De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Guldene Sionsstad, lichtende Hemelstad...!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guldene Sionsstad, lichtende Hemelstad...!

Meditatie

6 minuten leestijd

Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! (Sela) Psalm 87 : 3.

Er is een preek van Kohlbrugge (over Jesaja 19 : 18), die geheel in de vraag- en antwoordvorm is gesteld. Eén van die vragen luidt: „wie is uw moeder? " Het antwoord: „Mijn moeder is 'vlees', en toen zij mij baarde, bracht zij mij ter wereld als een verdraaid kind; mijn gehele innerlijke wezen bestond uit ondeugd, uit haat tegen God en de naaste, en in de ganse ziel en in het ganse lichaam was niets dan allerlei ziekte van de zonde en de dood."

Een tweede vraag luidt: „ Hebt gij ook nog een andere moeder? " Antwoord: „Ja, mijn andere moeder, die mij uit God, door overschaduwing van de Heilige Geest ontvangen en gebaard heeft, is een vrije, een edelvrouwe, zij heet: 'het Jeruzalem, dat boven is'; — door deze moeder weet ik van welke Vader ik een kind ben. Zij was zeer oud, toen zij mij ter wereld bracht en iedereen dacht, dat zij nooit een kind zou krijgen, want zij was onvruchtbaar en te zwak."

Kijk, over die „andere moeder" gaat het hier — in psalm 87, wel genoemd: „Een gevleugeld lied van de Heilige Geest." Van dat „Jeruzalem, dat boven is", is het aards Jeruzalem, is de Kerk bèèld. — Een beeld, dat de hunkering wekt naar „d' enige Vaderstad, rijzend daarboven", want Van Lodenstein heeft gelijk „hier benden is 't niet; 't ware leven, lieven loven, is daar, waar men Jezus ziet!"

Gaat het wel aan zo hoog op te geven van de „stad Gods" de Kerk?

Men is gelet op het functieverlies van de Kerk, geneigd om te zeggen: dat derde vers uit psalm 87 behoeft correctie. Het is meer in overeenstemming met de werkelijkheid om te zeggen: „zeer verdrietige dingen zijn van u te zeggen!" — Jeruzalem, zeg maar: de Kerk, is op haar retour. Christenen, — och, dat zijn van die halfzachte zonderlingen, — lieden, uit de eeuw van de trekschuit, — wandelende anachronismen!

„Zeker heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods"? ? — Néé, dat is niet vol te houden! 'k Zou willen zeggen niet vol te houden door ons. De Heilige Geest houdt het al zo'n vijf-entwintig eeuwen vol, tot op de dag van vandaag: „zeer heerlijke dingen zijn van u te zeggen, o stad Gods!" —

Ons tekstwoord is immers geen mensenwoord, maar Godswoord! Het is een oordeel, dat „rust op d' allerbeste wetten"; — het is gegrond op wat de belijdenis der Kerk noemt: „een onveranderlijk voornemen Gods, waardoor Hij voor de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen .... in Christus heeft uitverkoren." En kijk, aan dat voornemen geeft de Heere nog altijd uitvoering, tot op de dag van vandaag roept en trekt Hij ze „krachtiglijk tot Zijn gemeenschap door Zijn Woord en Geest." dat wil ook zeggen: door Schrift én Kerk! En daarom behoeft onze tekst bepaald niét te worden gewijzigd, maar mag hij blijven staan, precies zoals de Heilige Geest hem aan de pen van de dichter toevertrouwde!

Niet voor niets wordt er dat woordje „sela" aan toegevoegd. Men zou dat kunnen noemen het nota bene (= let goed op!) van de Heilige Geest. Het zet onder het voorafgaande een dikke streep, zo uitermate belangrijk is het! Dat moet worden herhaald „zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! — zeer héérlijke dingen"! Néé, de Kerk des Heeren is niet op haar retour, ook al zijn er tekenen van verval! — „Deze Kerk is geweest van het begin der wereld af en zal er zijn tot het einde toe, gelijk daaruit blijkt; dat Christus een ééuwig Koning is, die zonder onderdanen niet zijn kan" (N.G.B., art. 27). — Die onderdanen werft Hij in Rahab, of in Babel, of in het Filistijnenland, in Tirus of Ethiopië (vers 4), — het doet er niet toe, maar toekomst zal de „stad Gods" —, de Kerk hébben! — „Een blijde moeder van kinderen", zoals psalm 113 : 9 dan zegt. —

Niet alleen op die grootse toekomst van Gods Kerk ziet deze uitspraak van de Heilige Geest, — zij ziet ook op het heden der Kerk. Er staat immers: „zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods"!

Ja, want het is in Jeruzalem, in de Kerk, dat God zijn bijzondere openbaring heeft samengetrokken. De bekende tweeslag, waarover wij spreken, als het gaat over de wijze, waarop de Heere de Zijnen oprecht gelukkig maakt, kent u wel: dat geschiedt door Woord en Geest. U mag ook zeggen: door Schrift en Kerk. Dan ziet u ze duidelijk samen: Gods bijzondere openbaring, gebonden aan Zijn Kerk. En daarom jubelt psalm 48: „wat vréugd' voor d' aaard', wat zégen is Sions berg ....!"

Niet in het minst ook daarom een zegen, omdat onder de schatten van Gods genade, die Hij in Sion openbaart, de beloften Gods een uiterst belangrijke plaats innemen, met name de kern van al deze beloften: Christus en Zijn Rijk! Jeruzalem, de Kerk heeft krachtens Gods genadige bedoelingen géén andere bestemming dan te zijn: „moederschoot van dit — de einden der aarde omvattende Koninkrijk!" — Maar: wat zegt de Koning van dat Rijk? „Tenzij iemand wederom-geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien!"

Onze namen moeten voorkomen in het geboorteregister van „boven", — we moeten opgenomen worden in de burgerlijke stand van de„stad Gods"! Gelukkig zijn Gods eisen, ook de eis van een nieuwe geboorte, een ander leven, eisen van Zijn barmhartigheid! — Eisen, waarmee we aan het eind geraken, immers: als het gaat om een geboorte, valt u er buiten. Leven wekken kunt u niet! — Dat kan alléén Gods Gèést! — Maar juist daarom is er góéde hoop, want waar anders schept de Geest behagen in dan in de verheerlijking van Christus? — Daar is hij op bedacht, juist in het tot léven wekken van wat „dood is, in zonden en misdaden"! — Maar altijd binnen het kader van de Kerk! —

De souvereiniteit Gods komt misschien het duidelijkst aan het licht, als men er op let, dat de Geest Zich via het Woord bindt aan de Kerk! Vandaar dat de Ned. Geloofsbelijdenis kan zeggen: „buiten de Kerk geen zaligheid". —Vandaar vooral, dat er „zèèr heerlijke dingen van u worden gesproken, o stad Gods!" —

Want daar wordt „deze en die geboren." — Nog altijd schrijft God ze in, in Zijn burgerlijke stand. Nog altijd telt de Heere, bij Zichzelf zeggend: „déze is daar geboren; — die en diè is daar geboren!" — Straks in de Godstad der voleinding, in het hemels Jeru­zalem, „ons aller moeder", zoals Paulus dan zegt, is het tellen gedan. „Dan zullen daar de blijde zangers staan; — de speelliën op de harp en cimbel staan!" En nu al is er bij tijd en wijle de hunkering:

„Guldene Sionsstad lichtende hemelstad,

pracht, ongeschonden,

die harten neigen doet

en voor wie zwijgen moet

én hart en monden!

Enige Vaderstad, mystieke hemelstad,

rijzend daarboven,

nu eens in u verblijd,

dan weer mijn ziele schreit,

hijgt naar uw hoven"!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Guldene Sionsstad, lichtende Hemelstad...!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's