De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

De wederkomst des Heren

12 minuten leestijd

Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet. Mattheüs 23 vers 6b

In de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden worden wij gevoerd naar een dorpsbruiloft, zoals er vele in Palestina voorkwamen. Aan de avond van de feestdag verlaat de bruidegom met zijn vrienden zijn woning, en begeeft zich, meestal te paard, naar het huis van de bruid, om haar heen te leiden naar de kostelijke bruiloftsmaaltijd. De vriendinnen van de bruid zijn vol verwachting uitziende naar zijn komst. Bij het fakkellicht, dat het donker van de avondhemel verlicht, wachten en waken zij om in te gaan en om te delen in het feestelijk eerbetoon ter ere van de bruidegom. Zodra de stilte van de nacht verbroken wordt door het geroep : „Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet", staan zij op en mengen zich in het feestlied en gaan achter hem de feestzaal binnen.

Christus is de Bruidegom, die in de dag der dagen Zijn Bruidskerk komt leiden als een maagdenstoet in Zijn kostelijk paleis, om hun de eeuwige bruiloftsmaaltijd des Lams voor te zetten.

In die dag des oordeels treed Hij naar voren, niet als de Rechter die hen voor eeuwig veroordeelt en verstoot van voor Zijn aangezicht, maar als de liefhebbende Bruidegom, die Zijn Bruid omgeeft met de kostelijke nardusolie van Zijn deugden in liefde en barmhartigheid.

Hij, die in hun leven de Trooster, de Heilige Geest, als een kostelijk genadegeschenk had geschonken, komt hen nu de eeuwige troost als een nog groter gave Gods aan te bieden.

Een eeuwige band der gemeenschap is nu zó hecht gesmeed, dat zij nooit en te nimmer verbroken zal kunnen worden.

Deze Bruidegom spreekt in het heden aldus tot Zijn Bruid: „Ik zal u geen wezen laten, ik kom weder tot u, gij kunt nu wel bedroefd zijn, maar nog een kleine tijd en ik zal u tot mijl nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar ik ben".

Welk een liefde! Welk een zondaarsliefde ! spreekt uit die gezegende mond van de Zaligmaker. Een volk, dat het altijd bederft en altijd weder verzondigt, vindt genade door Christus Jezus bij de rechterstoel Gods.

Ziende op dat grote wonder van ontferming, kan de dag van 's Heeren wederkomst voor Gods Kerk geen dag van smart, geen dag van rouw zijn, maar moet een dag van vreugde en lofgeschal zijn ter ere van het Lam van Golgotha.

Zonder te vergeten dat zij in dit tijdelijk leven een roeping te vervullen heeft, namelijk om getuige te zijn van de Naam des Heeren, zo is het de Kerk Gods toch wel eens vergund uit te zien naar die grote dag, in blijde verwachting roepende : „Kom haastelijk, Heere Jezus, ja, kom". En als zij in dit geloof staan mag, dan is ook haar vreugderoep temidden dezer wereld van zonde en ongerechtigheid, te midden van deze wereld van strijd en lijden, elkander versterkend en vertroostend : „Ziet, de Bruidegom komt!" Dit is zeker en gewis. Er is geen twijfel mogelijk. De Heere is een waarmaker van Zijn Woord. Wat Hij belooft, zal Hij ook doen. Hij zal Zijn Kerk verlossen van zonde en ongerechtigheid en in het oordeel vrijspreken en eens opnemen in heerlijkheid.

„Laat al de stromen vrolijk zingen, De handen klappen naar omhoog ; 't Gebergte, vol van vreugde, springen En hupp'len voor des Heeren oog ; Hij komt, Hij komt om d' aard te richten,  De wereld in gerechtigheid. Al 't volk, daar 't wreed geweld moet zwichten, Wordt in rechtmatigheid geleid".

Maar waaraan weten wij, dat de komst des Heeren nabij is ? De Heere wil toch niet, dat dit geheel en al verborgen blijft ?

Een preciese bepaling zal door geen mensenkind ooit te geven zijn. De Heere Jezus spreekt zelf van „een dief in de nacht", „van de bliksem, die uitgaat van het Oosten en schijnt tot het Westen".

Zo onverwachts, zo ongedacht, zo snel zal de toekomst van de Zoon des mensen zijn.

Toch is deze verborgenheid niet geheel toegesloten. Evenals het gerommel van de donder en het bliksemvuur ons aankondigen een naderend onweder, zo heeft de Heere ons tekenen gegeven, tekenen der tijden, die ons Zijn komst voorspellen.

Het zijn de voetstappen van de Zoon des mensen, die ons zeggen : Hij nadert al dichter en dichter bij, om Zijn Rechterstoel te beklimmen en te oordelen de levenden en de doden.

Deze tekenen der tijden zijn in de allereerste plaats : De grote afval. „Er zullen optreden valse profeten, die het volk verleiden. Velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende : Ik ben de Christus". Wij behoeven niet ver rond te zien om te weten dat de grootste crisis, die de wereld en ook ons land getroffen heeft, niet is de economische moeilijkheden, waaronder velen gebukt gaan.

Het is vooral de afval van God, zich uitende in een zedelijk verval, in een antikerkelijke stroming, in een revolutiegeest, die zich keert tegen de Overheid, van Godswege geroepen haar gezag uit te oefenen bij de gratie Gods. Het zou ons te ver voeren, dit zedelijk verval te ontleden en in al haar uitingen u voor ogen te stellen, maar dit zij u duidelijk, dat dit verval ons allen, ook kerkelijke godsdienstige mensen betreft, die wij; betitelen met de naam van mede-christenen.

Een tweede teken des tijds: Oorlogen en geruchten van oorlogen. De voorspelling zegt ons: „Het éne volk zal tegen het andere volk opstaan en het ène koninkrijk tegen het andere koninkrijk''.

Ook dit is toepasselijk op het wereldgebeuren van onze tijd.

Een oorlogsstemming heeft zich meester gemaakt van alle volken. Een wedijver van bewapening vinden wij bij de volken, die het hardste roepen van vrede. Al de vredespogingen moesten mislukken, omdat 't weer duidelijk is gebleken, dat de mens boos is en een hater van zijn naaste. Mussolini kenschetste eens de geest der volken met de vreselijke woorden : De oorlog maakt pas de man. Eén vonk is slechts nodig om het buskruit, waarmede de wereldhemel gevuld is, te doen ontbranden.

Wij staan voor een donkere toekomst, die ons met bezorgdheid doet staren op het kroost, ons geschonken. De werktuigen, uitgevonden tot vernietiging van de mensheid, zijn door de satan de mens geleerd.

Gods Kerk vreze echter niet, want ook dit teken des tijds zegt haar : „Ziet, de Bruidegom komt. En al deze dingen moeten geschieden, naar de heilige Raad des Heeren, ook tot voordeel van Gods Kerk. De Palm moet groeien onder de druk en dan kan ziji zingen :

„In de grootste smarten, Blijven onze harten In de Heer' gerust".

De Raad van Christus zelf is dan ook deze : „Ziet toe, wordt niet verschrikt". Nog meerdere tekenen der tijden komen openbaar. Er zullen zijn hongersnoden, pestilentiën en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Doch al deze dingen zijn een beginsel der smarten.

De Kerk des Heeren gaat echter een bijzondere drukweg tegemoet. De geloofsvervolgingen zullen als nooit tevoren ooit geschied is, in hevigheid ontbranden. Het geloof zal beproefd worden. De marteldood zal veler deel zijn. Het geloof zal echter des te heerlijker uitblinken in deze dagen van loutering. In Rusland en in Duitsland gaat de Kerk des Heeren gebukt onder een zwaar juk. De marteldood is door velen ondergaan, staande in een verzekerd geloof. Het bloed der martelaren blijkt ook daar te zijn het zaad der Kerk. God werkt er door Zijn onwederstandelijke Geest tot zaligheid. Het is geen verkeerd pessimisme waardoor wij ons in dieze overdenking van Gods Woord lieten leiden. Het is de H. Schrift zelf, die ons deze woord en in de mond legde en daarom zij u geen toekomst getekend, waar de schoonste rozen uw levenspad bedekken zullen, maar zij u de werkelijkheid getekend in haar onloochenbare ontwikkeling der feiten.

Op één ding zij nog de nadruk gelegd. De Heere zal in genade nederblikken op Zijn Kerk. Hij belooft, dat Hij om der uitverkorenentwille deze vreselijke dagen zal verkorten. Dit zij dan ook de troost voor al Gods kinderen. Hij zal hen wel doen lijden, maar met mate.

De gelijkenis zegt ons, hoe de duistere avondhemel verlicht wordt door de fakkels van de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Deze tien zijn allen uitgegaan, wachtende zonder uitzondering, starende in het donker en elkander vragende: Zou Hij nog niet komen ? Daarnaast wil ik u voeren in de plaats uwer inwoning op de rustdag in het huis des Heeren. Het plechtig klokgelui is verstomd en de kerkgangers zijn ieder, klein en groot, op hun plaats terneder gezeten. De leraar staat gereed de zegen op de gemeente neder te leggen. Terwijl ik dit aanschouw, zie ik de maagdenstoet in uw kerkgebouw, mijn lezer, en ik zie u ook te midden daarvan terneder zitten.

Er is ook een uitgaan uit uw wereldse leven, een losmaken van banden der aarde.

Gij zijt allen één in het luisteren naar het woord van de leraar.

Eén in het nederzitten, schouder aan schouder.

Eén in het psalmen zingen tot Gods eer. Eén in het handen vouwen en in het ogen sluiten.

Eén in ootmoedig smeekgebed tot God. Allen gaan uit om iets mede te nemen van de akker, waar de oogst rijp is. Dit is de uitwendige aanblik. Doch er is een zichtbare Kerk en een onzichtbare Kerk. Er is een dooplid zijn, een belijdend-lid zijn. Daartegenover staat een levend lid zijn van de éne Algemene Christelijke Kerk.

En nu zie ik onder die kerkgangers een scheiding komen. Er zijn wijze en dwaze maagden onder. Ook dit is voorzegd :

„Alsdan zullen er twee op de akker zijn, de één zal aangenomen en de ander zal verlaten worden".

„Er zullen twee vrouwen malen in de molen, de ène zal aangenomen en de andere zal verlaten worden".

Onderzoek u eens, mijn lezer, hoe het met u staat, of uw uitgaan slechts is een vorm, de Bruidegom tegemoet, of dat het in werkelijkheid een uitgaan des harten is.

De dwaze maagden stelden zich tevreden met de lampen, namen geen olie met zich. Aldus doen ook de geestelijk dwazen. Zij zijn tevreden met een Gereformeerde leraar, met een Gereformeerde preek. Zij zijn tevreden met zichzelf, als trouwe kerkgangers of als belijdende leden. Maar wat hebt ge aan zilveren of koperen schalen, als er de olie der goddelijke levenskracht aan ontbreekt? Zij namen geen olie met zich, zo staat er, maar de wijze namen olie in hare vaten met hare lampen. Bij de wijzen kwam het aan op de olie. Zij verwachten het van genade alleen. Zij verwachten het van de goddelijke levenskracht. De gerechtigheid van Christus is een beter kleed als de zelfgemaakte rokken van de eigengerechtigheid.

Dwaas is de handelsman, die een zaak wil beginnen zonder geld : alzo dwaas is de mens, die meent zelf zijn zaligheid te kunnen verwerven.

In de bevelende toon is ons tekstwoord uitgesproken.

Waarom dat zo ? Om de laksheid van de mens. Er staat: „Als nu de bruidegom vertoefde, zo werden zij allen sluimerig en vielen in slaap".

In een blijde opgewektheid en jubelzang zijn allen uitgegaan. Wachten duurt lang, en het verwekt slaperigheid.

Zo staat ook hier. Allen vielen in slaap, in een geestelijke slaap. Het is juist ook in onze dagen, dat wij klagen dat er geen getuigenis uitgaat van de Kerk des Heeren. Zij ligt verdeeld en verbrokkeld.

Van de wereld kan geen getuigenis uitgaan, maar voor de Kerk des Heeren ligt dit als een plicht op haar. In ons godsdienstig Nederland zien wij aan de éne zijde de verwereldlijking, aan de andere zijde de jammerlijke verdeeldheid Het mag niet gaan ten koste van de Waarheid Gods, dat wij éénheid zoeken. En toch, in de hemel zal het openbaar worden, dat er maar éen geloof, éen doop, éen Zaligmaker, een Kerk is.

De Heere heeft ook dit voorspeld. „In het laatste der dagen zal de liefde verkouden".

En zo is er een zwijgen, waar er een spreken moest zijn, en een spreken, waar er een zwijgen moest zijn. De Kerk spreke éne taal. Op Gods bevel moet zij getuigen van Zijn Naam, en zij moet zwijgen, waar het eigen ik op de troon wil zitten in eigen hart.

Doch eens zal al het menselijk zondige op de aarde worden achtergelaten, dan gaan zij in in de vreugde des Heeren. Als de roepstem gehoord wordt : Gaat uit. Hem tegemoet, dan zullen de wijzen hun lampen nog kunnen vullen met de olie der kruiken. En zij zullen ingaan achter de Bruidegom, aangegord met de kracht uit de hoogte. Maar de dwazen zullen niet binnen kunnen gaan; immers hun lampen zijn uit. Hun belijdenis, hun godsdienstig meeleven, is op dit ogenblik als een strovuur vergaan. Het was geen waar geloof, alleen een bewogenheid des harten en geen hartgrondige bekering.

En nu is het te laat : de wijzen kunnen hen niet helpen, de verkopers evenmin, want intussen gaat de deur toe en zij zijn voor eeuwig buitengesloten. Het sterfbed van menigeen zegt ons, hoe tot het laatste ogenblik uitgesteld wordt, en dan zou men de Heere wel willen zoeken, maar men kan Hem niet vinden. Noch Christen, noch leraar kan hem de zaligheid geven. En zonder olie kunnen zij niet binnengaan. Dit is onmogelijk.

Mijn lezer. De wederkomst des Heeren bracht ons bij onzer ziele zaligheid.

Word eens uit uw sluimerigheid wakker. De wereld, waarop wij leven, is als een krater, die elk ogenblik haar vloeiende lava over hare wanden dreigt heen te storten.

Zo is het voor een, die Christus niet kent, ook. Elk ogenblik kan het ook tot u gezegd worden: „Voorwaar zeg Ik u. Ik heb u nooit gekend". En dan zult gij roepen : Heere, Heere, doe ons open, maar het is te laat, de deur is gesloten, is dan een voldongen feit geworden.

Waakt dan, het is nog niet te laat.

De Heere klopt aan uw hart met kracht Vol teed're zondaarsmin. Hij roept : Ik heb reeds lang gewacht, Laat gij Mij eind'lijk in.

En voor u, kinderen Gods: de klok der eeuwigheid gaat door; wellicht is het de 9e, 10e of 11e ure, dichtbij middernacht. Hoort de roepstem: de Bruidegom komt. De Heere heeft het zelf voorzegd. Het einde is nabij. Uw roeping is nu : „Gaat uit, Hem tegemoet!" Spreekt over Hem, getuigt van Hem, die uw ziel liefheeft. En ziet, dat de tak van de vijgeboom teder wordt en de zomer nabij is.

Gij zult eens horen mogen uit de mond van Christus uw Koning zelf, bij Zijn wederkomst, de gezegende woorden : „Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1947

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1947

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's