Ik ben het wel met u eens, maar.....
Deze uitdrukking horen wij nogal eens. In een gesprek zegt iemand, na een ander aangehoord te hebben: Ik ben het wel met u eens, maar ... en dan volgt het bezwaar, de correctie, de rechtzetting.
Deze discussiemogelijkheid is verrijkend, verrassend en boeiend. Het aangezicht van de mens scherpt dat van de naaste. Niemand weet alles, ieders visie is beperkt en behoeft de discussie, het gesprek.
Van belang is wat op dit maar volgt. Is er eenheid tussen de discussiërenden, dan zullen zij elkander opvangen, vasthouden en verstaan. Dan is het ook onmogelijk, dat in het bezwaar (maar) het eerste (het één zijn, het eensgezind zijn) wordt bedreigd.
Is dit wel het geval, dan is het bezwaar, de tegenstelling, groter dan het eerste (het één zijn en het eens zijn) en dan bestaat dit eerste niet of zwak.
Vandaar dat er in de loop van een mensenleven een kwalijke bijsmaak aan dit gezegde kan komen, omdat men dan het gevoel heeft, dat het eerste (het eens en het één zijn) maar zwak of helemaal niet aanwezig is en het tweede (maar) overweegt.
Onze secretaris dr. Bout pleegt dan, wanneer hij deze uitdrukking hoort, nog al eens te zeggen: Dan bent u het niet met de ander eens!
Aan deze dingen moet ik denken, nu wij in de dagbladen, in de kerkboden en vanuit de Synode zoveel van dergelijke opmerkingen horen over de „Open Brief".
Hoe vaak lezen wij dan: Wij zijn het er grotendeels of helemaal mee eens, maar ... en dan volgen de bezwaren.
Welke die bezwaren zijn? Er zijn er vele! Laat ik er enkele noemen.
Het eerste bezwaar is van dr. Buskes. Hij is — volgens het verslag in Trouw — voor 99% eens met de inhoud van de „Open Brief" en voor 100% oneens met de ondertekenaars.
Voor dr. Buskes geldt vooral: Niet in de eerste plaats wat de man zegt is voor mij van belang, maar wie iets zegt. Dat wordt dan toegepast op standpunten inzake rassenkwestie, opstelling ten aanzien van hervorming van maatschappelijke en staatkundige structuren, bewapening enz.
Dr. Buskes wil van anderen en ook van mij wel aanvaarden dat ik ook nogal eens enige moeite heb om allerlei uitspraken van hem los te zien van zijn standpunt t.a.v.de politiek, rassenkwesties enz. enz. Hopelijk wil hij ook van anderen en ook van mij geloven, dat ik wat hij zegt begin te toetsen aan de enige norm: de Heilige Schrift. Dat is — dunkt mij — geestelijk en zakelijk. Daarom vind ik zijn opmerking, dat hij het voor 99 procent met de inhoud van de „Open Brief" eens is en voor 100% oneens met de ondertekenaars èn ongeestelijk èn onzakelijk.
Op deze wijze kunnen wij ons aan de klem van alle oproepen onttrekken, zelfs aan de oproepen van de Schrift. Zijn die ook niet grotendeels door mensen geschreven? En hoe waren hun inzichten inzake de maatschappelijke en staatkundige hervormingen in hun dagen? Waren zij niet erg „behoudend"?
Het tweede bezwaar van dr. Buskes is: Zouden er wel vier van de ondertekenaars het in de „Open Brief" bestreden werk van dr. A. Th. van Leeuwen gelezen hebben?
Mocht dit wel het geval zijn, dan zal hij dit in het openbaar terugnemen.
Op deze modderige wegen willen wij dr. Buskes niet volgen. Dit zijn geen kerkelijke manieren.
Een volgend „maar" is: niet alle tonen zijn zuiver (dr. Langman in Trouw). Een veelgehoord bezwaar is: De gemeente moet toch uitgaan in de wereld? Zij is toch gezonden? Juist in haar uitgaan is of wordt zij toch gemeente?
Veel balanceerders zijn in de pers, op de Synode en in de universiteiten opgestaan om toch vooral het evenwicht te bewaren. Woorden als introvert en extrovert werden gebruikt.
Ik begrijp, al deze balanceerders niet. Want de bedoeling van de „Open Brief" was niet om een of andere Bijbelse notie weg te werken, maar om de kerk wakker te schudden en te vragen: Zijn wij wel op de goede weg? Want het is onmiskenbaar, dat, terwijl er na de laatste oorlog steeds meer ingehamerd is, dat de kerk bestaat voor de wereld (de kerk is een functie van het apostolaat) de kerk zelf steeds meer ineenschrompelt en de wereld minder dan ooit luistert naar de boodschap der kerk.
Dan moet er toch iets mis zijn? Dan is het toch met de kerk niet in orde? Dan is zij toch doodziek in haar prediking? Dan heeft zij toch zichzelf overschat? Wie hier verwijt, dat men vanuit de feiten tot verkeerde achtergronden concludeert (prof. J. T. Bakker in het Gereformeerd Weekblad) mag toch bedenken, dat men de boom aan de vruchten kent?
De spits van de „Open Brief" is die van boete, berouw, geloof, overgave en een nieuwe volmacht van de Heilige Geest in de prediking.
De „Open Brief" is geen dogmatiek, geen ethiek, geen theologie voor of tegen het apostolaat, maar een profetisch getuigenis, een stuk van zo diepe verontrusting en brandende ernst, dat de vlammen van het oordeel Gods er aan alle kanten uitslaan.
Dat oordeel gaat over allen, ook over de ondertekenaars. Ook zij zullen naar deze woorden geoordeeld worden.
Wie hier brandblusmateriaal wil aandragen, die bedenke, dat dit een gevaarlijk bedrijf is. Daarom is deze brief ook niet af te doen met een brief. Hoe attent het van de Generale Synode ook is, dat zij deze brief op de agenda plaatste, kostbare vergadertijd daaraan besteedde, de zaak van de „Open Brief" is en blijft een profetisch getuigenis.
Wij hopen, dat het antwoord van de Synode ook in dit teken zal staan.
Op een bepaald moment moet de discussie, de dialoog wijken voor de profetie.
Hoezeer het ons verblijden zou, wanneer de volgorde van Art. 8 en 10 van de Kerkorde opnieuw tot op de bodem van de Schrift zou doordacht, doorworsteld en veranderd worden, daarover gaat het ons in de eerste plaats niet.
De bedoeling van de „Open Brief" is de kerk zo diep te verontrusten, haar zo met de levende God te confronteren, dat zij haar gevoelloosheid, haar vanzelfsprekendheid in de genade kwijtraakt en in de ontzagwekkende crisis, waarin de kerk en de wereld zich bevinden, opnieuw de stem van de goede Herder hoort in de meest persoonlijke zin van het woord. Het gaat om niets minder dan de bekering van de "kerk.
Daarom ontroert het mij vaak, wanneer de kerk in haar organen, synode, pers, enz. doet denken aan een conferentie, waarop ieder zo zijn eigen inbreng heeft. De conferentiegangers menen dat zij nog lang te leven hebben en dat de kerk op hun manier haar gang over deze aarde wel zal voortzetten. Maar de kerk is geen discussiërend gezelschap, maar het lichaam des Heeren, dat geroepen is te getuigen van het Woord Gods.
Het oordeel begint vanuit het huisgezin van God en zal alle discussies, betogen, afwegingen, kritieken, theologieën vermalen en verpulveren. Het enige, wat blijft, is het geloof van de uitverkorenen Gods.
Wij zitten midden in de branding van dit oordeel Gods. Daarom is ons allen voor alle dingen nodig: de wedergeboorte uit de Heilige Geest. Zonder deze wedergeboorte ziet niemand het Koninkrijk Gods.
Is dit niet aanmatigend? Dat is het, wanneer wij onszelf farizees verheffen. Maar wie onder dit oordeel doorgaat
met eigen schuld kan niet zwijgen. Wie op eigen zonden ziet, vergaat menigmaal de lust om anderer zonden aan te wijzen. Maar wie door de Geest gedreven wordt, moet of spreken óf stikken. Vanuit deze werkelijkheid gezien is het te begrijpen dat veel kritiek, veel overwegingen van balanceerders van het evenwicht niet aankomen. Zij raken de kern van de zaak niet.
Is dan de „Open Brief" boven alle kritiek verheven? Integendeel! Wie het met de kern van de zaak eens is, weet secundaire zaken secundair te laten. Dan wordt het „maar" van de kritiek graag gehoord en verwerkt.
Wanneer het eerste overweegt (eens zijn), ons uit het hart gegrepen is, komt het met 'het tweede wel terecht.
Laat men de profetische ernst echter niet smoren in de „maars", in de discussie. Wie alle betuigingen van het eens zijn in de pers leest, verbaast er zich alleen maar over, dat al deze instemmers op bun plaats niet krachtiger getuigen van de zaken in deze „Open Brief" aan de orde gesteld. Maar dat komt nog?
Er zijn zaken, waarvoor wij onze eer, onze naam, onze standing, onze vrienden, onze relaties, enz. enz., over dienen te hebben. Want God is het waard, Zijn Woord is het waard. Zijn Gemeente is het waard.
Och, dat Gij de hemelen scheurde en dat Gij nederkwaamt.
Katwijk aan Zee, G.Boer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's