Een theologisch commentaar op het evangelie naar Johannes (5)
Jezus en de Joden
In Johannes 7 t/m 10 wordt het gesprek gevoerd met diegenen die weigeren in Jezus te geloven. Op vele plaatsen in het vierde evangelie worden zij, die zich verzetten tegen de aanspraken van Jezus aangeduid als de Joden.
Het is niet geheel duidelijk of met deze aanduiding speciaal de leiders van het volk, de overpriesters en Farizeeërs, bedoeld worden of ook de volksmenigte. Op tal van plaatsen, maar niet in alle gevallen worden de 'Joden' onderscheiden van de anderen, dat zou er op kunnen wijzen dat met de Joden speciaal de leiders van het volk bedoeld worden. Het twistgeding culmineert in Johannes 8. Daar nemen de Joden stenen op om Jezus te doden. Maar Jezus ontwijkt. Zijn uur is nog niet gekomen.
Deze hoofdstukken trekken met name de laatste jaren grote aandacht. In geen van de evangeliën wordt de tegenstelling tot de Joden zo scherp verwoord als in het vierde evangelie. We noemden reeds de uitspraken over het 'uit de synagoge geworpen worden (Joh. 9 : 22; 16 : 2). We kunnen ook denken aan Johannes 8 : 44 waar tegenover de joodse prentie aangaande het kindschap van Abraham en hun trotse spreken over 'Abraham, onze Vader' het scherpe verwijt klinkt: Uw vader is de duivel.
Hoe moeten we dit gedeelte verstaan? In een vorig artikel zagen we hoe verschillende onderzoekers deze twistgesprekken niet historisch betrouwbaar achten, maar ze lezen als een weerslag van de conflicten tussen de messiasbelijdende jodenchristenen en de Joden, d.w.z. tussen de gemeente en de synagoge. Het is bekend hoe aan het eind van de eerste en het begin van de tweede eeuw dit conflict zich toespitste en leidde tot de zogenaamde vervloeking van de ketters in het Achttien-gebed, waarbij vele geleerden in de ketters toch een aanduiding zien van de christenen uit de Joden, al is zekerheid op dit punt moeilijk te verkrijgen.
Anti-judaïsme?
Deze hoofdstukken spelen een voorname rol in de discussie die in deze jaren aan de orde is, of er in het Nieuwe Testament anti-joodse uitlatingen staan. Dat de kerk in haar geschiedenis zich menigrnaal bezondigd heeft aan anti-joodse, ja regelrechte antisemitische woorden en daden, is helaas maar al te waar. Het materiaal wat door Hans Jansen op tafel gelegd is, spreekt een duidelijke, en onthutsende taal, ook al komen historici in een aantal gevallen tot andere conclusies dan Hans Jansen.
Het is ook een kwestie die emotioneel geladen is, en tot felle verwijten over en weer aanleiding geeft. Maar de vraag waar op het aankomt is of niet alleen de stroom van de kerkgeschiedenis vergiftigd is door anti-joodse uitlatingen, maar of ook de bron zelf, nl. de evangeliën en de brieven, anti-joodse, ja antisemitische elementen bevat.
Ik kan de zaak ook nog anders stellen. Het is denkbaar en helaas aantoonbaar, dat bepaalde teksten en antisemitische uitleg gekregen hebben die een mogelijke uitwerking had in de geschiedenis, zonder dat die teksten daar zelf aansprakelijk voor zijn. Exegese is immers mensenwerk en deelt in al het dubbelzinnige van ons werk. Waarheid en dwaling liggen dan dicht bijeen. Wat zijn er om een bekend voorbeeld te noemen geen huiveringwekkende conclusies getrokken uit Mattheüs 27 : 25, het woord van de Joden aanzake het bloed van de Messias. Men is het er in de bijbelwetenschap wel over eens, dat deze conclusies strijdig zijn met wat er werkelijk staat. De zogenaamde vervangingstheorie (waarbij de kerk de plaats van Israël zou hebben ingenomen) beïnvloedde het lezen en de uitleg van deze tekst.
We plegen dan onderscheid te maken tussen de geschiedenis van de uitleg, de 'werking' van teksten en de teksten zelf. Men mag een verkeerde uitleg immers niet op rekening schrijven van de evangelisten of de apostelen!
Maar hoe ligt het nu ten aanzien van Johannes 8? De teksten wijzen toch onmiskenbaar in één richting, nl. een volledige afschrijving van het joodse volk? Wie zo de teksten leest, kan dan nog meerdere kanten op gaan. Er zijn er die dan zeggen: Johannes 8 is anti-joods, maar vormt deel van Gods onfeilbaar woord, ergo: schriftgetrouw zijn impliceert, dat men ook nu nog diezelfde felheid aan het adres van het joodse volk aan de dag legt. Men denke aan de wijze waarop de Goerees over het joodse volk spreken.
Maar wat moet je als je voor deze gevolgtrekking terugschrift of die met afschuw verwerpt en toch van mening bent, dat Johannes 8 anti-joodse elementen bevat? Blijft er dan een andere gevolgtrekking over dan te gaan 'schiften' binnen de ene canon en deze gedeelten gezag te ontzeggen? En vanuit de theorie dat de evangelist zijn 'latere visie' inleest in het leven van de historische Jezus zou men kunnen zeggen: 'We zijn niet ontrouw aan de prediking van Jezus als we de geldigheid van Johannes 8 verwerpen, want de echte historische Jezus stond anders tegenover zijn volk, dan het felle strijdschrift van Johannes doet vermoeden.'
Nu zijn er ook geleerden, die de felheid van deze hoofdstukken en de harde uitspraken niet als een symptoom van anti-judaïsme zien, maar van mening zijn, dat juist de band aan en de liefde tot het joodse volk de evangelist tot zulke harde uitspraken hebben gebracht tegen de leiders uit woede dat zij zijn volk op zo'n dwaalspoor gebracht hebben door hun verwerping van de Messias Jezus.
Anderen menen dat bij 'de Joden' niet gedacht moet worden aan het joodse volk, maar dat zij gezien moeten worden als vertegenwoordigers van de wereld in het algemeen. Het vierde evangelie is dan, zegt men, niet anti-joods, maar moet verklaard worden vanuit het dualisme, de tegenstelling tussen God en de wereld, licht en duisternis, waarheid en leugen.
Voor of tegen Jezus
Welke weg gaat Ridderbos nu in deze vragen? Hij ontkent niet, dat in het verzet van de Joden ons aller verzet tegen de aanspraken van Christus openbaar komt, maar hij is wel van mening, dat het niet aangaat de Joden slechts als symboolfiguren te zien.
Johannes beschrijft het historische conflict tussen Jezus en de Joodse leiders, een conflict dat tenslotte uitliep op de veroordeling tot de kruisdood. We kunnen deze historische achtergrond niet vervluchtigen en mogen haar niet ontkennen, omdat men ten enenmale in strijd komt met heel het nieuwtestamentisch getuigenis. Ook de andere evangelisten verzwijgen dit conflict niet. In het vierde evangelie spitst het zich toe op de Persoon van Jezus, de Christus, van wie wet en profeten getuigen. Als Jezus zichzelf openbaart in de Ikben woorden (b.v. Joh. 8 : 12; 15 : 1; 11 : 25) dan lag daar voor het joodse gevoel en een in hun oren ongehoorde pretentie in. Zij hoorden daar immers de heilige Naam van God (Ik ben die Ik ben. Ex. 3 : 14) in meeklinken.
Daarom bevatten Johannes 7-10 geen discussieverslagen, maar beschrijven zij de ontmoeting van het volk Israël met dit getuigenis van God in Jezus Christus. De vragen en tegenwerpingen van de zijde van de Joden zijn voor Jezus dan ook veel meer een aanleiding zich als de Gezondene van de Vader te openbaren, dan dat zij zouden kunnen functioneren als gesprekspunten (blz. 379).
De evangelist geeft dan ook geen strijdschrift tegen de Joden aan zijn gemeente in handen, maar hij wil doordringen van de radicale keus, de betekenis van het geloof in deze Jezus, in wiens dag Abraham zich verheugde.
Er is dan ook geen sprake van antijudaïsme of anti-semitisme in de zin waarin wij deze termen gebruiken. Het heil is immers uit de Joden (4 : 22). Jezus ontkent ook niet dat zij Abrahams nageslacht zijn. Maar zijn aanklacht is juist dat zij niet gaan in het spoor van het geloof van Abraham. De grond van de scherpe tegenstelling is 'de absolute wijze waarop Jezus in zijn zelfopenbaring het heil dat uit de Joden is, waarnaar Abraham had uitgezien en waarvan Mozes getuigd had, vertegenwoordigt' (blz. 381). In het eerder genoemde gesprek met Van der Leer zegt Ridderbos: 'het conflict is niet anti-judaïstisch, het wortelt immers in het Oude Testament, maar het is wel absoluut vanwege de geweldige betekenis die de evangelist aan Jezus toekent'. Dat Hij het heil belichaamt in Zijn Persoon verwierpen zijn tegenstanders. De scherpe antithese is daarom keerzijde van Jezus' unieke aanspraak: Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mij (14 : 6).
Het bericht aangaande deze unieke en absolute zelfopenbaring is geen produkt van de latere gemeente waarvan wij ons in de dialoog met Israël zouden kunnen distantiëren, maar het is het apostolisch getuigenis, fundament van de kerk, waaraan deze gebonden is ook in haar spreken met Israël.
Dat houdt twee dingen in naar mijn mening:
a. We zullen in ons spreken elke zweem van anti-joods superioriteitsbesef verre moeten houden. Aanschouwen we in dit verzet niet onze eigen schuldige blindheid? En laat juist een hoofdstuk als Johannes 6 ons niet zien, dat het komen tot Jezus, het belijden van Hem, het geloven in Hem geen zaak is van een wetende kerk tegenover een verblinde synagoge maar voor Jood en heiden een zaak van genade?
b. We zullen vanuit het vierde evangelie elke vezoeking om te denken aan een twee-wegen-leer moeten afzweren. Bescheidenheid en ootmoed past ons, gelet op de geschiedenis.
Maar de kerk zal in de ontmoeting met Israël haar Christusbelijdenis niet kunnen laten vallen of achterhouden. Ook voor de Jood geldt dat Jezus de weg is tot de Vader. In het meergenoemde gesprek zegt Ridderbos: 'Wanneer je zegt dat het geloven in Jezus vandaag de dag voor de Joden niet meer geldt, dan geef je hen achteraf gelijk in hun verzet tegen Jezus. Maar het is de vraag of je dan niet de christelijke boodschap in zijn kern cadeau geeft'.
Het vierde evangelie doordringt ons ervan dat èn voor de heiden, èn voor de christen èn voor de Jood de persoon en het werk van Christus heilsnoodzakelijk is.
met deze opmerkingen beëindig ik deze uitvoerige bespreking van Ridderbos' commentaar. Het zal de lezer duidelijk zijn, van hoeveel belang dit werk is voor het verstaan van het vierde evangelie, voor de prediking en het kerk-zijn, voor het geloofsonderricht in deze tachtiger jaren.
Onnodig te zeggen, dat we dit rijke boek in veler handen wensen en graag de hoop uitspreken dat het de hoogbejaarde auteur gegeven mag worden de voltooiing van zijn werk te mogen beleven. Wij zien met spanning naar het tweede deel uit.
A. N., Ede
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1988
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1988
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's