De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

32 minuten leestijd

Kerk en Zending.
IV.
De inleider, ds. Wagenaar, gaat breed op de discussie in en tracht alles nog eens in een helder licht te zetten, om mogelijk tot overeenstemming te komen. Hij prijst de openhartigheid, waarmee door de broeders gesproken is, maar hij zou het betreuren, wanneer het bleef bij: „neen — wij doen niet mee". Zoo meent hij, dat er misverstand is ten opzichte van de belijdenis en den grondslag. Als het niet precies gestipuleerd wordt, behoeft dat nog niet te zijn om te nivelleeren. En als gevraagd wordt: welke waarborg is er, dat het Evangelie van Jezus Christus gebracht wordt in de heidenwereld, dan antwoordt hij, dat men niet vergeten moet, dat de kwesties in Indië geheel anders liggen dan bij ons, en dat de Zendingsvereenigingen nu toch ook het Evangelie van Jezus Christus brengen. Wat dat betreft, zou hij het best durven wagen. Of er dan geen moderne Classes zijn, bijv. in Groningen en Noord-Holland? Zeker! Maar er is geen kwestie van, dat een moderne als zoodanig de leiding krijgt; de geestelijke leiding zal niet worden verslapt; de zaak zal er niet anders door worden. En kan er nu ook niet veel mooi werk in en door de Kerk verricht worden? Zoo zou hij willen, dat nu ook de Zending Kerkelijk gemaakt werd en de Kerk deze zaak gaat ovenemen. Want zeker, de Zendingsvereenigingen hebben nog dikwijls verrassingen, groote verrassingen, maar het werk als zoodanig is de vereenigingen en corporaties over 't hoofd gegroeid.
De Synode zal gelegenheid krijgen om, doordat het een groote commissie is, de kopstukken van de Zending te benoemen. We krijgen op deze manier de presbyteriaansche inrichting bij het werk der Zending: Gemeente, Classis, Synode. Toegestemd wordt, dat een betere vertegenwoordiging van de Kerk noodig is; in dit Concept is dan ook gevolgd wat reeds herhaalde malen is voorgesteld: de Walen gelijk te stellen met een Classis, zoodat we in het Concept krijgen 44 classicale vergaderingen en dan als 45ste de Waalsche Kerken.
Wat het imperatief stellen van de Kerkelijke Zendingscommissies aangaat in Classis en Gemeente, is van de gedachte uitgegaan, dat de Kerk het werk der Zending doen moet. Evenals er is in de Kerk verzorging van de armen, met een college van diakenen in iedere Gemeente, zoo moet het ook worden, dat de Kerk het werk der Zending heeft uit te voeren en dat overal, in alle Gemeenten daarom ook een Zendingscommissie wordt benoemd. De Zendingsplicht der Gemeente brengt dat mee. Zooals er nu overal diakenen zijn en er gelegenheid is om geld voor de armen te geven, zoo ook moet overal een Zendingscommissie komen om het werk der Zending te bevorderen.
Als er onder en na het antwoorden van ds. Wagenaar door enkelen nog opmerkingen gemaakt worden, dan blijkt het, dat de bezwaren niet zijn weggenomen. Ieder zou wel mee willen gaan op den weg van Kerkelijke Zending (hoewel er nog wel te praten valt over een en ander), maar zoolang de toestand van de Hervormde Kerk is, zooals zij is, is en blijft men huiverig en blijft men zich principieel verzetten. Het mooiste werk wordt telkens weer verknoeid en niet zelden zelfs vermoord, door den richtingsstrijd. Daarom ook zou men principieel bezwaar hebben het werk der Zendingscorporaties in handen van die Kerk te leggen. Het werk zou na 10 of 20 jaar verloren zijn voor de Zendingsvereenigingen. De Gereform. Zendingsbond kan geen zekerheid krijgen, dat zijn werk voortgezet wondt in dezelfde richting als hij begeert. Daarom moet er eerst waarborg komen in de Kerk zelf, wat een rechtvaardige eisch is, die aan de Kerk van Christus gesteld wordt. Tegen imperatief stellen van Kerkelijke Zendingscommissies blijft men bezwaar houden en daarom begeert men dezen, nu voorgestelden weg, niet in te gaan. Als men niet goed kan vinden, dat eerst in de Kerk geregeld wordt wat noodzakelijk is, dan bedankt men er voor aan die Kerk over te dragen al dat werk, dat tot nu toe met zooveel liefde is voorgestaan en bevorderd, gesteund door een zoo groote schare van Christenen, geholpen door zooveel offers van geloof en blijdschap.
Aan het eind van de discussie zegt de Voorzitter, dat het de bedoeling van de Synode is geweest het oordeel te vernemen van de Zendingscorporaties en van de Kerk. Om de stem der Kerk te beluisteren is deze buitengewone Classicale Vergadering geweest. Hij dankt ds. Wagenaar voor zijn degelijke, goedgestelde inleiding en ook de broeders, die eerlijk en duidelijk gezegd hebben hoe zij er over denken en wat hun bezwaren zijn, bezwaren die, blijkens het rapport der Synode, ook daar reeds maar voren zijn gekomen en om oplossing vragen. Moeilijk zal het zijn om nu hoofdelijk te stemmen over de dingen, die aan de orde zijn geweest. Toch wil hij gaarne een oordeel van de vergadering vernemen, om dat aan de Synode te kunnen melden. Hij heeft een resumé van de discussie opgeschreven, wil dat nu voorlezen en vragen of de vergadering daarin kan vinden een weergave van haar gevoelens, zooals dat tot uiting gekomen is.
Dr. Callenbach leest dan het volgende voor:
„De gedachte de Zending Kerkelijk te maken, werd met instemming begroet. Uitgesproken werd echter, dat bij den huidigen toestand der Kerk geen zekerheid bestaat, dat de prediking van 't Evangelie van Jezus Christus zal zijn een prediking van het Evangelie naar de Schriften. Dit bezwaar noopt een aantal leden uit de vergadering zich uit te spreken, dat ze bezwaren hebben, om de hier geopende deur binnen te treden, hoezeer ze ook Kerkelijke Zending wenschen. Naast dit bezwaar wordt genoemd dit andere, dat waar het hoogste bestuur der Kerk weigert een zuiverder organisatie van de Kerk mogelijk te maken, men geen voldoend vertrouwen heeft in dit bestuur, om het op de Zending zoo grooten invloed te geven.
Anderen oordeeen, dat deze bezwaren zijn te ondervangen; dat o.a. de indeeling van Zendingsterreinen bij de bepaalde Classes deze zaak practisch mogelijk maakt en waarborg geeft, dat de beginselen van bepaalde Zendingscorporaties gehandhaafd blijven.
Zij meenen, dat de samenstelling van de Algemeene Zendingscommissie waarborg geeft, dat de Zending zal geleid blijven in de geestelijke banen, waarin het thans geleid wordt. De laatsten meenen, dat de bemoeienis van de Kerk met de Zending haar ten zegen zal blijken te zijn. Er zijn ook leden, die, afgezien van de bezwaren aan de organisatie der Kerk ontleend, bezwaar hebben tegen Kerkelijke Zending en meenen, dat de Corporaties het veel beter kunnen verrichten dan een kerkelijk lichaam. Voortzetting van overleg wordt gewenscht geacht".
Deze conclusie wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Zij zal aan de Synode worden toegezonden namens de Classicale Vergadering van Rotterdam. Tegenwoordig waren van de 65 predikanten 24; van de 67 ouderlingen 25. Predikamtem waren er van Rotterdam (8), Schiedam (1), Charloïs (1), Feijenoord (2), Delfshaven (1), Vlaardingen (3), Kethel, Maasland, Barendrecht, Overschie, Capelle a.d. IJsel, Bergschenhoek, Pernis, Zevenhuizen. Ouderlingen van Rotterdam (5), Schiedam (4), Charlois (2), Kralingen (2), Feijenoord (1), Delfshaven (2), Vlaardingen (3), Maassluis (1), Pernis, Bergschenhoek, Capelle a.d. IJsel, Overschie, Maasland.

Noord-Holland en de Synode.
„Kerk en Volk", het Weekblad voor de Vrijz. Hervormden, is er natuurlijk niet best over te spreken, dat de provincie Noord-Holland twee orthodoxe leden naar de Synode afvaardigt en dat ds. Eilerts de Haan, de bekende vrijzinnige figuur, nu in de Synode zal worden gemist.
We kunnen dat best begrijpen; te meer, waar ds. Eilerts de Haan een zeer nobel mensch is en een man, uitstekend met Kerkrecht op de hoogte, 't Is een van de nobelste modernen die wij kennen en wij weten ook van anderen, dat hij een man is voor wien men respect moet hebben.
Maar dat Noord-Holland hem niet herkozen heeft, is te begrijpen. Van de 5 classes zijn Amsterdam en Haarlem orthodox, Alkmaar en Hoorn vrijzinnig, terwijl Edam „wankelt". Nu moesten de classes Amsterdam en Edam een ouderling voor het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland kiezen. Amsterdam koos natuurlijk een orthodox lid en Edam óók! Daardoor is de verhouding geworden 4 orthodoxen en 3 vrijzinnigen. Met één stem meerderheid kon dus een rechtzinnig Synodelid worden gekozen en in plaats dat ds. Eilerts de Haan werd afgevaardigd, gaat nu ds. Van Paas­sen, van Haarlem, ter Synode.
In 1929 zal Noord-Holland waarschijnlijk! weer vrijzinnig wezen, omdat dan behalve de 3 vrijzinnige predikanten een vrijzinnige , ouderling namens de classis Alkmaar zitting zal nemen. Dan zal het Provinciaal Kerkbestuur dus waarschijnlijk zijn samengesteld uit 3 orthodoxen en 4 vrijzinnigen. In datzelfde jaar moet het ouderling-lid der Synode, de emeritus predikant Idenburg, van Amsterdam, aftreden en moet voor hem in de plaats komen een predikant-lid, hetwelk dan natuurlijk — bij leven en welzijn — ds. Eilerts de Haan wordt!
Maar — zoover zijn we nog niet. Over 1929 spreken we D. V. in 1929 wel eens! Waar de vrijzinnige Hervormden intusschen bang voor zijn? Het blijkt uit deze slotzinnen: „Nu beleven we dus het droevige schouwspel, dat Noord-Holland door twee rechtzinnigen in de Synode wordt vertegenwoordigd. Als de orthodoxie wil, kan zij nu toestooten".
Nu — het is ook we! een droef schouwspel, die orthodoxe predikanten Idenburg en Van Paassen! 't Zijn menschen om je er voor te schamen! Neen — dan heeft Noord-Holland wel andere exemplaren! Trouwens, het moderne Noord-Holland is ook veel beter dan het orthodoxe Noord-Holland. 't Is om te huilen, dat zelfs van Noord-Holland een gedeelte orthodox is. 't Gaat toch wel hard achteruit met de Ned Hervormde Kerk, als zelfs Noord-Holland rechtzinnig wordt en orthodoxe leden (nog wel twee) naar de Synode afvaardigt. Waar moet dat heen? En dan dat laatste zinnetje: „Als de orthodoxie wil, kan zij nu toestooten". Het moderne element van Noord-Holland ontbreekt, kan dus niet waken — als er nu maar geen ongelukken gebeuren.
Als de orthodoxie wil ..... .....
Wat wil?
Opkomen voor de eere van den Koning der Kerk? Of wordt Hij niet geloochend door velen, die de Godheid van Christus loochenen, die Zijn verzoenend lijden en sterven verwerpen, die Zijn opstanding uit de dooden ontkennen; die, hoewel zij zich met een belofte gebonden hebben, geest en hoofdzaak van de christelijke belijdenis loochenen en verkrachten?
Als de orthodoxie wil ..... .....
Wat wil?
Het goede zoeken voor de Ned. Hervormde Kerk, die van ouds gefundeerd is op het Evangelie van Jezns Christus naar de Schriften, terwijl zij nu is een huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, doordat velen een ander Evangelie dan 't Evangelie der Schriften verkondigen en voorstaan?
Als de orthodoxie wil ..... .....
Zou het vreeselijk zijn, wanneer de rechtzinnigen vóór alles zich concentreerden op dit ééne: het Evangelie van Jezus Christus naar de Schriften?

De moderne eeuwigheidssfeer.
Een bekend vrijzinnig predikant is gestorven; althans vroeger schijnt hij een bekende figuur onder de modernen te zijn geweest. 't Is ds. N.J. Telders, nu onlangs in den hoogen leeftijd van 90 jaren te Hoorn overleden. Een kort berichtje is aan hem gewijd in „Kerk en Volk", Weekbllad voor de vrijzinnige Hervormden, waarvan de slotzinnen aldus luiden:„Wij denken in dankbaarheid aan hem terug. Zijn vrome ziel voele zich in de sfeer der Eeuwigheid thuis".
Wij vinden dat een beetje wonderlijk uitgedrukt, dat laatste. Wat is dat: „zich thuis voelen in de sfeer der Eeuwigheid?"
Hier wordt het stuk van het eeuwig leven aangeraakt; wat de Schrift noemt voor Gods kinderen: „het ingaan in de ruste, die er overblijft voor het volk van God"; wat Paulus noemt: „het ontbonden worden en met Christus zijn"; ook wel: „het inwonen bij den Heere".
Christus Zelf heeft daar met Zijn discipelen ook dikwijls over gehandeld en sprak dan van het huis Zijns Vaders, met die vele woningen, waar Hij plaats ging bereiden voor al de Zijnen; Hem van den Vader gegeven, voor wie Hij Zijn dierbaar bloed op Golgotha wilde uitstorten tot verzoening, om hen van zonde en straf te bevrijden en hun recht te geven op het eeuwig zalig leven en hun dat te verwerven door Zijn gehoorzaamheid.
Wij kunnen ons de eeuwigheid voor Gods kinderen niet denken, dan met Christus. „Ik ben het eeuwige leven", heeft Jezus gezegd. En Hij zegt er bij: die in Mij gelooft, die heeft het eeuwige leven; die is van den dood overgegaan in het leven.
Daarom is voor ons gevoel, getoetst aan de Schrift, alles zoo ijdel en zoo ledig en zoo troosteloos wat voor de eeuwigheid los staat van Christus, den Middelaar Gods en der menschen. En al wat men, buiten het geloof in den Heere Jezus Christus om, over de hemelvaart der ziel denken en schrijven wil, is door de Schrift geoordeeld; door het Woord van den Heiland Zelf, Die gezegd heeft: „Niemand komt tot den Vader dan door Mij". Er is geen stijgen der ziel tot de aanschouwing van het eeuwig licht en de genieting van het eeuwige leven, dan in geloofsgemeenschap met Christus, Sions Borg en Middelaar.
Daarom is het zoo heerlijk, wanneer gezegd kan worden van een die stierf: „ontslapen in zijn Heere en Heiland, Jezus Christus" — of althans iets, dat onlosmakelijk verbonden is met Christus en met niets of niemand anders!
En hierin dreigt inderdaad gevaar, groot gevaar.
Wie weet niet, dat b.v. Boeddha gelijk, ja boven Christus gesteld wordt soms. Op het oude, ongerepte Indische Boeddhisme is men meer gesteld dan op het christelijk geloof, dat het mooie aan Boeddha ontleend heeft, ja, gestolen. Wij herinneren hierbij nog eens aan dr Louis Bahler.
Deze dominee in de Hervormde Kerk — intusschen verdwenen — plaatste 31 juli 1915 een advertentie in 't Weekblad „Eenheid", toen een vriend van hem aan keeltering gestorven was. En die advertentie zag er uit als volgt: „Heden overleed in het Sanatorium te Putten mijn vriend en geestverwant Frans J.B. Bergendahl. Hij zocht zijn heil in den Boeddha — en zal het vinden". De onderteekening luidde: „Paterswolde, 31 Juli 1915. Dr. Louis Bahler, christen".
Nu denken wij er niet aan, bij het bericht in „Kerk en Volk" aan zoo iets te denken als wat dr. Bahler in 1915 bedoelde.
Maar als we nu zoo lezen: „dat zijne vrome ziel zich thuis voele in de sfeer der Eeuwigheid" — dan vreezen we toch, al schrijft men „Eeuwigheid" nog zoo plechtig met een hoofdletter, dat het absolute geheel eenige en volmaakte, in Jezus Christus, Sions Borg en Middelaar gegeven wordt genegeerd en veronachtzaamd. En buiten Hem, het Lam Gods, staande als geslacht, zal niemand zich „thuis voelen" in de eeuwlgheid. Zonder Christus is de hemel geen hemel en de eeuwigheid geen zaligheid.
Daarom moet ook de Christus der Schriften — niet een gefantaseerde Christus, gefatsoeneerd naar de begrippen van den modernen tijd — de Christus der Schriften en Hij alleen in het middelpunt staan, omdat de eenige troost des christens in leven èn sterven is: Christus' eigendom te zijn. Die met Zijn dierbaar bloed dan voor al onze zonden volkomen betaald en uit alle geweld des duivels ons verlost heeft. Waarlijk, 't gaat, hier maar niet om een woord — maar om de grootste dingen!

Een oproep.
We lazen in „Kerk en Volk", Weekblad voor Vrijzinnige Hervormden, het volgende stukje van ds. A. Priester, modern predikant te Nieuw-Helvoet:
„Wie kan ons helpen aan adressen van jongelui, in het bijzonder uit de hoogste klasse van Gymnasium of H.B.S., van wie verwacht mag worden, dat zij idealisme genoeg bezitten om vrijzinnig predikant te worden? Wij hebben voor hen 'n mooi geschriftje, dat wij hun gaarne zouden willen toezenden en daarom roepen wij hierbij de medewerking in van Rectoren, Directeuren, Leeraren en natuurlijk ook van Ouders of Voogden, opdat wij hun namen te weten komen. In de Hervormde Kerk ligt een arbeidsveld braak, waarop in de eerstvolgende jaren tientallen van predikanten eene schoone levensroeping kunnen vervullen. Wie zullen het zijn? Zendt ons s.v.p. hun adressen!"
Die „Oproep" geschiedt dan namens de Propaganda-Commissie. Waarom wij dit stukje hier overnemen? Och — om eens even te laten zien, hoe men ijvert in de moderne kringen om meer predikanten — en dan natuurlijk vrijzinnige predikanten — te krijgen. Men wil gymnasiasten, hoogere burgerscholieren enz., opwekken dominee in de Hervormde Kerk te worden, hun voorhoudend een schoone levensroeping.
Wij kunnen ons bijna niet voorstellen, dat er jongelui zijn, die begeerte hebben in de Herv. Kerk vrijzinnig predikant te worden. Dat men het worden wil in een vrijzinnige Kerkgemeenschap, dat kunnen we denken; maar om het te worden in de Hervormde Kerk met haar gereformeerd-protestantsche belijdenis en haar Schriftuurlijke formulieren, liturgie, liederen enz., dat lijkt ons bij jongens met „genoeg idealisme" alles behalve begeerlijk. Want immers die jongens zien en hooren tooh genoeg, dat de Hervormde Kerk de vrijzinnige prediking niet begeert en de vrijzinnige belijdenis niet aanvaardt. En dan zich , in een moeilijke en scheeve positie wagen? Vooral dat laatste is toch een bezwaar. Want och — moeilijk, nu ja, dat is 't ergste niet; vooral niet wanneer men jong is; dan trekt het moeilijke dikwijls juist aan. Maar dat scheeve ..... ..... om in geest en hoofdzaak zich één te verklaren met de belijdenis van een drieeenig God, Vader, Zoon en H. Geest, en dat tegelijk dien drieëenigen God te loochenen! Om in een Kerk te beloven te zullen prediken het Evangelie van Jezus Christus naar de Schriften — zooals de Hervormde Kerk dat in Woord en Sacrament, in lied en formulier verlangt en uitspreekt — en dan tegelijk een heel ander Evangelie te prediken, met loochening van de Godheid van Christus, van Zijn verzoenend lijden en sterven, van Zijn opstanding uit den dood , aan den morgen van den derden dag, van Zijn hemelvaart van den Olijfberg enz. enz., ziet, dat geeft een „onwaarachtig geschipper" in een confessioneele Kerk, dat jongens met genoeg idealisme alles behalve begeerlijk moet voorkomen, waarbij men door heel de constellatie van de Herv. Kerk gedoemd is altijd te vechten en te worstelen, zonder eenig uitzicht op een beloofde, bevredigende overwinning. Men kan den goeden gang van zaken in de confessioneele Kerk tegenhouden en belemmeren; men kan de verwarring in de Kerk grooter maken; men kan mee helpen om haar te doen zijn een huis dat tegen zichzelf verdeeld is — wetende, dat het een confessioneele Kerk is, die recht heeft op het Evangelie van Jezus Christus naar de Schriften.
Daarom zouden wij veel liever zien en hooren, dat de vrijzinnig godsdienstigen het nu eens met een eigen beweging, een eigen prediking een eigen kerkgemeenschap aandorsten, vertrouwen hebbend in eigen beginsel! Dat zou nog eens mannenwerk zijn.Wat veel hooger staat dan dat altijd rommelen en roeren en twisten en vechten, om de Herv. Kerk zoo af te trekken van haar weg en werk: te prediken het Evangelie van Jezus Christus naar de Schriften.
Wij kunnen ons niet voorstellen, dat jongens met genoeg idealisme dat onwaarachtig geschipper en dat altijd vechten zouden begeeren. Dan is er schooner levensroeping, om eerlijk uit te komen wat men is en eerlijk te gaan staan waar men hoort. Daar is zegen op te wachten, wat nu op deze wijze moet worden gemist.
Intusschen zitten wij ook met een tekort aan predikanten, die het Evangelie van Jezus Christus naar de Schriften wenschen te verkondigen. Hoevele gemeenten zijn niet vacant?
Maar — men kent ons Studiefonds?
En behalve dat: zijn er nog niet hier en daar, die ook zonder hulp uit het Studielonds, predikant wenschen te worden en ook kunnen worden? Waar zitten ze in onze geref. kringen? In menig burgergezin en op de boerderij zitten stoere jongens en kloeke zonen, die onze Herv. (Geref.) Kerk, in Gods kracht, zoo heerlijk zouden kunnen helpen.
Waar zijn ze? Waar blijven ze? Want we behoeven toch niet enkel ideologen te krijgen, die door het Studiefonds geholpen worden? Ouders, in stad en dorp — helpt ons. Onderwijzers, leeraren — helpt ons. Onze Geref. gemeenten wachten. Sommige wachten al zoo lang! Er rijze dan een gebed op tot God, dat Hij nog menig jongmensch in het harte geve die begeerte tot het predikambt, welke Hem aangenaam is en onze Herv. (Geref.) Kerk tot zegen kan strekken.

Vrijheid en Gebondenheid.
Groen van Prinsterer zegt in „O n g e loo f  en  R e v o 1 u t i e", (uitgave 1924 bij Kemink en Zn. te Utrecht, blz. 132—133): „De Hervorming, gelijk het Evangelie, predikt vrijheid; maar vrijheid in  o n d e r w e r p i n g  gegrond. Onderwerping aan Gods Woord en Wet, onderwerping aan de waarheid uit Gods Woord afgeleid; onderwerping aan elk gezag van Gods gezag ontleend. Vrijheid ter plichtsbetrachting, vrijheid van der menschen willekeur, en den wille Gods gehoorzaam te zijn.
De Hervorming wil vrij zijn van menschelijke traditie, waar deze den Bijbel weerspreekt; vrij van menschelijk bevel, waar dat tegen de bevelen Gods strijdt. Zij wil biddend onderzoek van Gods Woord; niet om de Openbaring voor de Rede, maar om de vermetelheid van het verstand voor het hooger licht der Openbaring te doen zwichten.
De Hervorming, wetende dat alle Schrift van God is ingegeven, geeft den Bijbel aan allen in de hand, niet omdat zij op der menschen eigen wijsheid rekening maakt, maar dewijl zij op de belofte des Heiligen Geeste vertrouwt en de natuurlijke mensch niet begrijpt de dingen die des Geestes Gods zijn.
De Hervorming wil vrijheid, niet om aan vorsten of Overheden de wet te stellen; niet om zich politieke voorrechten te verschaffen; niet om de vrijheid te hebben als deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. Vrijheid om God te dienen en Zijn Naam te belijden. Geen vrijheid om in elken staat elk gevoelen uit te spreken en aan te prijzen, maar vrijheid, om, waar de Overheid zich christelijk noemt, de geboden van Christus te onderhouden, of, zoo plichtver---ing belet wordt, naar elders, ter opvolging van wat de conscientie voorschrijft, te wijken. De Christen weet: „Indien de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zoo zult ge waarlijk vrij zijn". Vrij van den vloek der wet, vrij van de heerschappij der zonde, vrij van het verderf. Waar over aardsche machten spraak is, kent hij eene vrijheid ook in het dienen; vrijheid om, in elke betrekking, dienstkneohten van God, en, in Zijn dienst, dienaar en onderdaan ook van de menschen te zijn. Is dit beginsel van geloof en gehoorzaamheid twijfelachtig? Is de uitdrukking daarvan in de Schriften der Hervorming of in de belijdenissen der Evangelische Kerken dubbelzinnig? Deze laatste althans zijn eenstemmig. Het is geen toetsen van Gods Woord aan het menschelijk verstand, wanneer men verklaart, dat geener menschenschriften bij de goddelijke Schriftuur zijn te gelijken, omdat alle menschen uit hun ----- leugenaars zijn en ijdeler dan de ijdelheid zelve". Geen aanprijzen van losbandigheid wanneer men verklaart, dat „ieder, wie hij ook zij, schuldig is, zich den overheid te onderwerpen en hen te gehoorzamen in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord." (Zie de Ned. Gel. belijdenis art. 7 en 16.)

Vrijheid van Conscientie.
Bij het doorbladeren van het standaardwerk van Groen van Prinsterer: Ongeloof en Revolutie, uitgave Kemink en Zn. te Utrecht 1924, troffen ons in de Inleiding, geschreven door jhr. A. F. de Savornin Lohman deze woorden:
Groen heeft gezegd (Ned. Ged. V. blz. 357): „Onpartijdig kan hij alleen zijn, die partij kiest." De juistheid van deze schijnbare paradox heeft Groen bewezen. Hij was de eerste in ons land die onzen kijk op de R.K. vervolgers der Protestanten tijdens de Reformatie verhelderd, ons volk tot een billijker beoordeeling gebracht heeft, al kwam hij daardoor met vele vooroordeelen van geestverwanten in botsing." Groen kende de kracht waarmee de Reformatie met het eeuwenoude, op godgeleerde redeneeringen steunende Roomsch-Katholicisme gebroken heeft. „Maar hij stond daarbij niet aan de zijde van mannen als Datheen en Hembyze, wier beginselen de  v e r v a n g i n g  meebracht van de Roomsche Kerk door de Gereformeerde, maar aan de zijde van Willem I, die steeds de  v r ij h e i d  v a n  c o n s c i e n t i e, het recht dus zoowel der R. Katholieken als dat hunner tegenstanders, wilde gehandhaafd zien en alzoo eene staatsregeling voorbereidde, die, zij het ook vaak op andere gronden, door geheel de Protestantsche wereld als de rechtmatige is erkend." Groen is door zijn arbeid in staat gesteld de geestelijke ontwikkeling van  g e h e e l  ons  v o l k  als 't ware dag aan dag te volgen en tevens „diep zich bewust te worden van de geweldige tegenstelling tusschen de op de H. S. berustende revolutie in de 16de eeuw, en de enkel op menschelijke, van de Heilige Schriften losgemaakte redeneeringen zich ontwikkelende revolutie, waarvan de eerste uitbarsting plaats had in 1789 en die nog steeds bezig is de grondslagen eener gezonde maatschappij te ondermijnen."

De stormramp.
Nog werd er telkens gesproken over de ramp van Borculo, toen in Augustus 1925 daar de huizen zijn verwoest, ook de Herv. Kerk is vernield, door een cycloon, een orkaan, die schrikkelijk woedde in Gelderlands Achterhoek. Wat een ellende en treurigheid toen. Een schok ging door heel het land, ontroering greep ieder aan. Duizenden zijn er heengesneld. Duizenden en tienduizenden verdubbeld in getale zijn ook geofferd, om te helpen die getroffen waren door de stormramp en alles, alles kwijt geraakt waren door den kringstorm, zoo wreed in geweld, waarvoor alles en ieder moest zwichten. En nu heeft opnieuw een cycloon zijn weg in den Gelderschen Achterhoek gezocht en gevonden en wat hij nagelaten heeft in Neede en omstreken is grooter verwoesting en erger ellende dan in 1925 te Borculo! 't Is bijna niet te gelooven, 't is onmogelijk ook om zich een voorstelling te kunnen maken van wat 'n stormwind in een spanne tijds daar heeft opgenomen, weggesmeten, stukgestooten, vernield, verwoest. De gave, sterke, dikke, breedgetakte boomen werden ontworteld en lagen verspreid over 't wijde veld. Sterke, dikke muren werden in stukken gestooten en in een oogenblik was huis, boerderij, fabriek geworden tot een puinhoop; alles kraakte, alles werd vermorzeld, alles werd vergruisd; één groote ruïne vol verwoesting, vol ellende, vol nameloos leed. Hoe geweldig de orkaan woedde, blijkt wel uit het feit, dat een wagon werd opgenomen van de rails en een twintig meter verder, met de wielen omhoog en dus vierkant omgekeerd, op het emplacement werd neergesmakt. Een paard, een koe werd opgenomen en door den wind meegedragen om tusschen hout en steen te worden neer­geworpen. Kinderen, mannen, vrouwen werden door steenen, die als vogels vlogen door de lucht, doodelijk getroffen en stierven te midden van de ellendigste omstandigheden. Dooden en gewonden zijn 't, die de cycloon achterliet, tegelijk roovend alles wat huis en haard tot nu toe voor lieflijks had. Wonderlijk zijn velen bewaard, wonderlijk gered. Als dit of als dat anders ware geweest, dan ware de dood hun zeker deel geworden. Maar te midden van het wonder van den cycloon hebben zich ook andere wonderen geopenbaard en het is den een tot den dood, maar den ander tot leven geworden, wat te midden van de ellend moet worden erkend.
Waarom dit alles? O, 't is zoo natuurlijk, dat zich die vraag aan ons opdringt. Waarom in 1925 en nu weer in 1927? God regeert. Hij is 't, Die de orkanen ontbindt en doet uitgaan met bovenaardsche krachten. Hij is het, Die beschikt over leven en dood. En al hebben we dan nog geen antwoord op ons vragen: waarom? dit is zeker, wanneer wij gelooven, dat God regeert en dat God alle dingen stuurt naar Zijn raad en welbehagen, dan heeft Hij er ook Zijn hei­lige bedoelingen mee. Wij moeten in onze zelfgenoegzaamheid, met ons steunen en leunen op de schier volmaakte aardsche dingen, die door geld en door wetenschap en door kunst schier tot 't allervolmaaktste zijn opgevoerd, telkens weer leeren, dat alles minder is dan ijdelheid en dat de eeuwige dingen boven het tijdelijke zijn te stellen.
Dat moeten we allen leeren.
En dan is Neede niet slechter dan Lunteren en Lunteren niet slechter dan Monster en Monster niet slechter dan Leeuwarden of Groningen. We hebben allen te luisteren naar de stemme des Heeren, om ons te leeren verootmoedigen voor Hem en Hem te dienen naar Zijn Woord, Hem te kennen in het aangezicht van Jezus Christus, Sions Borg en Middelaar.
En dan nu de ellendigen in de verwoeste streken geholpen, geholpen met onze gave van meelij en liefde. We zijn één volk, we hooren bij elkaar. De ellende van Gelderlands Achterhoek is onze ellende. En daarom blijve niemand achter, maar geve mild, om te helpen waar de verlatenheid, de ellende, de armoede, de smart zoo groot is!
Wij eindigen met een gedicht, dat we lazen in „De Rotterdammer":

Weer wou God tot Neêrland spreken
In een hevigen orkaan,
Weer deed God Zijn stemme hooren,
Weer wou God ons Neêrland slaan.
Weer wou God den wind ontkeet'nen,
Weer klonk Zijne stem met macht.
Weer was het een felle stormwind,
Die ons land ellende bracht.

Sneller dan de snelste spoortrein
Kwam nu de stormwind aangesneld,
Boomen werden opgenomen,
Huizen werden neergeveld.
Eeuwenoude boerderijen
Stortten krakende ineen,
Doodend, smijtend en verwoestend
Snelde wild de stormwind heen.

Mocht ons land Uw stemme hooren,
Mocht ons land Uw stem verstaan.
Riep ons Neêrland weer als vroeger,
In zijne nood zijn God weer aan.
God van dood en God van leven,
Elk vall' knielend voor U neer,
Want ook dit verschrikkelijk stormen
Kwam uit Uwe hand, o Heer!

Verschil in feestbetoon, echter niet minder in feestvreugd.
Onder het Oude Testament was de eeredienst, met den offerdienst en den dienst der gebeden, bizonder wat betreft 't feestbetoon, zoo heel, héél anders dan onder de Nieuwe Bedeeling. We kunnen ons voorstellen, dat de christenen uit de Joden in den beginne maar slecht aan de soberheid van hun vergaderplaatsen, aan de eenvoudigheid van hun eeredienst wennen konden. En de brief aan de Hebreen is ons ten bewijs, dat men eigenlijk wel terug verlangde naar al dat mooie en drukke, waartegenover de Apostel dan stelt, dat wij nu een veel mooier en heerlijker altaar, offer en Priester hebben in Jezus Christus, Die in de hemelen is, zittende aan des Vaders rechterhand en dagelijks bezig zijnde in het binnenste heiligdom dat Boven is. Zoo steekt het nieuwe verre uit boven het oude!
Wat was het feestbetoon onder de Oud-Testamentische bedeeling heel anders dan onder ons. Neem het Joodsche Pinksterfeest eens en zet het eens tegenover óns Pinksterfeest. Wat een verschil! Zeven dagen moest het volk vroolijk zijn — lees Lev. 23 maar — en dan vroolijk zijn met feestelijk vertoon. Want trompetten moest men hooren, bazuingeschal overal. De huizen moesten versierd met palmen en meien, van dichte boomen; de tafels moesten overvloedig aangericht met vet vol mergs en vroolijkmakende dranken. Er was gezang en gerei, het volk klapte in de handen en juichte toe den God der heirscharen, den Heilige Israels, hun sterkte en heil en vreugd! In den tempel moesten drankoffers van wijn gebracht worden; ook een feestoffer van twee varren, één ram, zeven eenjarige lammeren enz. Dan werd den Heere dank gezegd voor den oogst en Hem twee gedeesemde of gezuurde tarwebrooden opgedragen, waarna weer een bijzonder offer volgde van zeven éénjarige lammeren, één var en twee rammen ten brandoffer met hun spijs- en drankoffer enz.
Zoo werd de feestweek in vroolijkheid, vol bedrijvigheid in huis en in den tempel doorgebracht, met veel pracht en praal en uitwendig vertoon. (Ex. 23 vers 16; 34 vers 22; Lev. 23 vers 15—21; Num. 28 vers 26—31; Deut. 16 vers 9—12).
Nu komt de vraag: zijn wij er niet op aohteruiit gegaan met onze uiterst sobere feestviering in onze woningen en in onze kerken? Hoe sober en bijna somber is onze Nieuw-Testamentische vierdag!
Laten we hierbij niet vergeten, dat wij onder de Nieuw-Testamentische bedeeling de zienlijke dingen veel minder noodig hebben dan de Kerk des Heeren onder de Oud-Testamentische bedeeling, omdat voor ons de onzienlijke dingen — en dat is toch het echte, het ware, het wezenlijke — veel nader gebracht zijn in Christus Jezus door den Heiligen Geest.
De Nieuw-Testamentische Kerk heeft veel meer het echte, het ware, het geestelijke, het goddelijke dan de Oud-Testamentische Kerk en daarom missen wij — hoe natuurlijk! — al dat uitwendige, drukke, symbolische, wat afschaduwing was in zichtbare vormen en hoorbare klanken van hetgeen komen zou en nu gekomen is.
De Oud-Testamentische Kerk was ook Gods Kerk en onder het Oude Verbond was ook de Geest; 't was toen, in onderscheiding van en tegenstelling met de valsche, zinlijke, heidensche religies de echte, geestelijke Kerk, de Kerk Gods, de Kerk met den Geest — maar de weg van den Geest liep toen meer — 't moest ook wel — van het uitwendige en door het uitwendige naar het inwendige, van den zienlijken omtrek naar het onzienlijke middelpunt, van het oog en van het oor tot het hart en tot de ziel.
Nu is het: Gods Koninkrijk binnen ulieden!
Nu is het: van het midden uit, naar buiten!
Nu is het: het volle, het echte, het geestelijke is ons geopenbaard.
Daarom moeten we niet terug naar de vormen, die schaduwen waren; naar de zichtbare teekenen en symbolen die profetie waren; niet naar zichtbare altaren, naar rammen en bokken, naar trompetten en bazuinen, naar palmen en meien en reien en handgeklap. Het echte, het volle, het geestelijke is ons geopenbaard in Christus en dat is heerlijker dan al die vormen en symbolen, omdat Hij is de vervulling van alles, de kroon op alles wat Hem voorafging. Daarom is onze eeredienst en ons feestbetoon zoo eenvoudig, omdat het geestelijk is. Het is — als 't goed is — geest en leven nu.
Weinig is er wat de zinnen streelt. Weinig wat het oor bekoort in luid feestbetoon. Maar wat er is, overtreft al het voorgaande. Het is het grootste wonder, het grootste heil, het grootste geluk. Het oude is voorbij gegaan, ziet, alles is nieuw geworden. En het nieuwe overtreft het oude — als het goed is — verre. Daarom moeten we ook niet trachten het oude te herstellen en weer op te richten — lees den Hebreërbrief maar!
Doch het nieuwe, het echte, het geestelijke, het volle, het eeuwige in Christus moet beter, moet meer verstaan worden naar Gods Woord en door Gods Geest — dan zal het eenvoudig zijn, dat is waar; ook sober; maar 't behoeft geenszins somber en arm, koud en stumperig te zijn. Neen — daarvoor heeft de Heere ons te veel in liefde Zijn gunst bewezen en in Christus ons geschonken het hoogste goed.
Blijer dan onder Oud-Israël zingen wij dan ook: Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft!

Veni, Creator Spiritus
Dat is een oud gebed, van ouds bij Gods gemeente, bij Christus' Kerk geliefd. Want 't luidt in onze taal: Kom, Schepper, Heilige Geest! Het is het gebed, dat de Geest als Schepper kome, dat Hij, Gods Geest, scheppend alles beziele, dat Hij, de Geest des Vaders en des Zoons, alles vernieuwe en het nieuwe, als een scheppend werk Gods doe groeien en bloeien, om het te doorstralen, te doorgloeien.
Er ligt belijdenis in, dat we aan het nieuwe, aan het goddelijke, aan het hemelsche, aan het geestelijke behoefte hebben; dat we er niet buiten kunnen; dat alles wegkwijnt en wegsterft als God Zijn hand er niet aan legt, als God Zijn Geest niet uitzendt, als de Geest niet uit Christus neemt en als de Geest van Christus in ons woont en werkt en bij ons blijft.
Nergens kan leven zijn, nergens kan leven blijven, nergens kan leven groeien en bloeien en vruchten voortbrengen, dan door den Heiligen Geest. Wij bouwen kerken, maar de kerken zijn ledig, zijn dood, als de Heilige Geest niet komt en er woning maakt. God boven ons, moet in Christus God met ons worden; moet door den Heiligen Geest God in ons worden — anders is 't God verre van ons. God tegen ons; anders is het: zonder God, zonder Christus, zonder hope.
Wij maken wetten en verordeningen; wij organiseeren en richten bonden op; wij hebben vergaderingen en maken plannen, wij ontwerpen reglementen en sluiten contracten — alles goed en wel; alles noodig en nuttig; maar alles is geraamte, schema, vorm, voertuig, middel — en het leven, het echte vullende en zegenende, warme en rijke leven moet dan komen van Boven, moet dan komen uit God, moet dan komen door den Heiligen Geest.
Wij naderen met dit alles niet tot een beter kerkelijk leven, tot een beter maatschappelijk leven, tot 'n beter leven der volkeren — dan alleen wanneer de Heilige Geest komt, om het alles vol te maken en het te vervullen met de sterkte en den zegen des Heeren. Kerkelijk niet, sociaal niet, politiek niet, nationaal niet, internationaal niet vorderen we — tenzij we ons hart, onze hand, onzen mond, ons oog leeren opheffen naar omhoog en er eendrachtelijk gebeden wordt: Veni, Creator Spiritus Sanctus! Kom, Schepper, Heilige Geest! Die alleen, is het, Die het al kan bezielen en levend maken; Die alleen kan den vorm tot leven wekken, het middel tot kracht stellen; Die alleen kan zuivering brengen, al het onreine wegbranden; Die alleen kan dit leven omzetten tot leven en de toekomst openbaren met heerlijkheid.
Kom dan, Schepper, Heilige Geest. Veni, Creator, Spiritus Sanctus. Zoo bidde Gods Kerk, zoo smeeke Gods volk; zoo bidde, zoo smeeke eendrachtiglijk allen en een iegelijk die God vreest — en de Heere zal deze Zijn belofte vervullen: „Ik zal u den Heiligen Geest geven, Die zal bij u blijven en Die zal u leiden in alle waarheid. Die zal alles nieuw maken; en straks zal het Koninkrijk Gods uitblinken in heerlijkheid tot aan de uiterste einden der aarde en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal komen, waarop gerechtigheid wonen zal en Ik zal zijn alles in allen".
Dat is nu nog niet. Maar de Heilige Geest, Die uitgestort is, heeft de belofte der toekomst, die heerlijk zijn zal voor een iegelijk die gelooft; voor Gods volk dat den Heere vreest; voor Christus' gemeente, met Zijn bloed gekocht en door den Heiligen Geest wedergeboren tot een nieuwe hope.
Veni, Creator Spiritus. Kom dan, Schepper, Heilige Geest!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's