De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Zonder echt elan op weg naar de toekomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonder echt elan op weg naar de toekomst

Nederlandse Hervormde Kerk en Gereformeerde Kerken in Nederland in staat van hereniging

21 minuten leestijd

Nederlandse Hervormde Kerk en Gereformeerde Kerken in Nederland in staat van hereniging

Honderd jaar na de Doleantie hebben de synoden van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland, in gecombineerde vergadering bijeen , verklaard in staat van hereniging te zijn. Dat het hier om een belangrijk markeringspunt ging in het Samen op Weg proces werd duidelijk uit de relatief grote belangstelling van gasten maar ook uit de brede aanwezigheid van de pers en de omroepen. Een historisch moment. Het gebeurt niet zo vaak dat kerken, die ooit uiteen gingen, verklaren weer samen te willen gaan. Evenwel valt te bedenken dat 'in staat van hereniging' bepaald nog geen hereniging is. Momenteel gaan ongeveer honderd hervormde gemeenten en gemeenten van de Gereformeerde Kerken samen. Maar uit de raadpleging van de gemeenten inzake de voortgang van het proces is gebleken dat met name in vele hervormde gemeenten afwijzend op de voortgang van het proces gereageerd wordt. De verklaring van het in staat van hereniging zijn is derhalve door allerlei bepalingen omgeven, waarin is vastgelegd dat er van dwang op gemeenten geen sprake mag zijn. Gemeenten, die niet samen willen, mogen onder de hervormde kerkorde of onder die van de Gereformeerde Kerken blijven voortbestaan. In principe ontwikkelen we ons in de naaste toekomst dus kerkelijk langs de lijn van drie kerkorden, de genoemde twee en daarbij de tussenorde voor gefedereerde gemeenten.

Intussen sloot dr. H. J. Kouwenhoven, praeses van de synode van de Gereformeerde Kerken, de combisynode wel af met de oproep dat de historische beslissing, die nu genomen is, ook verplicht tot het krachtig bevorderen van de hereniging. Dat zal de praktijk in allerlei gemeenten en classes ook wel leren. In een radiouitzending van de NCRV remde ds. H. Huting, de hervormde synodepraeses, echter krachtig af door te zeggen dat de beslissing, die nu genomen is, tot niets verplicht, tot in lengte van jaren niet. De tijd zal het leren.

Tijdens de synodezitting sprak prof. dr. H. W. de Knijff een op zich bezielend woord, waarin hij opriep tót bezieling. Want, zo zei hij, het ontbreekt aan het echte elan, waarmee het proces — ten tijde van de achttien in 1961 — ooit begonnen was. Hij sprak daarbij het gedenkwaardige woord dat, hóe de synodebeslissing ook uit zou vallen — aanvaarding of afwijzing van de 'staat van hereniging' — we wel eens op het punt van het fiasco van Samen op Weg zouden kunnen staan, namelijk wannéér en omdat de echte geestdrift ontbreekt. Vandaar de titel die ik aan deze impressie van het gebeuren op de combisynode geef. De bespreking ter synode was gekenmerkt door óf zware kritiek op de voortgang van het proces, met name van hervormde zijde, óf door louter formele benadering van de zijde der voorstanders. Toen de beslissing dan ook gevallen was, was er slechts sprake van 'een beschaafd applausje', zoals iemand het uitrukte.

Het beraad in de combisynode

Hier volgt nu allereerst een greep uit het synodale beraad.

Ds. M. Baan , Putten (H), sprak van verlegenheid. We gaan de discussie uit de weg. De raadpleging vanuit de gemeenten wordt niet serieus genomen. 'Je voelt je een beetje afgeschreven'.

Dr. F. T. Bos, Nieuwegein (G), achtte de besluitvorming een formaliteit omdat op beide afzonderlijke synoden al een uitspraak tot voortgang van het proces was gedaan. Hij toonde zich blij dat we verder willen. Hij zei overigens dat Gereformeerden niet terug kunnen komen naar de kerk, die ze in 1886 hebben verlaten. Ze komen overigens terug in een andere Hervormde Kerk. Want die van na 1951 is niet dezelfde als die van 1886. 'God plaatst ons nu samen op Zijn weg'.

Oud. C. Hovestad, Rhenen (H), stelde dat de bezwaren in de Hervormde Kerk breder zijn dan alleen de sector Gereformeerde Bond. Ook hij meende dat teveel voorbijgegaan werd aan de gemeenten die niet willen. Er zal wel geen dwang zijn maar men moet zich wel voegen naar de classis waaronder men ressorteert.

Oud. mw. E. van den Broek-van Vliet, Groningen(G), toonde zich niet blij met 'ontsnappingsclausules'. Als je er één opneemt volgen er meer.

Oud. mw. J. Salverda-Lems, Zutphen (H), tevens lid van het hervormd moderamen, sprak haar zorg uit over staat van hereniging, als men ziet hoe de raadpleging uit de gemeenten geweest is. Ook uit gemeenten, die al federatief-op weg zijn, is zorg uitgesproken. Ze stelde dat liefde tot eigen kerk toch mag? Dat kan diep zitten. Ze waarschuwde ervoor dat het middel erger kan zijn dan de kwaal. Het verstand kan ja zeggen tegen het proces van eenwording en het gevoel nee. Ook jongeren tonen zich kritisch. Dat kan erger worden wanneer het proces doorgaat. En wat de gefedereerde gemeenten betreft, gaat het daar écht altijd om geestelijke motieven tot eenheid of spelen hele andere factoren een rol? Laten we eerlijk zijn.

Ds. F. van der Weij, Nunspeet (G), zei dat er wel velen blij zullen zijn maar dat er toch ook velen zijn, die deze dagen als zwarte dagen beleven. Hij is ervan onder de indruk gekomen dat in de Hervormde Kerk 38 procent van de gemeenten tegen is. Is het een zaak van wijs bestuur om door te gaan als er zoveel weerstand is? Tot zijn verdriet juichen vrijzinnig-hervormden het proces toe. Maar intussen verwijderen we ons van elkaar. Dan hoefde het voor hem niet meer. De Open Brief van de tien G.B.-ers stelde dat het gevaar bestond dat een Samen op Weg kerk zich afscheiden zou van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dan heeft men, als Gereformeerde Bond, de handen vrij. Verder riep hij de Gereformeerde Bond op niet treurend aan de kant te blijven staan. Maar hij wilde niet verder zonder de Gereformeerde Bond, die volgens hem intussen ook te veel Schrift en traditie verwart.

Diaken W. Seldenrijk, Apeldoorn (H), bemerkte sinds 1982 weinig voortgang (in de gemeenten). In hervormd Gelderland met 265 gemeenten zijn slechts enkele gemeenten gefedereerd. "s Avonds bidden we om eenheid, maar 's morgens danken we dat het nog niet gebeurd is'. Waar is het gebrek aan enthousiasme aan te wijten? Het élan van de achttien is weg. En door nu louter te verklaren dat we in staat van hereniging zijn komt dat enthousiasme, dat élan er nog niet. De waarschuwing van het hervormd moderamen van 1982 is nog steeds van kracht. We kunnen momenteel niet méér bedoelen dan federatie. Dan is er nog geen point van no return.

Dr. G. Bos, Urk (H), vroeg de confessionele bezwaren (vanuit de gemeenten in de raadpleging gedaan) serieus te nemen. Verder waarschuwde hij voor het denken vanuit de classis. Hoe benaderen we de gemeente? Als classes samen gaan kijken we op een bepaald moment dan om om te zien of de gemeenten wel volgen?

Diak. mw. F. A. Lammers-Lokerse, Deurze (G), stelde dat we blij moeten zijn dat we zo dicht bij elkaar gekomen zijn en niet elkaar de meetlat moeten aanleggen. 'Wat zou de Heer van ons denken?'

Diak. L. A. van Wingerden , Hardinxveld-Giessendam (H), hekelde dat de Raad van Deputaten de opdracht van 1984 niet heeft uitgevoerd, namelijk het inbrengen van de, resultaten van de raadpleging der gemeenten in de nu voorliggende stukken. In dat opzicht verwees hij naar een opmerking van ds. B. J. Aalbers, secretaris van de Raad van Deputaten SOW, dat de gemeenten niets nieuws hebben ingebracht.

Ds. D. V. Loo, Didam (H), meende dat gemeenten niet 'eindeloos' onder de hervormde kerkorde moeten kunnen blijven voortbestaan.

Ds. P. Schravendeel, Ferwerd(G), achtte de formuleringen ter motivatie van de staat van hereniging zó minimaal dat de vraag gesteld kan worden: kunnen we het nog minder zeggen? 'Geen van beide synoden heeft uitgesproken dat bij de raadpleging van de kerkelijke vergaderingen verkregen reacties reden geven om niet te verklaren dat beide Kerken zich in staat van hereniging achten' (uit de stukken voor de besluitvorming).

Drs. R. H. Kieskamp, Leerdam (H), zei : samen ziek, samen gezond is een uitspraak uit de vorige eeuw. Maar we zijn nog steeds niet samen gezond. We zijn ontrouw tegen de Heere en Zijn hoge Woord. Het 'weren van al wat het belijden weerspreekt' is een papieren kwestie geworden. In het Samen op Weg proces is sprake van vaagheid in belijden. Ds. Kieskamp sprak uit dat 'in staat van hereniging' zó niet kan. Wel wilde hij in kritische solidariteit in de kerk blijven. Maar het semper reformanda, het telkens weer gereformeerd worden vraagt uitdrukkelijk aandacht.

Oud. J. R. Roukema, Nieuw Buinen (G) Was vanwege Joh. 17 blij met de 'conceptie', die leiden zou tot de wording van een nieuwe kerk.

Ds. A. Tromp, Maarssen (H), vroeg zich af of het geen leiding van de Heilige Geest zou kunnen zijn dat de raadpleging van de gemeenten geleid had tot zoveel kritische vragen. Hoe we met de belijdenis omgaan moet onze zorg hebben. De Raad van Deputaten moet zich nadrukkelijk buigen over wat uit de gemeenten is aangereikt. Hij stelde voor niet verder te gaan dan de intentieverklaring tot federatief samengaan. Verder moe­ ten gemeenten vrij kunnen blijven.

Ds. K. Schipper, Waspik (H), merkte op dat de eenheid van Joh. 17 gegeven is met het bewaren van het Woord. Hij waarschuwde ervoor met mist niet uit te varen. Ook hij stelde de vraag naar de vrijheid van gemeenten in gefedereerde classes. Momenteel moeten we niet verder op deze weg. Hij wilde blijven staan voor de kerk der vaderen, als planting Gods in dit land.

Dr. J. M. Diermanse, Veenendaal (G), vroeg: waarom Samen op Weg? Omdat Jezus het wil. Mensen willen niet maar dan móeten ze maar willen. Samen moeten we het spoor van de Geest vinden.

Ds. G. Schaap, Poederoyen (H), meende dat in de stukken rechtzinnige uitspraken werden gedaan zonder dat de bijbelse inhoud voelbaar was. Hij stelde de vraag of we wel één kerk zijn. Op deze wijze zou er een kerkscheuring uit voort kunnen komen.

Diak. A. W. de Ronde, Stellendam (H), vroeg of, als Samen op Weg de wil van Christus is, diegenen die tegenstanders van het proces zijn dan antichristen zijn. Uit de 'zondvloed' van reacties uit de gemeenten is kerkscheuring te vrezen. Komen die gemeenten, die niet meegaan, nu in een status aparte?

De tweede dag

Op de tweede dag werd het beraad voortgezet.

Dr. J. M. Vlijm (G), één van 'de achttien' uit 1961 en nauw betrokken bij de werkgroep Kernen van Belijden, sprak uit dat de vorige dag hem zeer somber had gestemd. Hij voegde de verontruste synodeleden van de vorige avond toe dat mensen die zo praten over de belijdenis zelf niet weten hoe ze er mee om moeten gaan. Hij meende dat we gek waren als we zolang over futiliteiten spraken.

Dr. S. Meyers, Leiden (H), ging opnieuw diepgaand in op de kwestie van schuldbelijdenis. In de weg van schuldbelijdenis door beide kerken hebben we ons weer te voegen in de bedding van de kerk der Reformatie, van de vaderlandse kerk. (Men zie verder bijgaand artikel, eerder geplaatst in Trouw van dr. Meyers en ondergetekende). Hij sloot zijn betoog af met op te merken dat hij de Gereformeerde Kerken graag hun verleden weer wilde teruggeven. Hij diende vervolgens, mede namens diak. W. Stappenbelt. Ommen (H), en ds. F. Schravendeel, Ferwerd (G), een motie in van de volgende strekking:

'De gemeenschappelijke vergadering der beide synoden spreekt uit dat het besluit bij het aangaan van de "staat der hereniging" alleen genomen kan worden wanneer men gemeenschappelijk buigt in de schuld van de éne reformatorische kerk in Nederland, om zo in het geloof in Gods verbondstrouw aan de kerk der reformatie en zo aan het Samen op Weg proces inhoud te geven, en nodigt de synoden uit aan deze gemeenschappelijke schuldbelijdenis woorden te geven.'

Ter toelichting zei dr. Meyers nog met deze motie te willen verwijzen naar de verbondenheid van belijden en geschiedenis in de kerk der Reformatie, elke gedachte aan een nieuwe kerk te willen uitbannen (het gaat om de vaderlandse kerk) en te voorkomen dat het zaad der Afscheiding wordt meegebracht in de kerk. Ds. P. Schravendeel nam toen enige afstand van deze motie, omdat hij zich 'een zoon der Afscheiding' voelde. 1834 lag voor hem in de lijn van 1517. Deze motie zou uiteindelijk met 23 stemmen vóór (waaronder slechts drie Gereformeerden) worden afgewezen.

Ds. B. J .F. Schoep, Gouda (G), wees op de hereniging van de dolerenden en (een deel van) de Afgescheidenen in 1892. Men had toen (in de Hervormde Kerk) een gemeenschappelijke tegenstander. Dat gaf direct grote verbondenheid. Thans ontbreekt die gezamenlijke tegenstander. Bij gebrek aan gezamenlijke confrontatie kan versplintering het gevolg zijn. Wat ons samenbindt klinkt te weinig door. Hij keerde zich tegen de gedachte van schuldbelijdenis. We moeten namelijk geen historische gestalte van de kerk absoluut stellen. En wat het zaad der Afscheiding, het beginsel der Afscheiding betreft, hield hij Meyers voor, dat dit zit in de belijdenis zelf, namelijk in de artikelen 27 t/m 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In 1934, bij de herdenking van de Afscheiding, had iemand gezegd dat de schapen alle de stal uit moesten terwille van de Ene. Dat is ook nu actueel.

Diak. W. Stappenbelt, Ommen (H), ging in op het feit dat de G.B.-ers altijd bij de kudde waren gebleven en dat men er al te gemakkelijk van uitging dat dat wel wéér zou gebeuren. Intussen werden hun bezwaren niet serieus genomen. Maar ook vele Confessionelen en Kohlbruggianen hebben grote moeite met het proces. Hij ging verder met instemming in op punten van de Open Brief van de tien G.B.-ers. Hij hoopte dat de Gereformeerde Kerken zich weer zouden voegen in de bedding van de Hervormde Kerk als planting Gods. Bezwaren om des gewetens wil zijn geen 'futiliteiten', zo besloot hij.

Ds. W. W. Verhoef, Vlaardingen (H), zei dat als we terug wilden naar de 'bedding' we terecht kwamen bij Bonifatius. Hij voelde zich de vorige avond onderuit gehaald door de steeds terugkerende suggestie: 'jij bent niet Schriftgetrouw'. Daar was hij boos om. Hij zei zelf te komen uit uiterst rechtse kring (Kerstiaans opgevoed) en daar bekeerd te zijn geworden. In die bekering was geen verandering gekomen. Hij was bevinidelijker dan veel Bonders, zei hij, maar zijn 'leer' klopte niet. Hij meende dat de Bonders intussen wel veranderd waren, bijvoorbeeld ten aanzien van de (vroeger gehuldigde) opvatting over de praedestinatie, en inzake de verhouding van geloof en wetenschap en met betrekking tot maatschappelijke betrokkenheid in de zending en inzake Israël. Verder stelde hij dat er ook evangelicale beïnvloeding was. Hij laakte dat bij de G.B. het 'eigene' zo op de voorgrond staat. De graankorrel moet in de aarde vallen en sterven.

Ds. A. J. van Cruyningen, Nijmegen (H), achtte de discussie van de vorige avond achterhaald. De preciezen willen altijd meer dan er staat. Zo gaan we terug naar 'Assen'. Calvinisme mag wel, maar als schepje suiker in een kop thee.

Dr. K. Blei, Haarlem (H), beaamde dat S. o. W. anders en dieper moest en dat we slechts 'een stoel moesten klaar zetten voor de Heilige Geest' (Meyers). Maar hij wees op de verplichting. Art. 26 van de heryormde kerkorde zegt dat de Nederlandse Hervormde Kerk hereniging zoekt (niet: maakt) met andere kerken. Als we zeggen 'we moeten het samen doen' dan is dat op zich een belijdende uitspraak.

Prof. dr. H. W. de Knijff

In het begin van deze beschouwingen noemde ik al het betoog van prof. dr. H. W. de Knijff. Als de prognoses uitkomen — zo begon hij — zal in het jaar 2000 nog 5 procent van ons volk hervormd zijn. Jaarlijks, verliest de Hervormde Kerk 50.000 leden. Met het wegvallen van de kerk valt het hart weg uit de samenleving. De Nederlandse samenleving maakt de kerk tot sekte. Het Woord Gods raakt onbekend. De kerk zal echter osmosewerking moeten hebben naar de samenleving toe. Maar hoe laten we zien wat bidden is?

Er is vandaag wel terdege sprake van een gemeenschappelijke tegenstander, namelijk de Godloze samenleving. En in dat licht bezien zijn beide wijzen van kerk zijn niet meer toereikend om de nieuwe uitdaging aan te kunnen (Berkhof). Kuyper wilde in zijn tijd weliswaar het 'bastion' maar zo wilde hij (in de antithese) ook een antwoord van de kerk naar het volk toe geven. De Hervormde Kerk wilde dat in 1951 met solidariteit, presentie. Maar het antwoord van 1951 is niet opgegeaan. We zullen vandaag antithese en solidariteit in één synthese bijeen moeten brengen in een nieuw begin. En de vaderlandse kerk? Dat zijn we samen. Het is verder niet eenvoudig ons goed te realiseren waar we fout zitten. Is dat ten aanzien van de belijdenis? Maar verdeeldheid is welhaast de ketterij van het gereformeerd protestantisme. Wij bezitten niet de zin tot eenheid. Daardoor worden we niet gedreven. Maar eenheid is niet iets bijkomstigs, die heeft met de waarheid te maken. We moeten daarom niet eerst de waarheid vaststellen voor we tot eenheid komen. De Hervormde Kerk is weliswaar zeer oecumenisch ingesteld maar het is een vlag naar buiten. Als er noten gekraakt moeten worden is ze er niet.

Prof. de Knijff richtte zich expliciet tot de Gereformeerde Bond. 'U komt op deze synode en schiet uw kanonnen leeg. Maar u moet in gesprek treden anders veroordeelt u uzelf tot onvruchtbaarheid. We moeten weg uit de bastions naar een open ontmoeting.' Tegen de 'kerkleidingen' zei hij dat die de neiging hebben te zeggen: het proces zal z'n eigen weg wel volgen. Terwijl men meent dat zo ook de Heilige Geest wel volgen zal. Maar zó is het élan weg. En als het élan weg is dan staat S.o.W. op het punt te mislukken, of de staat van hereniging nu wordt aanvaard of afgewezen. Dan worden we één en er zal niets zijn gebeurd.

Besluitvorming

Nadat allerlei moties, waarin gevraagd werd om uitstel of om ombuiging naar uitsluitend federatieve samenwerking (resp. Diak. L. A. van Wingerden e.a. en ds. M. Baan e.a.) werd uitgesproken met dertien stemmen tegen dat de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in staat van hereniging waren. Voor de volledige tekst zie men elders in dit nummer.

Kort commentaar

Ongetwijfeld zal er de komende tijd nog veel aan de orde komen naar aanleiding van deze combisynode. Hier nu puntsgewijs nog enig commentaar, na al wat er al in de pers is doorgegeven en opgemerkt.

1. Het is al opgemerkt dat het echte élan ontbrak. Echte 'geestdrift' zal alleen worden gevoed door een duidelijke confessio­ nele verbondenheid, die méér is en dieper gaat dan een betóning van eenheid louter 'omdat Christus het wil'. Naar ons besef wordt de confessionele verbondenheid, in de confessie ons gegeven vanuit de Reformatie en zo naar het heden geactualiseerd, al te zeer en al te pijnlijk gemist. Het is ongetwijfeld waar dat, als het gaat om het leven uit en naar de belijdenis, er sprake is van een manco in beide kerken — in beide kerken als geheel. Maar het is wel een teken aan de wand als personen uit een kerk, die eens zo gereformeerd was dat men zich af moest scheiden van de Hervormde Kerk, nu zo duidelijk afkeer uitspreken ten aanzien van diegenen die nog aan de belijdenis willen vast houden.

2. Dat ook nu een schuldbelijdenis niet haalbaar was is een teken aan de wand. Het is best te begrijpen dat een kerk niet buigen wil voor de vraag om eenzijdig schuldbelijden. Maar de motie Meyers was erop gericht duidelijk te maken, dat we als beide kerken terug moeten keren tot de bedding van de kerk der Reformatie. Waarom is zo'n schulbelijdenis niet mogelijk? Met name van de zijde van de Gereformeerden werd zo'n schuldbelijdenis massief van de hand gewezen. Daarin ligt dunkt me opgesloten dat we niet meer terug willen naar de klare Bron, waaruit de vaderen dronken.

3. In een schuldbelijdenis ten aanzien van het verleden moet die van de breuk, die geslagen werd (in dit geval ten tijde van de Doleantie), worden verdisconteerd. Nu is het van tweeën één. Of de Gereformeerden huldigen nog het Doleantiebeginsel (dus het beginsel van Afscheiding) en brengen dus het 'zaad der Afscheiding' mee. Of de Gereformeerde Kerken aanvaarden de Doleantie en dus het beginsel van Afscheiding niet meer. Dan betekent dat toch dat de scheiding in het verleden fout is geweest? Waarom kan er dan van schuldbelijdenis geen sprake zijn, samen met een schuldbelijdenis door Hervormden, omdat hun kerk in de vorige eeuw aanleiding gaf tot Afscheiding en Doleantie?

4. De Hervormde Kerk van nu is een andere dan die van 1886, zo werd gezegd, namelijk vanwege de kerkorde van 1951, toen gebroken werd met de oude toestand van de Regelementenbundel. Ongetwijfeld is dat waar. Maar waarom zeiden de Gereformeerde Kerken dat in 1951 niet en nu wel? Me dunkt om geen andere reden dan omdat de Gereformeerde Kerken van nu niet meer dezelfde zijn als die van 1951 en van 1886. Daarom kunnen de kerken nu samen gaan. In 1951 leefden bijvoorbeeld onder de Gereformeerden dezelfde bezwaren tegen 'gemeenschap' met de belijdenis als die Hervormd-Gereformeerden hadden en hebben. De vraag is intussen wel of we kerkelijk al zo op hetzelfde spoor zitten dat het samengaan, zoals het nu plaats vindt, verantwoord is. Eens te meer kwam ik onder de indruk van het massieve en uniforme karakter van de synode van de Gereformeerde Kerken en van haar drang tot voortvarendheid.

5. Ongetwijfeld zaten er in het betoog van prof. dr. H. W. de Knijff zeer aansprekende en appellerende momenten. Al is het alleen al dat van de gemeenschappelijke vijand die we hebben in de Godloze samenleving. Hij pleitte voor een synthese tussen solidariteit en antithese. Wij hebben echter als Hervormden gezien wat de solidariteit heeft gebracht. De presentie van de kerk in de we­reld betekende vaak concrete wereldgelijkvormigheid en bevordering daarvan. Maar wat is er over van de antithesegedachte in de Gereformeerde Kerken? Is men in de Gereformeerde Kerken als het gaat om solidariteit de Hervormde Kerk niet meer dan 'de baas' geworden?

6. Wij zullen als hervormd gereformeerden, die tot heden zeer kritisch en afwijzend stonden ten opzichte van het proces, dat nu aan de gang is, voor een nieuwe uitdaging worden geplaatst. Wat zal onze weg zijn? Als dat niet allereerst een weg is van geestelijke verbondenheid met elkaar, in gebondenheid aan Schrift en belijdenis en in daadwerkelijk betoon van eenheid en dienst dan zal ook ons 'staan voor de confessie' geen knip voor de neus waard zijn. Er hebben in dit opzicht op de combisynode ook geluiden geklonken te onswaarts, waaraan we niet zo maar kunnen voorbijgaan, bijvoorbeeld de vraag of bij ons de Schrift écht altijd boven de traditie staat.

7. We staan als hervormd gereformeerden in de naaste toekomst voor de vraag hoe we zelf in de bedding van de kerk der Reformatie, de kerk der vaderen, zullen en kunnen blijven voortgaan. En dan wel zo dat we geen marginale grootheid worden in een bont palet van gemeenten, die onder verschillende kerkorden hun weg gaan en samen een grote 'lappendeken' vormen. Hoe zal er sprake kunnen zijn van consistent en constructief gereformeerd leven van al die gemeenten, die bij Schrift en belijdenis willen leven. Hier zal heel wat denkwerk verricht moeten worden in onderlinge saambinding. Het gevaar van gedwongen of gezocht isolement dient te worden onderkend.

8. Tot onze dankbaarheid is elke vorm van dwang uit de besluitvorming gehaald. Gemeenten kunnen onder de hervormde kerkorde verder als ze niet samen op weg kunnen. Maar hoe lang is dat vol te houden? Zal er niet over enkele tientallen jaren, als het 'zo lang nog duren zal, een geslacht opstaan dat 'Jozef niet meer heeft gekend' en tenslotte zeggen zal: nu moet het alles toch maar onder één kerkorde? De geschiedenis van 'de vrouw in het ambt' heeft ons hier iets te leren. Ambtdsdragers hebben daarom in de toekomst een grote verantwoordelijkheid als het gaat om het bezoeken van de classicale vergaderingen.

9. Wat zou waarachtige kerkelijke eenheid een getuigenis naar de wereld kunnen zijn. Maar wat zal eenheid, die meer maakwerk dan Geesteswerk is en dan bovendien nog — wat gelukkig nu nog niet het geval is — door kerkordelijke (dwang)regels bepaald wordt, juist afbreuk doen aan de gemeente en dus aan de wereld.

10. Hoe de weg van de kerk in de toekomst ook zal zijn, we mogen getroost zijn in de wetenschap dat de Heere Zijn kerk verder leiden zal, al kan het zijn dat Hij voorgaat in onbekende wegen. We hebben daarbij wel te bedenken dat ook vandaag het woord van Christus tot Martha geldt: gij verontrust u over vele dingen maar één ding is nodig. We kunnen ons ook zo verontrusten over kerkvormen en organisatie en over de kerk als instituut en over onze plaats daarin, dat we vergeten te zien waar de Geest vandaag wegen gaat en schrijft, in harten van mensen en in gemeenten en gemeenschappen. Nee, Samen op Weg is echt niet het einde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Zonder echt elan op weg naar de toekomst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's