De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

6 minuten leestijd

In De Reformatie, orgaan van de Geref. Kerken (vrijg.) stond een interessant artikeltje van C. D. Goudappel over beroepingswerk in Overschie in de 18e eeuw. De overheid had toen veel bemoeienis met kerkelijke zaken. Het stadsbestuur te Delft had toen 'heerlijke rechten in Overschie'.

'Dat betekende dat Delft de kosten van beroeping en het tractement zou betalen. De kerkeraadsleden hadden in aanwezigheid van twee consulenten, namelijk een predikant van Delft en een dito van Delfshaven, uit de groslijst een twaalftal, vervolgens een zestal en daaruit met eenparige stemmen een drietal opgemaakt. Dit bestond uit ds. Johannes Hogewal te Grootebroek, ds. Adrianus Mandt te Ouderkerk aan de Amstel, en ds. Petrus Paludanus te Wassenaar (toen nog geen villadorp). Daarop verkregen zij de approbatie van de heren in Delft. Vervolgens gingen zij over tot het beroepen van ds. Johannes Hogewal. De beroepingsbrief werd alvast geschreven en door alle kerkeraadsleden ondertekend. Maar die kon pas worden verzonden, nadat uit Delft ook de approbatie op het beroep was verkregen. (...)

Ds. Hogewal heeft het beroep naar Overschie niet aangenomen. Hij heeft per missive bedankt. Op 29 juli 1773 begon de nieuwe procedure, aan de vorige gelijk. Op het twaalftal stonden 12 nieuwe namen. Het resulteerde in een beroep op dr. Jacobus van Nuijs Klinkenbergh uit Eemnes buitendijks, die het beroep aannam. Hij bleef slechts twee jaar in Overschie en vertrok in 1775 naar Oudewater. Toen daarna weer een drietal werd voorgelegd aan de burgemeesters van Delft gingen zij accoord, maar met een toevoeging. Zij bepaalden dat predikanten die binnen driejaar uit Overschie zouden vertrekken de kosten van hun beroeping zouden moeten terugbetalen. Men heeft dat besluit niet spoedig in praktijk behoeven te brengen: ds. Jan Gijsbert Vorstman heeft van 1775 tot 1796 in Overschie gestaan, ds. Dirk Tjeenk bleef er van 1796 tot zijn overlijden in 1839.'

***

Ten tijde van Calvijn werd men geconfronteerd met het 'woelen van de libertijnen en het verwilderen van de dooperschen', zo bericht ons een lezer, die ons dienaangaande een citaat zendt uit 'De gemeene Gratie' van Abraham Kuyper.

'De Libertijnen sloegen welhaast in zulk een goddeloosheid over, dat Calvijn zelf al spoedig ontdekte, hoe, tegenover hen, Rome nog met de Gereformeerden een zeer belangrijk stuk waarheid verdedigde. Dies aarzelde hij niet, nog in de dagen van den brandstapel, uit te spreken, dat, tegen zulke onverlaten, zelfs de Roomschen zijn bondgenoten waren.'

***

In Pro Memo, het Provinciaal Memoriaal van de Provinciale Kerk Vergadering in Zuid Holland, gaat ds. N. J. M. Hoogendijk, scriba van de P.K.V., in op een artikel van prof. dr. F. O. van Gennep in 'In de Waagschaal', waarin deze kritisch had gereageerd op het synodebesluit om mentores aan te stellen voor pasbeginnende predikanten, onder de titel 'een nieuwe klaagmuur'. Uit het artikel van ds. Hoogendijk het volgende:

'Problemen zijn er dus. Niemand zal dat ontkennen, maar waar ligt de oorzaak daarvan? In het 'scribaeberaad' wordt herhaaldelijk naar voren gebracht dat een flink percentage van het predikantencorps eigenlijk niet geschikt is voor het ambt. En dan gaat het al gauw over de toelating tot het ambt. De verantwoordelijkheid daarvoor is bij de zg. colloquiumcommissies gelegd. Maar die kijken wel uit om iemand na een studie van 6 of 8 jaar af te wijzen. Er wordt weleens een vertragende aktie gevoerd, maar daarna wordt de candidaat dan toch bevorderd tot candidaat tot de heilige dienst. En daarbij ontvangt hij of zij het recht om "te staan naar het ambt van predikant". De selektie zou natuurlijk veel eerder moeten beginnen. De kerkorde wijst daartoe ook wegen. Alleen worden die wegen niet begaan. In Ordinantie 7-5-1 is het exact omschreven:

"Zij die voor de eerste maal in het album der Kerk zijn ingeschreven, maken binnen drie maanden na die inschrijving persoonlijk kennis met een der kerkelijke hoogleraren of een der wetenschappelijke medewerkers der universiteit door de Kerk benoemd en verlenen hun medewerking aan een onderzoek betrekking hebbende op de aanvankelijke geschiktheid voor het ambt van predikant door een door de generale synode ingesteld orgaan."

Maar wat komt er van zo 'n gesprek met de kerkelijke hoogleraren of wetenschappelijke medewerkers in de praktijk terecht? En als het al plaatsvindt, hoe diep steekt het dan? Waar is het door de generale synode ingestelde orgaan, dat een onderzoek moet instellen naar de aanvankelijke geschiktheid voor het ambt van predikant? In het jaarlijkse overleg van de moderamina van de P.K. V.-en met het Breed Moderamen van de Generale Synode is herhaaldelijk op de wenselijkheid van zo'n commissie gewezen. En steeds werd gesteld, dat dit moeilijk te verwezenlijken is, omdat er één groepering of modaliteit binnen onze kerk is, die graag schermt met de roeping tot het heilige ambt. Dat daarbij de roeping heilig wordt verklaard in tegenstelling tot het ambt, dat wordt daarbij soms wel vergeten.

Kortom: er is een duidelijk tekortschieten aan te wijzen in het toepassen van de kerkordelijke bepalingen. De synode blijft in gebreke omdat 'een orgaan' als genoemd in ord. 7-5-1 er wel moet zijn, maar er niet is. En de kerkelijke hoogleraren (en medewerkers) blijven in gebreke omdat zij aan het in dat artikel genoemde gesprek niet of niet voldoende toekomen. Om dit te erkennen zouden de kerkelijke hoogleraren de hand in eigen boezem moeten steken. Dat is voor prof. Van Gennep kennelijk moeilijker dan raillerend schrijven over het nieuw ingestelde mentoraat. Ik weet wel dat ook zij te zwaar belast zijn en in konstante tijdnood verkeren. Maar wie nood signaleert, of naar zijn mening een verkeerd inspelen op die nood, die moet ook bereid zijn de oorzaken op te sporen, al veroorzaakt dat ook enige pijn voor zichzelf Ik ben ervan overtuigd, dat bij een vroegtijdiger onderzoek naar de geschiktheid voor het ambt ook eerder zou kunnen blijken dat iemand misschien wel een erg goed theoloog kan worden, maar nog geen dominee. En over de opleiding zelf zou ook meer gezegd kunnen worden. In hoeverre wordt er b.v. werkelijke aandacht gegeven aan het werken in een team? Een team dan ook van mensen met verschillende achtergronden en opleiding(sniveau) zoals een kerkeraad meestal is?

Prof Van Gennep maakt op mij de indruk een vrijbuiter te zijn, en te willen zijn, die predikanten ook oproept om vrijbuiter te zijn. Dan kan je zelf uitzoeken bij wie je gaat praten of uithuilen, als jij daar behoefte aan hebt. Ook ik ken van die goede ouderlingen, die daartoe een charisma hebben. En sommige collegapredikanten hebben dat ook. Maar ze zijn echt niet altijd beschikbaar. Elkaar - als jonge predikanten - helpen op het seminarie is een goede zaak. Maar hoe gaat het als je weer in je eigen pastorie terug bent? Dan zijn die collega's niet altijd bij de hand! Wie de taakomschrijving van het breed ministerie (meestal meer bekend onder de naam 'Ring van predikanten') leest in ordinantie 13-7 krijgt haast tranen in de ogen, zo mooi is het. Alleen de inzet al: 'Het breed ministerie heeft, als geestelijke werkgemeenschap, inzonderheid tot taak' en dan volgt er een omschrijving om 'U' tegen te zegen. Maar ik ken meer brede ministeries die daar volstrekt niet aan toekomen, dan die daar iets van proberen te verwezenlijken.'

V. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's