MEDITATIE
Kruis en Kroon.
„Zoo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij". Matth. 16 vers 24.
Zie hier, waarde lezer, een woord van Immanuël, eens gesproken tot Zijne discipelen. Inderdaad, geen gemakkelijke les, laat staan van 'n lichte taak ! En toch, het is en het blijft het parool voor de ware strijdende Kerk hier op aarde.
Achter Christus komen ? Neen ! Zichzelven verloochenen ? Neen ! Zijn Kruis opnemen ? Ach, neen ! Christus volgen ? Neen, en nog eens, neen I Hoe zoo, o mensch ? Hierom er is in uw hart geen plaats voor God en goddelijke dingen. Nochtans, o, weet het ! het is de weg ten hemel. Door het Kruis naar de Kroon ! Christus Zelf gaat hier als het Hoofd Zijner Kerk voorop en vooruit. Hij, de Overste Leidsman, niet waar !
Treffelijk leeren ons dit de weken, die wij thans doorleven, de passie-of lijdensweken Christi.
Zoo was dan het vonnis des doods over Christus gestreken. Hij komt op weg naar Golgotha, 'n Droevige stoet. Wie zal Hem met droge oogen aanschouwen ? Vol zijn Jeruzalems straten van hen, die als met ongeduld wachten op dit beklagelijk gezicht. Ten laatste komt Christus uit Pilatus' poort, dragende dat, wat zoo aanstonds Hem dragen zal. Het spotkleed was Hem weder ontnomen. Niet uit gunst. In Zijne eigene kleederen zou Hij ter dood worden geleid. Was Zijn aangezicht met bloed bevlekt, gezwollen en verminkt door de kinnebakslagen, moeilijk zou Hij te herkennen zijn geweest, ware Hij van Zijne gewone kleederen verstoken gebleven. Na de bespotting hield des vijands wreedheid gelijken tred met het hem verzekerd succes. Deze schopt Hem met zijn voeten, gene slaat Hem met zijn stok, 'n derde sleept Hem aan zijn banden voort, velen rukken aan zijn moede lichaamsdeelen met 'n toornend bevel van te haasten ! Christus droeg Zijn kruis ! Vroeger in de gestalte van 'n dienstknecht, vrij en ongedwongen, nu als een slaaf tyranniek geperst en toch, boven boosaardige macht schittert goddelijke liefde jegens het menschelijk geslacht in stilte uit ! Zijn Vader deed ons aller ongerechtigheid op Hem aanloopen, Zijn eigen barmhartigheid deed Hem onze zonden dragen op het kruis, ja, het kruis met den vloek van het kruis ! Vrijwillig neemt Hij als de Overste Leidsman van Zijn volk het kruis op, inderdaad herinnerend aan het vermaan : „Zoo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mïj". Ziehier, waarde lezer, in deze woorden een climax, een opklimmende trap, een versterking in en van gedachten. Eerst achter uwen Zaligmaker, daarna een verloochening van uzelven. Eerst onder den tuchtmeester, Mozes, de Wet, daarna het pad in van zelfverloochening, den kruisweg, het Evangelie. Mozes haalt u uit Egypte, brengt u onder aan den voet van den donderenden en bliksemenden Sinaï, onder en in Gods recht, Jozua haalt en voert u er onder uit, maar, edoch, dit is een via dolorosa, een weg van tranen, een weg van smarten. Door den Jordaan des doods in het land der belofte. Door lijden tot heerlijkheid !
Na de zelfverloochening, zelfverzaking of overgave als Benhadad's knechten, met het koord om den hals en den zak asch aan de lendenen, een opname van het kruis, in den weg van vrije genade. Thans roepen Achab's knechten u, in hoogeren en beteren zin, het „welkom in den"'strijd !" zoo van heeler harte toe. Alweer, niet gemakkelijk, maar toch een blij en zoet vooruitzicht, niet waar, trots allen bitteren tegenspoed. Of, sprak de meerdere Achab van Zijn troon op de voetbank Zijner voeten, Zijne broederen eens niet bemoedigend toe : „In de wereld zult gij' verdrukking hebben, maar hebt goeden moed. Ik heb de wereld overwonnen !",
En toch, de ervaring leert, dat de mensch, óók" na verkregene genade, afkeerig blijft van het kruis. De geest strijdt tegen het vleesch, ja, hij zal zijn leven lang te worstelen hebben tegen zijn zondige natuur. Het zijn maar korte en weinige oogenblikken, dat hij eens recht eenswillend wordt bevonden met zijn lijdenden Zaligmaker. Hij moet er als toe gedwongen worden. Hiertoe erbarmt zich de Heere Zelf door Zijn levendmakenden Geest.
Christus vordert te langzaam naar Golgotha. Dit botst tegen den bloeddorst Zijner vijanden. Lang te moeten wachten, maakt hen verdrietig. De uitvoering van den dood is voor hen zoeter dan de pijn van een tragen voortgang voor Christus. Sprak Hij eens tot Judas, den verrader : „wat gij doet, doe het haastelijk !", hier roepen zij de hulp in van Simon van Cyrene, komende van den akker, hem hetzelfde commandeerend. Zij dwingen hem Christus' kruis te dragen. Simon is Christus' beul. En zeker, had hij vrijwillig Christus' kruis op zich genomen, hetwelk nu uit dwang geschiedde, hoe zou, o Simon van Cyrene, u zulks de geheele Kerke Gods hebben misgund ! als te gelukkig om de eere te hebben, dat gij de eerste waart, die het kruis van uwen Zaligmaker droeg, waarin immers millioenen van martelaren sedert dien eergierig zijn geweest om u na te volgen ! Of, is 't niet alzoo, dat er meerdere waardij schuilt in het dragen van het kruis van Christus voor Hem, dan in het dragen van een kroon van Hem ? 0f ziet niet iedere ware kruisdrager met den boetvaardigen moordenaar aan het kruis, met Christus lijdende en stervende, met een opgeheven hoofd als over het kruis op de kroon ! „Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn !" In dien weg volgen wij toch Christus, in Zijn lijden, in Zijn sterven, maar óók in Zijn opstanding èn in Zijn hemelvaart. Zoo gaan wïj achter Hem aan èn in de trappen van Zijne vernedering èn in de trappen van Zijne verhooging. „Vader, Ik wil, dat die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt !" was immers mede de zwanenzang van den lijdenden en stervenden Borg. Immanuël, God met ons !
Zoo lijdt, maar ook leeft de ent met en uit den stam, de rank in den Wijnstok, onder het oog van den hemelschen Landman, den Vader der lichten. Hoort slechts Paulus. Hij roemt : „Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij ; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die mij liefgehad heeft en zichzelven voor mij overgegeven heeft". En, schreef Rheterfort niet uit de gevangenis aan een zijner vriendinnen : „Werp uw kruis niet weg, want gij werpt uw vreugde weg !"
Welaan dan, verwaardige de Heere ook ons het Paulus na te roemen, gedachtig tevens aan Rheterfort's vermaan, bij aanvang en voortgang in 's Heeren onmisbaren Geest, te midden van een wereld, die — let wel 1 — in, maar, niet minder, óók uitwendig in het verdoemelijke ligt. In een tijd, waarin de Christus op schier alle gebied en terrein openlijk meer gekruist dan gekroond wordt. Meer, bij dagen en bij nachten, de bloedkreet : ,,Kruist Hem !" dan de jubelzang : , , Hosanna, gezegend is Hij, die daar komt in den Naam des Heeren !" geuit en vernomen wordt. En toch, door het kruis naar de kroon ! Zalig, driewerf zalig, dien het te beurt vallen mag. De Heere schenke het u en mij, ja, ons allen, om Zijns grooten Naams wille ! Na het kruis eenmaal de kroon !
Nieuwe Tonge.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's