Ons draagvlak
Een stukje bezinning op het christelijk onderwijs
2
Reken met God
Met deze drie woorden hebben we in ons vorige artikel voor het specifieke in het christelijk onderwijs, de hoofdlijn van een recht christelijke pedagogiek en van een bijbels onderwijs samengevat. Een christelijk onderwijzer(es) mag zijn (haar) kinderen een draagvlak iheegeven voor heel het leven. Het christelijk onderwijs is als de arendsvleugel, waarop het arendsjong in zijn vermoeidheid, angst en nood terugvallen kan. Een beeld uit Deut. 32, waaruit Gods trouwe zorg spreekt over Zijn volk Israël. Een beeld ook, waaraan wij onze gedachten ontlenen met betrekking tot de goede zorgen, die wij zullen hebben over de kinderen, die onderwijs ontvangen op onze christelijke scholen.
Uit 't nest stoten
Ook onze kinderen moeten immers de heilige kunst van het leven leren. Ze moeten als het arendsjong leren vliegen. Ze moeten een echte maat in de maatschappij worden. Daartoe worden ze op een gegeven moment uit het nest van het besloten en geborgen gezinsleven gehaald. Als ze op school komen, zitten ze zo'n beetje fladderend aan de rand van het bestaan, zoals het arendsjong boven in de rotsen. En dan gaat het beginnen. Wij stoten ze het nest uit, het volle leven in. We geven ze verkeersles, zodat ze op hun fietsje op weg naar huis niet door een auto overreden worden. Wij leren ze straks een beetje Engels praten, zodat ze niet met de mond vol tanden staan, als ze in het zakenleven later een man tegen het lijf lopen, die geen Nederlands kent. Wij krijgen de kans om onze jonge mensen samen met de ouders seksueel op te voeden, zodat zij niet, wanneer straks hun gevoelens wakker worden, tegen de klippen lopen. Wij proberen ze tijdens ónze les maatschappij-leer een weinig baanwijs te maken inzake de velerhande oplossingen van het maatschappij-vraagstuk. Daar is vandaag nog wel het één en ander over te doen.
We stoten ze uit het nest. Ze moeten zelf hun weg zien te vinden. Opvoeden is meer dan pasklare antwoorden meegeven. Het is opkweken tot zelfstandige beslissingen. Ze moeten als het arendsjong zelf leren vliegen.
Met het oog op het kind
Maar laat ons één ding nooit vergeten. En daarmee ben ik dan bezig met de vraag, waarin de zin ligt van ons christelijk onderwijs. Wij stoten het arendsjong natuurlijk niet zomaar uit het nest. Dat zou misdadig zijn. Er bestaat geen neutrale opvoeding. ledere pedagoog leeft uit een beginsel. En vandaaruit heeft hij het degenen, die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, al wel duizend keer voorgedaan, zoals moederarend op de rand van het nest. En vanuit dat beginsel houdt hij als met arendsogen het kind in de gaten, als het eenmaal de eerste dingen van de levenskunst heeft geleerd. Er kan van alles misgaan. En dan moet hij erbij zijn om het op te vangen, om het een draagvlak te geven, zodat het niet verongelukt. Het moet leren rekenen met God.
Eens een bengel, straks een engel
Wat is de zin van het onderwijs op de christelijke school ? Met welke ogen kijken wij naar het kind ? Wij leven in een tijd, waarin via allerlei pedagogische en didactische methoden het onderscheid tussen christelijk en openbaar onderwijs dreigt te worden uitgewist. Dan zien we in ons kind niet meer dan de toekomstige kameraad in de maatschappij. Het moet leren vliegen. Het moet zo gelukkig mogelijk worden in zelfontplooiing. Het gaat om een betere wereld, waarin iedereen een goede boterham heeft. Het gaat naar een broederschap der mensheid (paradijs kan men het ook noemen). Koninkrijk van God noemt een ander het. Ten diepste leeft het verlangen daarnaar immers in het hart van ieder mens. We moeten het alleen wakker maken. Rousseau zei: de natuur van de mens is goed. Socrates meende: als ik maar met de mensen praat, dan koint de waarheid wel te voorschijn. Die leeft tenslotte op de bodem van ieder hart. De Stoïcijnen in de Oudgriekse wereld zeiden: 'Je moet flink op de mensen schelden, dan worden ze wel beter'. O zeker, er zijn vele opvoedingsmethoden. Maar het komt vaak op hetzelfde neer. Ze zijn gebaseerd op de overtuiging, dat wij gelukkig genoeg zijn, als we de aarde omgetoverd hebben in een leefbare samenleving, dat ieder mens dat ten diepste graag wil, dat de mens eens een bengel was, maar straks wel een soort engel worden zal, als wij, opvoeders vooraan, daar met zijn allen goed ons best voor doen.
De tijdgeest in het onderwijs
Maar dat is een kijk op het arendsjong, waarbij het draagvlak, de brede arendsvleugel, die opvangt, ontbreekt. Men kan zoiets christelijk noemen. Men kan Jezus' naam ervoor gebruiken en zeggen, dat Jezus tenslotte ook de grote maatschappelijke Hervormer is geweest. Maar dit alles is natuurlijk niet christelijk meer. Het is gewoon humanisme. Het is Oudgrieks denken. Het is verkapt neo-marxisme of zoiets. En daar gaan we dan met ons christelijk onderwijs. Wij zijn ten prooi gevallen aan de tijdgeest, die overal, ook in het kerkelijk leven, om zich heengrijpt. Een tijdgeest, die zich baanbreekt ook in de literatuur, waarmee onderwijzers en kinderen werken en die vaak, zonder dat we het bemerken, daarin binnengesmokkeld is.
Ik zou dat alles niet neerschrijven, als ik niet onlangs nog eens sterk herinnerd: was aan deze radicale omwenteling in het 'christelijk' onderwijs, door het lezen van een brochure, die tot titel draagt: 'Der Einbruch der Zeitgeisttheologie in den Religionsunterricht'. (Imm. Lück). Daarin wordt ons met de stukken aangetoond, hoe in de nieuwere richtlijnen voor het godsdienstonderwijs op de basisscholen in Nordrhein-Westfalen (Duitsland) het typisch bijbels-christelijke in het onderwijs bezig is geheel te verdwijnen. Jezus en Mohammed zijn hier beiden profeten, die van God vertelden. De christelijke godsdienst is een kwestie van cultuur. De aanhangers van verschillende godsdiensten moeten partners worden van elkaar. De Bijbel is goeddeels produkt van de geloofsvisie van de eerste christenen. De historische Jezus was veel meer de sociale hervormer dan de lijdende Borg, die plaatsvervangend stierf en lichamelijk opstond uit Zijn graf, de partisaan van de vrede en gerechtigheid. Het gaat om het geluk der mensheid, politiek en maatschappelijk engagement. Enfin, u kent de kreten, denk ik, allemaal.
Ik wil allen, die bij het christelijk onderwijs betrokken zijn, indringend waarschuwen tegen deze misleidende tijdgeest, waardoor onze christelijke scholen tot in de wortel verwereldlijken. Ik meen, dat wij, als wij zo naar onze kinderen kijken, ze om de tuin leiden. Dan is in ieder geval het typisch christelijke uit ons onderwijs weg. Er is geen draagvlak meer. Geen arendsvleugel, die opvangt. Er is alleen maar de misdadige stoot van het arendsjong, de diepte in.
De draagkracht van ons werk
Waar zullen wij dan de moed en de zin vinden om door te gaan in onze dagen met christelijk onderwijs ? In de overtuiging, dat wij maar niet bezig zijn jongen uit het nest te stoten, de wereld in, in ware kameraadschappelijkheid, vrede en gerechtigheid. Wij zullen onze jonge mensen meer mee hebben te geven. Er moet een draagvlak zijn. Arendsvleugelen, waarop ze in al hun worstelingen, strijd, afmatting, verdriet, schuld en zonde terug kunnen vallen. En wat is dat draagvlak ?
1) Dat wij mensen niet alleen geschapen zijn om een echte kameraad te zijn in de mensenmaatschappij. Maar dat wij een mens voor God moeten zijn, wiens bestemming niet opgaat in een maximum aan aards geluk, vrede, gerechtigheid. Een mens, die alleen zijn bestemming zal vinden, als hij verzoend mag leven met God, God liefhebbend boven alles, de naaste als zichzelf.
2) Dat dat niet haalbaar is in eigen kracht. Dat wij niet maar geholpen moeten worden om betere mensen te zijn. Maar dat wij wederom geboren moeten worden om nieuwe mensen te worden.
3) Dat er een heerlijk en onvergankelijk Evangelie is, dat ons spreekt van een Zaligmaker, die een mens in al zijn ontsporingen, goddeloosheid en ik-zucht voor Zijn rekening wil nemen. Dat is maar niet inspiratiebron. Dat is het hart van de christelijke boodschap. Eerst als wij door genade geleerd hebben om te rusten in het werk van deze Ander, eerst dan komen we werkelijk toe aan een christelijke bijdrage aan de maatschappij. En mij dunkt, dat wij het daarover altijd maar weer moeten hebben, als wij met onze kinderen bezig zijn. Reken met God. Reken met Jezus. Dat bewaart ze voor mislukking, teleurstelling. Dat geloof in Jezus als onze persoonlijke Zaligmaker (hoe nodig, dat we dat als onderwijzer (es) ook zelf kennen) zal het draagvlak zijn, als wij de wereld rondom ons, ondanks ons streven, steeds meer achteruit zien gaan, als we straks met die wereld in het oordeel komen zullen. En dat zullen we. Hoe rijk, dan te mogen weten, dat de wereld gered is en zal worden door Hem, die Zijn leven gaf als het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. En hoe vreselijk dan te bemerken, dat we daar buiten moeten vallen, omdat we altijd in eigen kracht hebben gestaan. Reken met God, deze God.
4) Ten laatste, als wij in onze tijd ergens behoefte aan hebben in ons christelijk onderwijs, dan is het aan een aantal antwoorden, duidelijke schriftuurlijke antwoorden over, hoe we hebben te staan in het leven. Vragen hebben we nu zo langzamerhand genoeg. Laten we onze kinderen niet het bos insturen met de nodige vaagheden. Ze vinden immers hun weg wel. Want dan wordt het spoedig: een ieder doet wat goed is in zijn ogen. Als we ze een draagvlak willen meegeven, iets om op terug te vallen, laten we ze dan leren rekenen met Gods gebod in hun dagelijkse levenspraktijk. Vrijheid in gebondenheid aan Gods geboden ! Laten we ze leren trouw in de kerk te komen en geven wij ze daarin zelf een voorbeeld. Laten we ze leren het gezag te eerbiedigen. Laten we ze de weg wijzen ook ten aanzien van de verrotte seksuele moraal, waarmee ze in aanraking komen en waarin de mens met zijn lust en zijn zogenaamde christelijke vrijheid het enige uitgangspunt zijn.
Theorieën en de praktijk
Er is geen heerlijker ding dan een opvoeder van kinderen te zijn; kinderen opvoeden tot eer van God en tot zegen voor hun naaste, zodat het werkelijk Koningskinderen mogen zijn, lichten in deze wereld, een zoutend zout. Het christelijk onderwijs, dat alleen weet werkelijk van arendsvleugels, een draagvvlak der genade, waardoor het leven werkelijk leefbaar wordt.
Iemand heeft eens gezegd (J. Wilmot): 'Vroeger had ik zes theorieën betreffende de opvoeding van kinderen; nu heb ik zes kinderen en geen theorieën'. Een christelijk onderwijzer (es) heeft veel meer kinderen. En misschien heeft hij voor zijn (haar) besef vaak niet een passende theorie. Het is maar het beste, dat we iets verstaan van de praktijk van Gods verborgen omgang. Want zoiets merken onze kinderen aan ons. En dat vergeten ze nooit meer.
Een man, een vrouw, die in alles rekent met de levende God.
Wageningen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's