MEDITATIE
ZACHTE LEIDING.
De zoogenden zal Hij zachtjes leiden.Jesaja 40 vers 11 (slot).
Het Woord des Heeren spreekt ons van Zijn majesteit en heerlijkheid. Maar daarnaast komt het tot ons met alles wat wij noodig hebben naar onze verschillende behoeften. Daar is medicijn voor den grootste der zondaren maar ook versterking voor den zwakst geloovige. Daarvan getuigt ons ook het elfde vers van ons teksthoofdstuk. Hij zal Zijne kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijne armen vergaderen en in Zijnen schoot dragen; de zoogenden zal Hij zachtjes leiden.
Wie die „Hij" is, zoo vraagt ge?
Hij is het, Die daar zit boven den kloot der aarde, en derzelver inwoners zijn als sprinkhanen; (vs. 22), Die de volken acht als een druppel van een emmer, en als een stofje van de weegschaal (vs. 15).
Hoort, hoe Hij ons wordt voorgesteld in vers 10: Zie, de Heere Heere zal komen tegen den sterke, en Zijn arm zal heerschen; ziet, Zijn loon is bij Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. Hij zal Zijne kudde weiden gelijk een herder! Hij zal de zoogenden, anders vertaald: de zwangeren, de zwaarbeladenen, zachtkens leiden.
Vrucht van het kruis! Dat kruis werpt zijn lichtglans ook over de waarheid van onzen tekst.
De zoogenden zal Hij zachtjes leiden. Maar wie worden hier bedoeld? We zeiden reeds het zijn de zwaarbeladenen, de vermoeiden! die zware lasten dragen, en dat diep gevoelen, omdat zij zwak van krachten zijn.
Zoo verschillend zijn de lasten, die door den mensch gedragen worden. Hoe zwaar is de last der zonde, als de Geest des Heeren aan die zonde ons ontdekt, als wij beginnen een blik te slaan in onszelven en de ongerechtigheid aanschouwen van ons eigen hart. Ons leven dat voorbij ging overziende bij het licht des Heiligen Geestes, komen we tot erkenning van de waarheid .......... het was alles voor mezelven .......... mijn gansche bestaan en al wat ik heb gedaan was met zonde bevlekt, zelfs mijn beste daden .......... ik ben niet dan een samenknoopsel van ongerechtigheid.
Als de ziel dat gevoelt, als het ware geheim des harten is bloot gelegd en de blik des geloofs op Christus wordt nog gemist o, welk een last.
Maar ook, als daar iets aanschouwd mag zijn van de dierbaarheid van Christus, ook dan is nog zoo menige ziel arbeidzaam om door eigen inspanning zich aannemelijk en aangenaam te maken in de oogen van Hem, in Wien alleen 's menschen volkomen behoud gelegen is. Welk een last voor menige ziel in dien arbeid. Welk mensch kan de rotsen ploegen, het zand tellen aan den oever der zee?
Welk mensch kan de groote wateren meten?
Heerlijk dan de verlossing, gewerkt aan die arme, beladen ziel, als zij komen mag tot het smaken van de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, die tot allen is en over allen die gelooven. Rechtvaardigheid om niet!
Dan ziet men het dwaze van den eigen arbeid! De arbeid in het gebod op gebod en het regel op regel, zonder ooit het doel te bereiken! Het dwaze van de poging om zoo zwaren steen te rollen tot op den top van den berg!
De zoogenden zal Hij zachtjes leiden! Maar wat te zeggen tot dezulken, die wel liepen? Menschen, die eens konden zeggen, dat het huis des Heeren hun vreugde en het Woord Gods hun licht was? die eens een teedere consciëntie hadden, maar nu niet meer? die eens konden zeggen: „ik stel den Heere geduriglijk voor mij", maar die nu de wereld weer liefhebben? die nu noch dood, noch eeuwigheid in het aangezicht durven zien, en die geen behagen hebben in het naderen tot God?
Zijn daar onder hen, die dit lezen, zoodanigen?
Dat wij dan voor zoodanigen mogen zijn als de stem des Heeren niet als het suizen van een zachte stilte, maar als de groote en de vreeselijke stem, die het hun toeroept: „schik u, om uwen God te ontmoeten".
Wien ligt de bekeering van den zondaar niet na aan het hart? En wie zou niet geven om de hernieuwde bekeering van sommigen, die der Waarheid ongehoorzaam zijn geworden? Dat dan allen die afgedwaald zijn de waarheid van Gods Woord weer mogen ervaren en het mogen belijden „Ik behoor tot deze beladenen!"
De zoogenden zal Hij zachtjes leiden!
Dit woord is ook van toepassing op den bevestigd geloovige, die toch ook menigmaal op zijn pelgrimsreis zichzelf leert kennen als een beladen man. Daar is altoosdurende strijd .......... geen lichte last! Dag na dag den ouden mensoh afleggen .......... den nieuwen mensch aandoen; het vleesch kruisigen en deszelfs begeerlijkheden .......... de leden, die op de aarde zijn, dooden .......... zich zelven verloochenen .......... daar is zooveel, waartoe de geloovige geroepen is ! En waar we onszelven machtig waanden, daar werd op zoo smartelijke wijs de groote zwakheid openbaar .......... geen lichte last!
Paulus roept het uit: ,,Ik ellendig mensch". En hoe meer wij door den Heere geleid worden, hoe meer we dien uitroep verstaan! Daar is voor den geloovige de last van een bezwaarde consciëntie. Psalm veertig .......... „mijne ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien" slaat niet alleen op David. Maar het wordt hem nageklaagd door allen, die ondervinden dat hunne ongerechtigheden scheiding maken tusschen den Heere en tusschen hun hart.
Daar is voor den geloovige nog een andere last.
Ik denk aan Job, die (cap. l9 vers 21) zegt „ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijne vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt!" De hand Gods had hem aangeraakt op de meest gevoelige plek, aangeraakt in elk opzicht. En op die aanraking Gods volgden diepgaande verzoekingen wantrouwen aan de goedheid Gods, bedenkingen tegenover Gods getrouwheid, harde gedachten van de liefde Gods! Is daar zwaardere last dan deze, dat wij door beproeving en verzoeking er toe komen Gode ongerijmde dingen toe te schrijven?
Daar zijn nog meer lasten voor den geloovige.
Wij noemen alleen nog een last, dien wij maar al te gaarne vergeten het is „de last van anderen".
„Draagt elkanders lasten, en vervult alzoo de Wet van Christus" (Gal. 6 vers 2).
Wie is er zwak, zegt Paulus, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geërgerd, dat ik niet brande? (2 Kor. 11 vers 29).
Dat is geen kleine zaak .......... den last te dragen, ook van den ander. Maar tot alle geloovigen, die onder zoovele lasten bezwaard hun weg gaan, komt nu het Woord des Heeren vol teederheid en zegt: „De zoogenden zal Hij zachtjes leiden".
„De zoogenden zal Hij zachtjes leiden". Gods onzienlijke dingen, beide Zijne eeuwige kracht en goddelijkheid, worden ons hier openbaar! Onbeperkte kracht is noodig om deze zoogenden te leiden. Hij moet een oneindig God zijn, die dat werk zal volvoeren.
Onbeperkte wijsheid heeft Hij van noode. Ik ben een mensch, die van mezelven vaak zoo weinig begrijp, en hoe zou dan de Heere alle mazen, alle gangen van den doolhof kennen, als Hij niet onbeperkt van wijsheid ware?
Hoe zou Hij kunnen kennen het rad in het midden van een rad, den kronkelgang in den kronkelgang in het bestaan van den mensch, in zijn verhouding tot al wat rondom hem is? Hoe zou Hij dan ons kunnen leiden?
De zoogenden zal Hij zachtjes leiden. Daar is van noode onbeperkte wijsheid, maar ook oneindige teerheid. Hij zal niet drijven, noch jagen, maar „l e i d e n". Hij zal niet leiden, maar zachtjes leiden.
Wie kan vertellen van de wondere zachtheid en lankmoedigheid en liefde, van het geduld en de verdraagzaamheid, waarmede Hij geleid heeft elk van die Hem waatilijk kennen? Hoe zorgt Hij voor de zoogenden! Hoe bemoedigt Hij hen! De aardsche herders werpen soms met de roede en den staf. Wie is altijd lankmoedig genoeg? De wachters, die in de stad omgingen, sloegen en verwondden de bruid, en namen haar sluier van haar. (Hooglied 5 vs. 7). Maar de bruidegom gaf haar niet één hard woord.
De zoogenden zal Hij zachtjes leiden.
Soms werkt Hij indirect door middel van anderen. Hij zendt Titus om Paulus te bemoedigen. Het Woord geeft zoo liefelijke voorbeelden. „Want ook als wij in Macedonië gekomen zijn, zoo heeft ons vleesch geen rust gehad, maar wij waren in alles verdrukt: van buiten was strijd, van binnen vrees. Doch God, die de nederigen troost, heeft ons getroost door de komst van Titus" (2 Kor. 7 vers 5, 6).
Daar is een ander voorbeeld aan het slot der Handelingen. Het geldt eveneens den apostel Paulus. Hij ging den dood tegemoet, en het is geen wonder, dat de Heere de broederen zou zenden om hem te sterken. ,,Vanwaar wij omvoeren, en kwamen den tweeden dag te Putéoli, alwaar wij broeders vonden, en werden gebeden zeven dagen bij hen te blijven, en alzoo gingen wij naar Rome. En van daar kwamen de broeders, van onze zaken gehoord hebbende, ons tegemoet tot Appius-markt en de Drie Tabernen; welke Paulus ziende, dankte, hij God, en greep moed. 't Was de Heere, die de broeders zond. Het was maar een druppel uit de volheid van Zijn liefde, maar een glimp van de grootheid van Zijn heerlijkheid, genade en liefde.
Soms bemoedigt Hij de zoogenden zonder bemiddeling van anderen. Door Zijn Woord. Hoe vaak verkwikt Hij hun hart door een enkel woord van belofte in dat hart te leggen. Het komt tot hen, maar zij weten niet hoe. Zij ontvangen het, en zij weten niet vanwaar. Maar het komt tot de ziel door de almacht des Heeren! door den grooten Herder der schapen, die op onnaspeurlijke wijs door den Heiligen Geest de zoogenden zachtkens leidt.
Maar waarheen leidt Hij hen?
Het eerste doel, dat de Heere beoogt bij het leiden van de zoogenden, is hen uit te leiden uit hun eigen weide. En als ge nu vraagt, wat als het voornaamste gezocht wordt in die eigen weide, dan is het antwoord als het voornaamste zoekt men: het geschapene en zichzelf. En nu is dus dit het voornaamste doel van den Herder uit te leiden uit dat geschapene en uit het eigen ik.
Denk eens aan Job. Is daar wel iets van de aarde, waar de Heere Job niet van losgemaakt heeft? Hij leidde hem uit van zijn schapen en kameelen en runderen, van zijn rijkdommen, zijn vrienden, zijn kinderen, zijn vrouw, zijn gezondheid. Alles werd van hem weggenomen. Maar de grootste macht en wijsheid en teederheid openbaarde de groote Herder der schapen toen Hij Job uitleidde uit zichzelven en hem van zichzelf een afkeer deed hebben.
Job zeide: „daarom verfoei ik mij en ik heb berouw in stof en asch" en dat is de grootste zege die behaald kan worden door den Heiligen Geest.
En werwaarts leidt de Heere de zoogenden nu? In dieper onderscheiding van de Waarheid Gods. Hoe weinig verstaan we van die Waarheid, totdat we er ondervinding van hebben. Wij lezen het Woord en denken dat we het verstaan, omdat we het Woord toestemmen. We beluisteren de prediking, en hebben geen bedenkingen .......... ons gevoel is aangedaan, ons verstand is overtuigd en we denken dat we de Waarheid verstaan.
Daar zijn zooveel doode belijders in alle kerken .......... verstandsbelijders. Zij luisteren naar de groote Waarheid Gods, maar hebben er geestelijk geen vat aan. En wij weten toch van die Waarheid alleen dan, wanneer we de macht van het Woord hebben ervaren aan de eigen ziel.
Daartoe leidt de Heere de zoogenden, om ze van eigen ijdelheid bewust te doen worden .......... ze te doen ondervinden dat de gebroken bakken aan stukken gaan, en dat de mensch in zichzelven niets is.
Daartoe leidt de Heere de zoogenden, om ze te brengen tot Jezus, Die alles is .......... de Algenoegzame Zaligmaker .......... juist gepast voor mij. En Hij zegt mij, dat ik juist gepast ben voor Hem. Zijn volheid is voor mijn ledigheid, en mijn ledigheid voor Zijn volheid. Die leiding geeft diepere, geestelijke, ondervindelijke kennis .......... persoonlijke gemeenschap, verborgen omgang. Die leiding doet zeggen buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.
En dan kan het gebeuren, dat de Heere in nooit gekende benauwdheden voert, opdat de mensch zeer klein wordt en Jezus zeer groot opdat de mensch op het eind komt met zichzelf, om het begin der liefde Gods in Christus te vinden.
Welk een voorrecht, zulk een Leidsman te hebben.
Wel mogen we zeggen .......... arme wereld, die zulk een Herder niet kent.
Wel mogen wij zeggen .......... arme, weifelende ziel! die misschien leest en toestemt, en toch naar het ééne noodige niet vraagt: Gij hebt niemand om u te leiden! Maar gij wordt gedreven! Satan drijft u, en de wereld drijft u, en uw eigen hartstocht en begeerte drijft u! O, hoevelen zijn gevoelloos gemaakt door de overlegging van het ellendige giftwoord: „als ik gelegener tijd zal hebben bekomen, zoo zal ik u tot mij roepen".
Gelukkig echter de mensch, die het onbedriegelijk getuigenis des Geestes bezit, dat hij behoort onder degenen, die de stem van den Herder kennen en hooren, Hem liefhebben en volgen, en door Hem geleid worden.
Die het weten mag .......... het is niet voor niets, dat de Heere mijn liefste plannen verijdelt en mijn fraaiste bloemen plukt. Het is niet uit haat, dat Zijn hand mij zoo pijnlijk raakt. Als gij die wetenschap bezit, bedenkt dan dat het groote hoofddoel in Zijn leiding uw heerlijkheid is, dat Hij u van harte wil doen zeggen „Eén ding doe ik".
God schenke ons genade Hem dicht te volgen .......... onszelven onderwerpende aan Hem. Zijn hand is zachtheid .......... Zijn hart liefde. Hem te volgen, die een betrouwbaar Leidsman is in een onbetrouwbare wereld. Hem te volgen .......... de Borg .......... de Opperste Leidsman en Voleinder des geloofs.
De Heere zegene Zijn Woord en passe het toe aan ons hart door de macht van Zijn Heiligen Geest.
Onstwedde. J.C. WOLTHERS
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's