De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

„Fundamenten en Perspectieven”*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Fundamenten en Perspectieven”*)

7 minuten leestijd

Artikel 1. GOD, ONZE KONING.

„Wij geloven met het hart en belijden met de mond, dat de aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid, de wereld en die daarin wonen."
   Deze opening met de belijdenis, dat de aarde des Heeren is, wil de grondtoon van het gehele geschrift aangeven. De Heilige Schrift gaat daarin trouwens zelf voor. Immers zij vangt aan met de openbaring, dat de Heere God hemel en aarde geschapen heeft. (Genesis 1 en 2).
   De aarde des Heeren. Zij is aan Hem onderworpen met al wat er in is. Telkens weer wijst de Schrift daarop. (Ex. 19:5. Deut. 10 : 14. Job 41 : 2. Psalm 50 : 12. 1 Kor. 10:26—28).
   God, de Heere, is Koning. Een ganse reeks van psalmen en andere Schriftplaatsen kan worden aangehaald, waar Gods Koningschap uitdrukkelijk wordt betuigd.
Dit Koningschap is, omdat God de enige God en Schepper des heelals is, zo volkomen alles omvattend, dat eigenlijk alleen van Hem in de meest volstrekte zin van Koning kan worden gesproken. Daarom wordt Hij ook de; Koning der koningen en de Heere der heren genoemd. Daarom komt Hem alleen de lof en de eer van alle schepsel toe, gelijk ook de H. Schrift getuigt, dat de hemelen Zijn eer verkondigen en het uitspansel Zijner handen werk. (Psalm 19 vs. 2).

Hoewel God zich niet onbetuigd heeft gelaten jegens de mens, die Hij naar Zijn beeld heeft geschapen en heeft versierd met Zijn gaven, is het juist de mens, die geweigerd heeft Hem de ere en de gehoorzaamheid te brengen, welke hij schuldig is. Ik wil niet. dat Gij Koning over mij zijt.
De Heilige Schrift tekent ons, hoe ook het volk Zijner verkiezing na zoveel tekenen van Zijn gunst en koninklijke weldadigheid Hem als zijn Koning verworpen heeft (1 Samuel 8:7).
  Ofschoon ook de tekenen Zijner Majesteit aan het heidendom niet ganselijk ontgaan, (want God heeft het hun geopenbaard) wijl Zijn onzienlijke dingen, van de schepping der wereld aan uit de schepselen worden verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. (Rom. 1 : 18 v.v.).
   De apostel leert ons, dat daarin de toorn Gods wordt geopenbaard, gelijk geschreven is, dat de Heere de ongehoorzaamheid bezoekt met onzinnigheid en blindheid des harten. (Deut. 28:28).
Ook daarin wordt Gods Koningschap openbaar. De mens kan God als zijn Koning verwerpen, maar hij kan zich niet onttrekken aan Zijn koninklijke macht en heerschappij. Hij kan zichzelf verbeelden een god te zijn, ja. God zelf te zijn, doch hij kan het zich alleen maar verbeelden. Hij valt in de strikken van de vader der leugen, omdat hij de Waarheid verlaten heeft.
   God is Koning.

De moderne mens is wel heel ver gegaan in de verwerping van Gods Koningschap. Hoewel er ook in dit opzicht geen nieuws onder de zon is, kan toch niet worden ontkend, dat de hooggeroemde verlichting van de negentiende eeuw zich groot heeft gemaakt in de leugen van de mens. De vermetele uitspraak, der revolutie : ,, Geen God en geen meester ", heeft zij dikwijls met een ontstellende zelfbewustheid tot haar richtsnoer gemaakt.
In het licht van de zoeven aangehaalde Schrift, kan 't duidelijk zijn, dat de geest der verlichting, waarop de negentiende-eeuwse mens zo trots kon bogen, een dwaalgeest der verblinding en een oordeel Gods is. De gevolgen zijn dan ook weinig hoopvol en vervullen de volkeren met angst en vreze. De mens, die zich een smid van zijn eigen geluk waande, en zijn geschiedenis in eigen hand meende te kunnen nemen, •— indien hij althans niet volhardt in zijn goddeloze verbeelding en anderen tot slachtoffer maakt, •— staat verlegen en teleurgesteld in een wereld van onheil en verwarring.

Het is welhcht een voorbeeld van ,, de verantwoordelijkheid voor het heden ", waarvan de kerkorde spreekt, als ,, Fundamenten en Perspectieven " begint met de belijdenis van Gods Koningschap.
God is onze Koning.
Daar is een beschuldiging in aan het adres van de mens, met name aan dat van de moderne mens. Het is een roep tot bezinning, een prediking, welke de vinger legt bij de wondeplek van de moderne cultuur. God is Koning. Was dat niet vergeten ?
Neen, vergeten niet! Maar moedwillig en welbewust op zij geschoven en genegeerd. De moderne mens heeft gebroken met die God, die Koning is, en heeft Zijn Woord veracht. Overgegeven aan de overleggingen van zijn hart, heeft hij het schepsel geëerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is in der eeuwigheid. (Rom. 1 vs. 24).
   Zo kunnen wij verstaan, waarom het ,, God, onze Koning ", met zulk een nadruk naar voren wordt gebracht.
„De wereld niet aan zich zelf prijsgegeven, maar behoort toe aan God, " zo gaat art. 1 dan verder.

   Wie zou dat menen, dat de wereld aan Zich zelf zou overgegeven zijn ? Zo iets kan alleen een miserabele naturalist, een volslagen materialist zo willen stellen.
Immers dat houdt een volkomen ontkenning van de schepping in. Een wereld, door God geschapen, kan niet op zich zelf zijn. Zulk een gedachte is als zodanig geboren in goddeloosheid.
   Over deze wereld, waarin wij ons ,, geworpen " voelen, is God Koning, zo heet het in de toelichting (blz. 41). Deze uitdrukking ,, geworpen " is in zekere kringen een modewoord geworden. Het is een expressie der godverlatenheid van de van God vervreemde mens, die niet weet vanwaar en waarheen ? Hij weet niet meer, dat het God is, die hem de adem geeft, noch ook, dat hij tot eeuwige bestemming geschapen is.
En nu wordt het feit, dat God onze Koning is, als een troost en bevrijding voorgesteld. Dat is ook zo voor degenen, die deze God in Christus tot een Vader hebben.
   Maar welke troost kan er in zijn voor een mens, die dien God veracht ?
   De toelichting op blz. 41 drukt het dan ook zó uit : dat God Koning is, kan alleen dan troost en bevrijding zijn, als wij weten, wie deze God is, n.l. ,, de Vader van Jezus Christus ", die van deze wereld de ,, Redder en Onderhouder " is.
   Dit staat ook in artikel 1, en dan voegt men er nog aan toe : en zo (cursivering van ons, S.), dat wil dus zeggen, als Vader van Jezus Christus, als Schepper, Redder en Onderhouder der wereld eeuwiglijk haar Koning.
   Alsof de verwerper van Gods Koningschap ook geen verwerper van de Christus is. God zou als Vader van Jezus Christus dus eerder aangenomen worden, dan als Schepper en Koning !
   De Heere Jezus Christus leert ons in dit opzicht wat anders : Hij zegt : Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij". (Joh. 14 VS. 1). Hij geeft alzo plaats aan een geloof in God, hetwelk nog niet een geloof in de Christus is.
Het is daarmede in overeenstemming, dat Calvijn eerst handelt over God de Schepper en daarna over de verlossing. Hij doet dat zeer welbewust en onderscheidt de kennis van God als Verlosser van die van de Schepper als een meer vertrouwelijke kennis krachtens het Verbond der genade.
De toelichting wijst er wel op, dat wij moeten weten, dat God, onze Koning, de Vader van Jezus Christus is, zal dat tot onze troost en bevrijding zijn. Zij wijst er echter in dit verband niet op, dat de toorn Gods zich openbaart over de goddeloosheid, terwijl de Schrift zegt : ,, Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven ; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem" (Joh. 3 VS. 36).
   De wetenschap, dat God onze Koning is, is voor ons, die God verworpen hebben, inderdaad niet troost en bevrijding, maar veroordelend. Doch de ontdekking, dat God in Christus Zijnl barmhartigheid heeft geopenbaard en goddelozen roept tot bekering en leven, is troostvol en leidt tot bevrijding.


*) Binnenkort zullen de Classicale Vergaderingen dit geschrift behandelen. Daarom willen wij het artikel voor artikel nagaan.
Intussen wijzen wij er op, dat het referaat van de Jaarvergadering j.l. over dit onderwerp bij de Maassluissche Boekhandel verkrijgbaar is. (Zie annonce in dit no.).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

„Fundamenten en Perspectieven”*)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's