De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Bekeert u!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bekeert u!

8 minuten leestijd

Een vorig maal hebben wij gezien dat de prediker tot bekering behoort te roepen. Maar daarmee is nog niet alles gezegd. Het is ook nodig te weten hoe hij deze taak moet beschouwen en opvatten. Vóór alles heeft de prediker zijn gehoor te onderscheiden. Dat doet het methodisme niet. Het ziet in de mens, die tot bekering wordt geroepen, alleen de van God vervreemde zondaar, maar heeft geen oog voor de beschikking van God, waarbij velen van deze zondaren alvast tot God in een bijzondere verhouding zijn gesteld. Deze bijzondere relatie is gelegd in het verbond der genade, waardoor zij kinderen des verbonds heten. Het methodisme grondt de eis der bekering uitsluitend op het scheppingsrecht, geenszins op het verbondsrecht van God. Het methodisme zegt dan ook tot alle mensen hetzelfde; in zijn. opvatting van de bekering is voor het denkbeeld van wederkeer geen plaats. Het ziet in de bekering uitsluitend een heenwending tot God. De Schrift echter maakt onderscheid tussen ongeheiligden en geheiligden. Met betrekking tot de laatstgenoemden stelt zij de bekering als een wederkeer voor. Tot de heidenen heet het: wendt u naar Mij toe, alle gij einden der aarde! Maar als zij de geheiligden tot bekering roept, lezen wij: keert weder, gij afkerige kinderen! Hier dus rekende de prediker met zijn gehoor. Men spreekt toch anders tot de huisgenoot, die men terugroept, dan tot de vreemde, die men in huis nodigt. Als de prediker voor de gemeente optreedt, is hij de herder, op wie de taak rust om het afgedwaalde terug te brengen. Daarom mag het aangrijpende: keert weer! in zijn prediking tot de afgeweken verbondskinderen niet worden gemist. Men moet dezen nochthans bij hun doop vasthouden, hun doop aan hen verklaren en ze opwekken om zich overeenkomstig hun doop te gedragen, door in Christus' gemeenschap de zonde af te sterven en voor God te leven.

Onderscheid

Als men de verloren zonen van het huis tot bekering roept make men hen duidelijk, dat deze roeping zelf zlonder meer er op berekend is hun hart te vertederen. De prediking der bekering veronderstelt toch het Evangelie. Zij is een teken dat God geen lust heeft aan de dood, maar wel aan het leven van de zondaar. Want wanneer God niet genegen was om de afgeweken in genade aan te nemen, zou Hij hen niet laten uitnodigen om tot God terug te keren. Een knecht, die wederrechtelijk onze dienst verlaat, stuurt men geen boodschap na, om hem tot zijn werk terug te roepen, tenminste niet als men hem voorgoed uit Zijn dienst bant. Daarom laat God ook geen bekering prediken aan de duivelen: van hen toch wil Hij niet gediend zijn. Om gelijke redenen liet Hij tijdens het Oude Verbond geen bekering boodschappen aan de heidenen. Zelfs toen hij Jona naar Ninevé zond, maakte hij daarop geen uitzondering. Hij gaf hem niets mee dan de boodschap dat de stad binnen een bepaalde tijd zou verdelgd worden. Daarom laat God eerst onder het Nieuwe Verbond alle mensen prediken, dat zij zich bekeren, want deze prediking is uitsluitend verbonden aan het Evangelie.

Op het gebied van het naakte recht kan trouwens van roeping tot bekering geen sprake zijn. Is een wet overtreden, dan zegt de rechter niet: bekeer u, maar: ontvang uw vonnis! De wet kent geen vergeving. Zij weet ook van geen bekering. Als zij overtreden is, zo eist zij dat haar vloek gedragen wordt. Ja, in zeker opzicht belet de wet alle bekering, omdat zij tot ons zegt dat het tevergeefs is door onze tranen en weeklachten enige genade te zoeken bij Hem, die een verterend vuur is. Als de dienaar van het Evangelie haar gebruikt om ons tot Christus te drijven, gebruikt hij haar tegen haar eigen natuur in. Daarom hebben wij een recht gezicht op de bediening van Wet en Evangelie nodig.

Het bevel van de bekering behoort tot de dienst van het Evangelie. Daarin ligt grote troost. Het is een tegenwicht tegen de mistroostigheid, waartoe ons de gedachte aan de bekering zou kunnen brengen. Als de bekering bij 't Evangelie behoort dan moeten wij weten dat ze zo zwaar en bitter niet is als sommigen menen, 't Is waar, de wet is zwaar en bitter, maar het Evangelie is een verkwikkende olie... en van dat Evangelie is de bekering een deel. Als dus de zwaarte der bekering u mismoedig maakt, bedenk dan dat de geboden van het Evangelie een bijgevoegde genade hebben, omdat de dingen die in het Evangelie geboden worden, ook beloofd zijn.

Woorddienst

Het is daarom hier de plaats om een enkel woord in het midden te brengen, dat vruchtbaar kan zijn tot meerdere waardering van de dienst des Woords, door welke God als met Zijn eigen stem onafgebroken de mensen tot bekering roept. Deze dienst des Woords toch is geen geringe steun voor het geloof, dat God ons in genade aannemen zal, als wij op Zijn roepstem tot Hem komen. Ons hart wantrouwt voortdurend de welmenendheid van Gods bedoelingen met ons. Steeds denken wij dat onze zonde te groot is om vergeven te worden. Wat is dan meer geschikt om ons van Gods wel-gezindheid jegens allen, die zich tot Hem om genade wenden, te overtuigen dan de uit het gehoor des Woords ontvangen wetenschap, dat Hij ons over het pad der bekering heen tot Zich roept? Hij zal toch niet afwijzen, wie Hij tot Zich riep? Dat doet Hij nu door tussenkomst van de prediker. Of zegt Paulus niet van zichzelf en van allen die met hem in de dienst van het Evangelie staan: Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus' wege: Laat u met God verzoenen!

Ambt

Intussen worden de bezwaarde harten van oprechten hier voor veel moeilijkheden geplaatst. In hun werkzaamheden omtrent de bekering komen ze in aanraking met personen, die de openbare kerkdienst verachten - als ware deze een menselijke, ja, een schadelijke instelling, van welke men zich verre houden moest. Velen maken zich hieraan schuldig. Zij leraren dat Christus niet langer door het ambt tot bekering roept. De ambten zijn - zo meent men - van ons weggenomen. De kerk betekent niets meer in haar openbare dienst. Hier blijft alleen het broederlijk vermaan over tot bekering. Maar 't is wel een onderscheid of ik mij tegenover een roepende God weet geplaatst, ambtelijk - dan wel tegenover een aanradende mens.

Er zijn er ook die wel 't ambt erkennen, maar niet geloven, dat God zijn drager gezonden heeft om de mensen rechtstreeks tot bekering te roepen. Predikt een leraar: bekeert u! dan gaat hij in de schatting van de lieden veel te ver en schijnt hij iemand te zijn die nog wat kracht in de mens ten goede veronderstelt. Naar hun oordeel moest de leraar zich ertoe bepalen om de mensen te zeggen wat bekering is, haar noodzaak voor ogen te houden, de onbekeerden het oordeel aan te kondigen. Om de arme zondaar voorts te laten liggen en hem van zich te laten met de woorden: God moet u bekeren. Deze mensen willen het in de naam van Godzaligheid en rechtzinnigheid Gode verbeteren. Het moet daarentegen geheel anders. God roept rechtstreeks tot bekering op, zij daarentegen maken van Zijn bevel een wens. Maar is dit niet anders dan aan God de eer te ontnemen? De indringende boodschap van de bekering wordt hier zijn kracht ontnomen. God komt de niet naar Hem vragende mens vóór. Ontneemt hem alle excuses.

Bevel of wens

Doen wij dan wel van het bevel een wens te maken of anderszins: doen wij wel met ieder in de gemeente voor bekeerd te houden? Men brengt zijn boodschap niet recht over, wanneer men zich vergenoegt met te prediken dat de mens bekeerd moet worden, de merktekenen der bekering aan te wijzen en de onbekeerden de hel aan te kondigen. Evenzo doet men onrecht aan Gods Woord de gemeente voor bekeerd te houden in haar totaliteit. Zowel het ene als het andere kweekt zelfgerustheid in Zion.

Klaarheid

De wensende prediking zowel als de veronderstellende prediking hebben beide hun werking. De prediking waarin men met een zucht besluit: God bekere u - en de prediking die lichtzinnig veronderstelt dat geheel de gemeente leeft in de weg der bekering - zij werken zelfgenoegzaamheid in ontstellende mate. De ene prediking woont men bij met weemoed. De andere met goedkeuring. Maar onder beide typen blijft het Woord boven ons zweven. Men komt niet tot zelfkennis. Het Woord Gods vleit ons daar en dat is niet naar de regel van Gods Woord. Zulk een boodschap geeft God ons niet mee. Jona voldeed aan de eis der roeping door in Ninevé niets dan het gericht te prediken. Maar een prediker, die aan de verkondiging van het gericht niet onmiddelijk het bevel der bekering verbindt, behandelt de mensen gelijk in de dagen van het Oude Verbond de heidenen behandeld moesten worden. Bekering alzo altijd en overal óf uit de houding der wensende berusting óf uit de houding der zelfverzekerde behaaglijkheid. De mensen moet altijd gezegd worden dat zij zich moeten, ja, mogen bekeren. Ja, van 'mogen' mogen wij spreken. De bekering is immers evenzeer een voorrecht als een plicht?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1977

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Bekeert u!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1977

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's