wagen met Gods genade alleen. Je gaat door de crisis, door aanvechting en diepte. Studie en geloof hangen samen. Christus slijpt Zijn dienaren, laat vruchten in ons leven rijpen door de crises heen. Hoofd en hart, studie en gebed, dogma en preek, verantwoorde exegese en verkondiging, noeste arbeid en leiding door de Heilige Geest horen bij elkaar. Zonder Christus echter verbitteren we, komt er gewoontevorming. Met Hem kom je rijker een crisis uit dan dat je er inging. Theologie beoefenen is een worsteling om de zaak waar het om gaat helder te krijgen, nl. om van binnen uit de Schrift te verstaan. Soms is het ook lijden aan de studie, lijden aan de vragen die op je afkomen. Dat heeft alles te maken met de omgang met God waarin Hij ons oefent. De Heere troont op de lofzangen van Israël. Iemand zei: 'Dat is een wankele basis'. Maar gebed en lofzang worden in stand gehouden door de voortdurende tussenkomst van de Heilige Geest. Het gebed leeft van de inspiratie van de Heilige Geest. En als het in ons leven verslapt is heeft dat te maken met het feit dat we de Geest van God tegenstaan, bedroeven of belemmeren.

Gebedstijden
De Schrift geeft ons helder inzicht in het leven van het gebed en in de gebedstijden. Zonder twijfel denken we aan Daniël. Zijn vroomheid, antwoord op Gods grote daden, bleek uit Zijn gebedsleven. Daar lag de kracht van zijn vroomheid om het als dienaar van de Allerhoogste vol te houden aan het hof van Babel. Zo heeft hij zijn God gediend onder moeilijke omstandigheden. De vensters naar Jeruzalem, de heilige stad Gods, waren open. En door die open vensters had Daniël gemeenschap met zijn God.
Gegevens over gebedstijden vinden we in het Nieuwe Testament vooral bij Lukas. Die uren zijn, evenals bij Daniël, ontleend aan het morgen-, middag- en avondoffer. Het derde uur (het morgengebed) is het tijdstip waarop de apostelen bij elkaar kwamen op de dag van het pinksterfeest (Hand. 2 : 15). Het zesde uur (het middaggebed) gaat Petrus het dak op om te bidden (Hand. 10 : 9). Op het negende uur, tijd voor het avondgebed, is Cornelius in gebed (Hand. 10 : 3 en 30). In Hand. 3 : 1 was dit al vermeld als het vaste gebedsuur in de tempel, waarheen Petrus en Johannes opgaan. In de Didaché volgt na de tekst van het Onze Vader de oproep: 'Bidt op deze wijze driemaal daags'.U it deze gebedsuren zijn in later periode de getijden gegroeid.

De regelmaat van het gebed, de orde in het gebed is ook voor dienaren van Christus onmisbaar in onze situatie. Hier ligt het geheim van de kracht van het geloof. Hier ligt het geheim van iedere dienst die vruchtbaar is. De volharding in de gebeden is een onmisbare schakel in de vroomheid en de godsvrucht van iedere predikant. De druk van onze agenda dreigt ons op te slokken. Zo worden we leger en leger en op deze manier verarmt de verkondiging, het getuigenis. Lege handen, biddende harten worden gevuld door de Geest van God.
Het gebed is echter niet tot vaste uren beperkt. Er is sprake van altijd bidden, van dag en nacht tot God roepen (Lukas 8 : 1, 7), altijd waken en bidden (Lukas 21 : 36), volharden in het gebed (Kol. 4 : 2; Hand. 1 : 14), bidden zonder ophouden (1 Thess. 5 : 17). In gebedstijden en in het voortdurend gebed wordt de vroomheid, de godsvrucht gevoed, worden we toegerust voor onze dienst.

Komen tot God
Wat is de diepste kern van ons gebed? In onze gebeden komen we tot God. We lezen dat in de Evangeliën vooral van blinden, lammen en kreupelen. Ze komen tot Hem die hen redden kan: Hij is de Heere Die komt in de Naam van de God van Israël. Zo komen we tot Hem om vervulling met Zijn Heilige Geest. En mijn lege handen en mijn onrustig hart leg ik voor Hem neer. De hoofdman die tot Christus komt is beschroomd. 'Heere, ik ben niet waardig, dat U onder mijn dak zou inkomen' (Mt. 8 : 8). Schroom is er ook bij de bloedvloeiende vrouw, die van achteren tot Christus komt om alleen maar de zoom van Zijn kleed aan te raken (Mt. 9 : 20). De vrouw die tot Hem komt met een kruik vol mirre en Zijn hoofd zalft met een gebaar van grote eerbied (Mt. 26 : 7). De vrouwen bij het graf komen tot Hem en grijpen Zijn voeten vast en aanbidden Hem (Mt. 28 : 9). Mensen knielen voor Hem: een melaatse, een overste van de synagoge wiens dochter is gestorven, de Kananese vrouw, de vader van de maanzieke knaap, de rijke jongeling, de moeder van de zonen van Zebedeüs, de vrouwen bij het graf. Mensen vallen Jezus te voet, werpen zich neer voor Gods Aangezicht, in het hele N.T. komen we het tegen. Overigens ook in de psalmen komen we dit buigen en knielen vele keren tegen. Komen tot God, tot Christus begint met schroom, hoe kan het anders? Maar het loopt uit op de vreugde, de aanbidding, de intense verwondering. Oud en Nieuw Testament verschillen hierin niet van elkaar. Zondebesef, noodzaak tot reiniging, maar ook vertrouwdheid en vrijmoedigheid. We naderen tot God: met eerbied en ontzag. We komen als dienaren voor Gods troon, voor de Heilige, de Eeuwige, Die nochtans in Zijn Zoon in Dienstknechtsgestalte kwam. Dit verootmoedigt en verwondert ook ons.

Het gebed in de eredienst
Als ambtsdrager leven we ook binnen de ruimte van de kerk die bidt. De gebeden gaan voort. In de stilte in het leven van hen die God vrezen, in uw studeerkamer. Maar, ook in het openbaar, in de openbare eredienst. Daar zijn we samen in de Naam van Christus, onder aanroeping van Zijn Naam. We zijn daar omdat we er door God toe geroepen zijn: uit de duisternis van deze wereld geroepen tot Zijn dienst. En ook daar zijn wij geroepen tot de gebeden, als tolk van de gemeente. We gaan de gemeente voor in de dienst van de gebeden. We zoeken samen met de gemeente de troon van de Heilige, de levende God. Christus leerde ons bidden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt, geef ons heden ons dagelijks brood, vergeef ons onze schulden, leid ons niet in verzoeking. Ons bidden is ook gemeenschappelijk. We bidden in de ruimte van de kerk, de gemeente, de gemeenschap der heiligen. De Heidelberger spreekt in Zondag 38 over het ijverig komen tot de gemeente Gods op de dag van de Heere om Hem openlijk aan te roepen. De samenkomst van de gemeente, 'de godsdienstoefening' is ook een oefening in gemeenschap met God, een oefening in gebed. Aan de gedachte uit Jesaja 56 : 7 waar God de tempel een huis van gebed noemt verbindt Calvijn de gedachte dat 'voor de gelovigen de tempel als een banier is opgericht, opdat zij zich eendrachtig in het bidden zouden oefenen'. Die gedachte trekt hij ook door naar de samenkomst van christelijke gemeente. De eredienst dus als oefening in de gebeden.
Daar, in het gemeenschappelijk gebed leren we ook bidden. Daarom vraagt deze dienst van gebed en voorbede ook een uiterste, een heilige concentratie. U en ik gaan ook op die momenten de gemeente voor. We zijn op heilige grond. En juist in die momenten komt het aan op eerlijkheid en zuiverheid. Laat onze gebeden werkelijk gebeden zijn en geen eindeloze woordenbrij en geen voorgewende simulatie. Onze gebeden zijn geen reflectie, geen wensen, het is geen hoffelijk gesprek met God. We naderen met de gemeente voor de troon van de heilige God. Dat ontzag, dat besef blijft in het hart van de dienaar levend, als hij zelf dagelijks met zijn God omgaat.
In de eerbiedige en vertrouwelijke dagelijkse omgang met God groeit ook het verlangen om met de gemeente voor Gods troon te komen. Het gemeenschappelijk gebed draagt en stimuleert de persoonlijke gebeden. We roepen God aan. We komen tot Hem, we naderen voor Zijn troon, we buigen ons, hoewel niet letterlijk, voor Hem. We verootmoedigen ons en aanbidden Hem en 'in al ons onvermogen belijden en verwachten we Hem' (Immink). We wenden ons met de gemeente tot God in schuldbelijdenis, in verootmoediging, in afhankelijkheid, maar evenzeer in dank en aanbidding.

Voorbede
Het woord van de apostel bindt ons de voorbede op het hart: 'Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; voor koningen, en allen die in hoogheid zijn' (1 Tim. 2 : 1v.). In de dienst van de gebeden komt 'de hele wereld ter sprake'. 'De ene pool wordt gevormd door de overheid, ... de andere door de stervenden...Tussen deze beide polen in ligt al het ander...' (Van Ruler). Ook in de voorbede gaan we heilig en oprecht met de dingen om. De voorbeden ontspringen niet in de eerste plaats aan de actualiteit. Er komt via de media zo ontzaggelijk veel op ons af.
Het roept in de harten emotie op en pijn. Er is zoveel dat we het nauwelijks meer kunnen verwerken. Er is geen follow-up, geen doordenking, van week tot week verandert het spectrum. Het zijn soms emotionaliteiten. Het gaat er in de voorbede wel om dat de gemeente mee kan bidden. Dat ze 'Amen' kan zeggen (1 Cor. 14 : 16).

De voorbede ontspringt in de eerste plaats aan wat we horen en hoorden. We bidden niet uit onszelf, maar omdat we aangesproken zijn, geraakt door de woorden Gods. In onze voorbeden roepen wij niet zomaar van alles: we staan op de heilige grond voor Gods ogen. Onze gebeden hebben een adres.
Dat geeft aan de voorbede ook het juiste kader. God laat Zijn openbaringslicht schijnen over de duisternis van onze nood. Dat plaatst de nood en de pijn van de wereld in het juiste licht. Dat geeft ons ook een open oog, een bewogen hart, een vurig gebed voor de nood in deze wereld. Dat laat tegelijk alle nood en gebrokenheid in deze wereld nog veel dieper aan het licht komen als werkelijke nood en schuld voor God. Dat bewaart ons voor de stemmingen en wisselingen van de dag, voor het dictaat van de media. Ook onze voorbeden worden helder, rijpen, in de gelovige en biddende omgang met God. Zo leer ik God zien, zo leer ik de nood van de wereld zien, en in mijn gebeden tot God brengen, ook samen met de gemeente.
Overigens: we kennen ten dele en we bidden ten dele. Maar, we staan als ambtsdrager binnen de ruimte van een biddende kerk. Samen met al de heiligen brengen we de nood van de christenheid en de nood van de wereld voor God. Hij weet wat wij bidden voordat wij het verwoorden.

De Geest der gebeden
Broeders, de Geest van de gebeden Zelf wil u leiden. Opdat uw gebeden reukwerk voor God zullen zijn. 'Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw Aangezicht, de opheffing van mijn handen als het avondoffer' (Ps. 141 : 2). Zo kunnen we de kern van het werk vol houden, bemoedigd en geïnspireerd, door de Geest van God. '...maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen' (Rom. 8 : 26). En onze diepe troost in ons tekort, in ons gebrek aan gebedsleven, vinden we in Hem, Die altijd leeft om voor ons te bidden. De troost van Zijn voorbede bemoedigt mij om in Zijn dienst steeds weer verder te gaan.

G. D. KAMPHUIS,
Amstelveen-Buitenveldert

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Vroomheid en gebed

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's