De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

13 minuten leestijd

DOGMATISCHE STUDIEëN, prof. dr. G. Berkouwer, De Heilige Schrift, deel II, geb., 463 blz., prijs ƒ 27,90, Kok-Kampen.

In dit tweede deel — het eerste deel werd enige tijd geleden in enkele artikelen in ons blad besproken — geeft prof. Berkouwer zijn totaalvisie op de Heilige Schrift. Wat in het eerste deel niet aan de orde kwam of kon komen, vindt in dit tweede deel zijn plaats.

Het probleem, wat prof. Berkouwer bezig houdt, is: Hoe kunnen de woorden Gods voor 100% woorden Gods zijn en hoe zijn zij tegelijk voor 100% mensenwoorden?

De auteur, die zich vele malen op Bavinck beroept, is zich bewust dat hij bij Bavinck's organische inspiratieleer niet kan blijven staan, maar dat deze uitgebouwd moet worden in de confrontatie met de vragen van deze tijd. Niemand zal dit recht aan prof. Berkouwer kunnen ontzeggen. Maar de verbinding Bavinck (de totale Bavinck) en Berkouwer wordt hoe langer hoe urgenter, omdat de continuïteit wel uit de citaten blijkt, maar nog meer de discontinuïteit, wanneer wij niet alleen de citaten uit Bavinck in het werk van Berkouwer verifiëren, maar ook het totaal van Bavinck's leer over de Heilige Schrift vergelijken met die van Berkouwer. Daarmee is niet gezegd, dat Bavinck het einde van de ontwikkeling van de leer der Heilige Schrift is, maar wel, dat wezenlijke delen van Bavinck's leer van de Heilige Schrift o.a. het zelfgetuigenis van de Heilige Schrift niet of niet voldoende tot uiting komen. Daarbij kan de vraag gesteld worden of deze nadere ontwikkeling een verbetering of een verslechtering is, een legitieme of een illegitieme ontwikkeling is van de organische opvatting van de Schrift. Bavinck had nog grote interesse voor de waarheidselementen van de mechanische inspiratie.

Het viel mij op, dat Berkouwer bijna geen aandacht besteedt aan de vraag: Hoe stond Jezus en hoe stonden de apostelen tegenover de Heilige Schrift van hun dagen? Dit is een kardinale kwestie, waarop wij in een reeks artikelen in ons blad terugkomen.

Waarom gaat Berkouwer aan deze zaak voorbij? Is het standpunt van Jezus en de apostelen voor ons niet noodzakelijk? Hebben ook zij met aan hun tijd gebonden voorstellingen over de Schriften geoordeeld? Zijn zij te werk gegaan naar de gedachten van die tijd, zonder dat deze, gezaghebbend zijn voor ons? Dit zijn geen nieuwe vragen. Zij zijn vele malen gesteld, maar niet beantwoord of zo beantwoord, dat de kennishorizont van Jezus en de apostelen beperkt werd geacht en dus voor ons niet als gezaghebbend werd beschouwd. Deze beperkte kennisinhoud zou zich dan niet alleen betrekken op de voorstellingen van het wereldbeeld van die tijd, maar ook op andere zaken, die een tijdgebonden situatie veronderstellen.

Dr. Berkouwer wil dit tijdgebonden niet aftrekken. Hij wil de Bijbel zelf laten spreken en de bedoeling van de Geest, de eigenlijke scopus van de Schrift recht doen. Het wordt niet duidelijk wat wij met de bedoeling van de Geest, met de eigenlijke scopus van de Schrift aan moeten.

Wij kunnen Jezus en de apostelen moeilijk formalisering van het Schriftgezag verwijten, wanneer zij zich onophoudelijk op de Schrift als het gezaghebbend Woord van God beroepen. Dat er in de loop van de kerkgeschiedenis meermalen ontsporingen zijn geweest met het handhaven van een formeel Schriftgezag, waarbij de inhoud van de Schriften niet of niet voldoende meesprak, zal waar zijn. Maar wordt deze mogelijke of werkelijke afdwaling genezen met een beroep op de bedoeling van de Geest, op de scopus van een bepaald Schriftgedeelte?

M.i. worden de moeilijkheden van het geschreven woord verschoven naar de opvattingen over de bedoelingen van de Geest. Wie maakt dit uit?

Daarbij komt het beslissende punt: de openbaring. Heel het boek van Berkouwer geeft ons een diepe indringende studie over het menselijk karakter van de Heilige Schrift, maar weinig over de openbaring. Hoe ook de weg van het ontstaan van de Schrift precies geweest is, het goddelijk karakter van de Schrift staat in de bijbel voorop. Prof. Berkouwer ontkent dit allerminst, maar het functioneert niet in zijn overtrokken aandacht voor het menselijk karakter van de Schrift.

Bavinck (GJD. I, blz 405) waarschuwt uitdrukkelijk tegen het misbruik van de organische inspiratie om van het goddelijk karakter van de Schrift af te komen.

Niemand mag veronderstellen, dat dr. Berkouwer dit wil. Hij wil de Heilige Schrift als het Woord Gods verdedigen. Maar de wijze waarop, de grote belangstelling voor de in dienstneming van de mens in deze weg en het slothoofdstuk over geloof en kritiek laten zien, dat deze gevaren niet denkbeeldig zijn.

Of dit een bespreking van het gehele werk van dr. Berkouwer is? Allerminst. De eerstvolgende tijd zal in ons blad aan de Schrift en haar gezag veel aandacht worden besteed. Dan komen allerlei vragen hopelijk nog wel nader in bespreking.

Dit werk behoeft mijn aanbeveling niet. Het geeft een schat aan informatie. De formuleringen zijn buitengewoon voorzichtig. Beslissingen vallen er bijna niet. Wel worden er wegen gewezen en de schrijver leidt daarop. Natuurlijk zijn dit ook beslissingen. Ook wegen, die gewezen worden zijn beslissingen en leiden tot beslissingen.

Daarbij valt het op, dat krasse uitdrukkingen in eigen kring door de auteur niet weersproken en niet bevestigd worden.

Wegen lopen ergens heen. De vraag mag worden gesteld: Waar gaan wij met de kerk heen? Waar gaan wij met de belijdenis van de Schrift als het Woord van God heen? Dit is geen overbodige vraag. Wij hebben in de Hervormde Kerk teveel meegemaakt om niet uiterst beducht te zijn voor een ontwikkeling, waarin ook deze boeken van dr. Berkouwer een fase kunnen zijn.

A. de Ligne: Opstanding, verzinsel of werkelijkheid, ing., 184 blz., Hoorn-pockets, nr. 1, uitg. Oranje-de Eenhoorn, Sint-Baafs-Vijve, België, prijs 50 Belg. Francs.

Reeds eerder werden enkele werken van deze schrijver aangekondigd. Ds. A. de Ligne is Vlaming. Hij is lid van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen. Dit boek vertolkt wat taal en stijl betreft onmiskenbaar de gaven van de auteur. Hij weet de dingen raak te zeggen.

Van de inhoud is evenveel goeds te zeggen. Uitvoerig gaat hij in op de Bijbelse prediking van de opstanding en de opgestane Christus. Het is een origineel, fris boek, dat boeit van het begin tot het eind. Het heeft een meditatieve inslag, die de schrijver weet te paren aan een gezonde Schriftuitleg.

Het wordt u van harte aanbevolen.

W. G. de Vries: Het huwelijk in Ere, geb. 220 blz., winkelprijs ƒ 9,90, ledenprijs ƒ 7,90 (voor leden van de Vereniging van Vrienden van „De Vuurbaak"). Uitg. „De Vuurbaak", Postbus 155, Groningen.

Ds. de Vries heeft een boek geschreven over het huwelijk. Hij behandelt achtereenvolgens: Enige schriftgegevens over het huwelijk (hfdst. I); de voorbereiding op het huwelijk (hfdst. II); het leven in het huwelijk (hfdst. III); het leven zonder huwelijk (hfdst. IV) en huwelijk en gezin (hfdst. V).

Na lezing moet ik zeggen: het is een voortreffelijk boek, dat rekent met Gods Woord en leiding geeft aan jonge mensen.

Bij de vragen rondom de geboorteregeling en het gebruik van middelen ter voorkoming van de zwangerschap, neemt hij een duidelijk standpunt in, al is er verschil van mening mogelijk over de noodgevallen, waarvoor hij een oplossing zoekt.

Nu er zoveel geseksualiseerde voorlichting gegeven wordt, doet het weldadig aan een boek te lezen, waarin de vragen, die er zijn, niet ontlopen worden, maar gesteld worden in het licht van de roeping, waarmee God ons roept.

Ik kan dit de gezinnen aanraden. Geef het uw kinderen, die naar de trouwdag groeien. Zij hebben er een goede gids in.

Katwijk aan Zee  G. Boer

Mary Pos, WIE WAS DR. VERWOERD? 214 blz., ƒ 4,90. Uitgeverij „De Banier", Utrecht, 1967.

De schrijfster van deze pocket is zeer bekend door haar boeken en lezingen, waarin zij vertelt van haar vele reizen, zwerftochten door schier de gehele wereld: zij trok door Argentinië en Brazilië door Azië en Australië. Met vele vooraanstaande mannen en vrouwen had zij gesprekken, ook met Dr. Verwoerd, over wie dit boek gaat.

De titel komt in elk hoofdstuk terug: Wie was Dr. Verwoerd volgens de gemiddelde Nederlander? Wie was Dr. Verwoerd in het licht van de jongste geschiedenis van Afrika? Wie volgens de Nederlandse pers? Wie was Dr. Verwoerd volgens Bantoes, Kleurlingen en Indiërs in Zuid-Afrika? Zo gaat het door. De schrijfster steekt haar mening niet onder stoelen en bonken en laat duidelijk haar sympathie voor Dr. Verwoerd zien. Zij tekent Dr. Verwoerd, die op 8 september 1966 door moordenaarshand viel anders dan door een groot deel van de binnenlandse en buiten­landse pers is geschied. Zij laat zien, dat de vragen over de apartheidspolitiek niet zo eenvoudig liggen als men als buitenstaander denkt. Men krijgt wel eens de indruk, dat men in ons land beter de oplossing van buitenlandse vraagstukken weet dan de mensen, die er direct bij betrokken zijn en de verantwoordelijkheid dragen. De vraag is of wel altijd de nodige bescheidenheid en voorzichtigheid in acht wordt genomen in het oordeel over deze moeilijke vraagstukken. De schrijfster spreekt ergens over het farizeïsme van het Westen. Zij tekent Dr. Verwoerd als een integer man, wie 't ernst was Zuid-Afrika het thuisland te doen zijn voor blanken en niet-blanken en te werken aan hun toekomst, waarbij zij als adagium het woord overneemt: „In een eendrachtig Zuid-Afrika willen wij, zij het op bescheiden, maar geheel nieuwe wijze pionierswerk leveren voor de eenheid van ^le rassen in de gehele wereld. Dit was de droom van Dr. Verwoerd. Deze taak liet hij ons na, opdat wij die zouden kunnen voortzetten". (Uit het In Memoriam bij de dood van Dr. Verwoerd in The World, het Bantoe-dagblad uit Johannesburg.)

Bij het vele dat wij over Zuid Afrika en de apartheidspolitiek lezen mag dit boek niet ongelezen blijven.

H. G. Koch, LUTHERS REFORMATION IN KOMMUNISTISCHER SIGHT, 272 S., Quell Verlag, Stuttgart, 1967.

Allerlei uitingen van het communisme worden in dit werk systematisch bijeengebracht en kritisch bekeken. De schrijver gaat uitvoerig in op de communistische tekening en beoordeling van de reformatie in schoolboeken, in woordenboeken, ook in de nieuwste standaardwerken over de reformatie, in Rusland en in Oost-Duitsland. De schrijver laat zien, hoe het in de uiteenzetting tussen communisme en christendom ten aanzien van de hervorming niet slechts om de geldigheid van materialistische beginselen en directieven van de partij gaat, maar om de kern-en grondvragen van het christendom in het algemeen: de diepe tegenstelling tussen christendom en atheïstische levensbeschouwing. Aldus oordeelt men over de reformatie: Zij heeft de boerenopstand laten mislukken (Marx); Luther was de hielenlikker van de absolute monarchie (Engels); Luther heeft zich tot de grootste geestelijke leider van de Duitse tegenrevolutie ontwikkeld.

De schrijver stelt, dat Luther in tegenstelling met iedere egocentrische georiënteerde religie aan een theocentrische Godsverhouding heeft vastgehouden.

Een materialistische levensbeschouwing kan nooit doordringen tot een juist verstaan van de diepe geestelijke krachten, die in de reformatie aan de dag treden.

Een boek als dit kan de mens wakker schudden, die meent, dat een communistische maatschappij zich alleen maar met politieke en maatschappelijke problemen bezighoudt.

Drs. N. K. van den Akker, DOORTOCHT. De gang van kerk en christendom door de wereld. 220 blz., geb. ƒ9,50. J. M. Meulenhoff, Amsterdam 1967.

Het boek van Dr. E. L. Smit, dat sinds de derde druk bewerkt werd door Ds. van den Akker verscheen in een nieuw gewaad en bij een andere uitgever. De continuïteit bleef gehandhaafd, ondanks vele wijzigingen, aanvullingen en verkortingen. De stof is in verhouding met vorige drukken — deze is de negende! — iets gecomprimeerd, waandoor de omvang van het werk kleiner is geworden en het gemakkelijker kan opgenomen worden in het studieplan van cursussen en van het vhmo-en het kweekschoolonderwijs. Wat niet wegneemt, dat het weleens jammer is, dat een bepaalde alinea uitviel.

Het is een overzichtelijk werk, dat de gehele geschiedenis van de Kerk zoekt te bestrijken. Het geeft een goede indnik van de laatste ontwikkelingen b.v. van de Rooms Katholieke Kerk in het laatste hoofdstuk: „groeiend verantwoordelijkheidsbesef tegenover de moderne wereld", in welk stuk de kerkelijke situatie in Nederland en daarbuiten beschreven wordt.

Het geheel is een goed populair studieboek.

BIJBELSE KALENDER 1968, in pocketuitvoering ƒ 2, 75 (voor gratis uitdeling ƒ 1, 60), Boekencentrum, 's-Gravenhage.

In een voorwoord op deze kalender zegt ds. J. H. Grolle, de voorzitter van de redactie-commissie, dat het er de commissie vooral om te doen is, dat men in de gezinnen de Bijbel leert lezen. Men sla liever de toelichting over dan de Schriftlezing. Inderdaad, daar gaat het om, dat wij weer krijgen gezinnen met de Bijbel; jongeren en ouderen, die het Woord lezen.

Het merendeel van de korte meditaties van de hand van Hervormde en enige gereformeerde en lutherse predikanten heb ik gelezen. Daar de bijdragen anoniem zijn — alleen op het schutblad staan de namen van de medewerkers — moet de lezer uit de inhoud nagaan, wie het ene of het andere stuk heeft geschreven: er is nogal wat onderscheid! Ik las veel mooie dingen: „Wat kan een mens onbewust veel missen". Of in verband met; Wij zijn onnutte slaven: „Hem daarvoor danken? Wij zijn vandaag-aan-de-dag mijnheer de rechthebbende".

— of in verband met Ps. 73: GelukMg, mijn leven loopt niet mis, want het loopt God niet uit de hand". Zo is er meer. — Daarnaast is er veel, dat ernstige kritiek oproept. Eten vergissing (? ) in verband met 1 Kon. 14. Daar lezen wij: e weten zelfs "de naam van de jongen niet. Maar in vers 1 staat de naam: bia. — Elders: Opdat wij, Kains, tot God zouden genomen worden en nimmermeer van Hem zouden verlaten worden", zegt het oude Avondmaaltormulier. — Maar het woord Kaïn heeft de schrijver in het oude avondmaalsformulier ingesmokkeld. — Menige meditatie is eenzijdig en arm; slechts weinige voeren aar het hart van het Evangelie. Gamaliel is een autoriteit. Als we deze vrijheid eens gingen toepassen in ons kerkelijk en/of politieke leven. Dan zou er meer overgelaten worden aan de leiding Gods (!). „Wie zich schamper uitlaat over de bijstand aan ontwikkelingslanden, die is nog niet eens aan het Oude Testament toe, laat staan aan 't Nieuwe." Ik laat nu daar de onderwaardering van het Oude Testament, waarvan de schrijver blijk geeft, maar vraag mij af: egen wie vecht de schrijver hier? Ik dacht, dat er over de ontwikkelingshulp als zodanig in ons land geen kwestie is. Maar hij bedoelt iets anders, maar laat hij dat dan zeggen! — Of: n onze steden hebben de jongens en meisjes nog onvoldoende gelegenheid om op de pleinen te si> elen. Voorlopig zitten we nog met de jeugdbaldigheid (naar aanleiding van Zach. 8:5). Dat doet mij denken aan: ouw maar pleinen en men kan de jeugxigevangenisisen sluiten. In de meditatie waar boven staat: lt; 3edenk de sabbat, dat ge die heiligt komt de vraag wat heiligen betekent niet aan de orde. —

Toch wel jammer, dat naast veel goeds zoveel voorkomt, dat ik niet gaarne voor mijn rekening zou nemen.

DE ERFENIS VAN ONZE VADEBEN, 104 blz., geb. ƒ 5, 25 (bij int. op 6 delen ƒ 3, 95), Uitg. Pieters, Oostburg, 1967.

Gaarne vestig ik de aandacht op dit zestal preken uit het verleden. Het zijn preken gehouden op Nieuwjaar, Goede Vrijdag, Pasen, Pinksteren (door Beukelman) Kerstfeest (door Van Lodenstein) en Oudjaar (Smijtegelt). Het boekje is keurig uitgevoerd, het betrekkelijk kleine lettertyj» is zeer duidelijk.

Misschien is het mogelijk, dat bij de volgende delen in het kort iets gezegd wordt over de voorgangers, wier preken zijn afgedrukt. Ik geloof, dat vele lezers een korte inleiding zullen waarderen.

Menig stuk trof mij. Ik denk aan de passage in de preek van van Lodenstein, waar hij ingaat op de opmerking: „Maar ik zie geen waar leven der wedergeboorte in mijn ziel. God heeft deze dingen niet in mijn hart gewerkt." Dan antwoordt Lodenstein: U moet niet leven door gezicht, maar door het geloof. Er is een tijd van genade waarop God zeker de verwachtingen van Zijn volk zal vervullen.

U.

Bt.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's