Vragen van lezers
Pastorale overwegingen
(9)
Nog enige vragen
Zo langzamerhand komen we toch door de post heen, die de laatste tijd enige vragen op mijn bureau neerlegde, al of niet direkt aan mij gesteld, voor de pastorale rubriek. Nog eens aan alle schrijvers(-sters niet minder!) mijn hartelijke dank voor hun reageren. Het gaf mij gelegenheid met u contact te hebben, bepaalde zaken toe te lichten en van het een en ander bij u met belangstelling kennis te nemen. Met deze bijdrage hoop ik door de vragen voorlopig heen te zijn en met u een nieuw onderdeel aan te snijden, over huwelijk en gezinsleven in pastoraal opzicht.
Onze houding tegenover secte-mensen
Een vraag kwam binnen, die luidt: 'hoe moet onze houding tegenover "secte-mensen" bijvoorbeeld Jehovah-getuigen zijn? ' Het is hier niet de plaats deze secte uitvoerig te bespreken. Trouwens, dat is al eens in dit blad geschied. Slechts pastoraal een paar notities. Ik ontraad mijn schrijfster met hen in debat te gaan. Dat lijkt mij onvruchtbaar. Er is geen gemeenschappelijke basis voor gesprek, want hun bijbel en hun gebruik van de bijbel is anders. Aan hete hoofden en koude harten heeft men niets. Meer op zijn plaats lijkt mij, wanneer de Heere u vrijmoedigheid geeft ook tot deze mensen te getuigen van wat wij allen op reis naar de eeuwigheid nodig hebben, dat we opnieuw geboren worden. Voorts een krachtig wijzen op die enige naam, tot zaligheid onder de hemel gegeven voor verloren zondaren en zondaressen. Kostelijk, wanneer u weten mag dat en hoe deze Zaligmaker u bekend en dierbaar is geworden, en wanneer u ook deze mensen niet ongewaarschuwd laat vertrekken. Als de schrijfster wijst op de tweede Johannes brief, de waarschuwing daarin vervat, om 'dezulken niet in uw huis te ontvangen en te groeten' zij opgemerkt, dat het hier, in het verband van de brief gaat om het begroeten en verwelkomen van dezulken in de kwaliteit van leraar der waarheid. Natuurlijk gaat het niet om weigering van hulp bij nood maar nimmer moeten we ons ertoe laten verleiden ons te stellen onder het gezag van hen, die zich aandienen als leraar maar met Gods Woord in strijd zijn. Dan zouden we de dwaalleer, die God van Zijn eer berooft, de Zaligmaker verduistert en schade aan de ziel berokkent, bevorderen. Dwaalleer is niet iets onschuldigs en dwaalleer verbreiden is bepaald geen kleinigheid.
Leken-diensten in de kerk
Een geheel andere vraag betreft het optreden van leken in de eredienst. Tussen haakjes: ik vermoed dat de meeste mensen de gedachte hebben, dat de eredienst de zondagse godsdienstoefening in de kerk is tot eer van God, vandaar de naam eredienst. Ik zou niet graag deze verheffende gedachte aan hen ontnemen, maar is werkelijk deze dienst altoos tot Zijn eer? Maar ik herinner me, dat destijds wijlen dr. Koolhaas, conrector aan het theol. seminarium ons als toekomstige predikanten voorhield, dat het woord eredienst eigenlijk betekende de dienst der verschillende "eren", plechtigheden, waarbij hij ons wel op het hart bond deze ook verzorgd en stijlvol te doen zijn. Maar nu de vraag. Allereerst moet ik heggen het woord "leken" een naar woord te vinden, dat mij veel te veel doet denken aan de tegenstelling bij Rome tussen geestelijken en leken, een onbijbelse tegenstelling dacht ik. De vraag evenwel is gericht op het aandeel van gewone gemeenteleden in de dienst, schriftlezing, voorbereiding op de prediking enz. Het is vreemd te bemerken dat sommige dingen, die destijds als ouderwets en achterhaald zijn afgeschaft nu weer op een andere wijze "inn" schijnen te zijn. De voorlezer moest'vallen als een verouderd instituair gebruik, nu mogen en moeten gemeenteleden of jongeren plotseling allerlei taken vervullen. Zonder direkt uit te vallen tegen allerlei nieuwe 'gewoonten' lijkt mij wel belangrijk dat er duidelijkheid is over de achtergrond en bedoeling. Rome liet destijds de gemeente "stommetje spelen" in de dienst want zelfs de zang werd haar ontnomen, daarvoor had men koren van mooie zangstemmen. De Reformatie gaf de gemeente weer plaats en taak, niet in het minst in de zang, nu moeten plotseling dan allerlei koren toch weer optreden. Moeten onze diensten worden 'verfraaid' of gaat het om iets nieuws? De voorlezer was ouderwets, maar gewone gemeenteleden en jongeren kunnen dat best, een keer per jaar of geregeld? Komt dit voort uit een voldoen aan verlangen naar "ook iets te mogen doen", inspraak, of vinden we het geslaagd de gemeente er zo bij te betrekken? Bereiden gemeenteleden met de voorganger de preek voor om dan namens iets te spreken? In hoeverre is er recht aan gedaan, dat de prediking ambtelijke dienst en verkondiging van het Woord Gods is? Ik pleit echt niet voor de "domineeskerk", dat alles goed is, als er maar een predikant bij betrokken is. Maar ik vind het te kort doen aan de bijbelse opdracht, door de Koning der Kerk aan Zijn discipelen en apostelen gegeven, gesteld in de ambtelijke bediening der verzoening, wanneer er maar wat geƫxpirimenteerd, soms moet ik zeggen maar wat aan gerommeld wordt.
Kerkelijke stijl
Straks haalde ik wijlen dr. Koolhaas aan. Aan hem moet ik denken bij de vraag of er ook stijl moet zijn in de kerk? We zoeken het niet in sfeer of vormgeving op zichzelf, maar ik dacht wel, dat een zekere stijl geboden was, zeker in deze tijd van stijlloosheid.
In dezelfde bespreking over achtergronden en inhoud van de kerkdienst pleitte dr. Koolhaas voor stijl in optreden en kleding. Dat kunnen kleine dingen lijken, maar het is toch een goed ding wanneer daar mee gerekend zou worden. Het zit-em echt niet in het zwarte pak, dat weet ik ook, daar schuilt een zwart hart achter, soms ook een zeer hoogmoedig hart. Toch herinner ik me, dat onze toenmalige conrector van het seminarium het "stijlloos" vond, als ambtsdragers de kerk betraden in een zwart pak... met bruine schoenen of 'als een hier niet nader te noemen modezaak in allerlei kleuren in de kerkeraadsbanken verscheen'. Mijn dunkt, laat er een verzorgde stijl zijn in de eredienst, en laten we als voorgangers en ambtsdragers daarin voorgaan. Zo kunnen we de gemeente ook leiden in het onderhouden en voeren van stijl in levensgedrag en kleding. Goede stijl zij er ook bij berichtgeving en zeker op de kansel bij de prediking. Het lijkt een mode om figuren bijvoorbeeld uit het kabinet of de regering publiekelijk bij de voornaam te noemen, in de pers, zelfs in de christelijke pers en op de preekstoel zelfs. Ik meen, dat dit niet is naar de orde van de Schrift. Gezagsdragers kunnen aan gezag inboeten door hun eigen schuld. Maar dat geeft ons niet het recht om ook hierin bepaald stijlloos te zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1977
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1977
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's