Stichtelijke overdenking.
En komende, heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd u, die verre waart en dien, die nabij waren; Want door Hem hebben wij beiden den toegang door éénen Geest tot den Vader. EFEZE 2 vers 17 en 18.
De eenheid der geloovigen.
Als wij spreken van de eenheid der geloovigen, kunnen de gedachten in ons zich wel eens in droef gepeins vermenigvuldigen. Hoeveel afgunst en nijd, verdeeldheid en scheuring is er onder degenen die den Heere vreezen 1 Inderdaad, dit is een treurig verschijnsel in dezen geweldigen tijd. De wereld wordt door haar oorlogswoede verteerd Maar mochten Gods kinderen elkander in dezen tijd dan maar zoeken, vinden en dragen, om zich, als een kleine schare rondom het Kruis van Christus te vereenigen ! Ja, ware dat zoo. Er moet echter m«t allen ernst gedacht worden aan des apostels woord: indien gij elkander bgt en vereet, ziet toe, dat gq van elkander niet verteerd wordt.
Toch is Christus de Vredevorst. En het engelen-lied, dat boven Bethlehems' velden jubelde van „Vrede op Aarde", bezong maar niet een hoog ideaal, onbereikbaar hoog, ver verheven hovende werkelijkheid. Hoe anders zou de apostel zoo vrijmoedig geschreven hebben : Hij is onze vrede? Paulus spreekt daarin van geestelijke werkelqkheid. Gij leest bet in de woorden die voorafgaan aan de hierboven geplaatste.
Hg is onze vrede! Onze vrede met Öod Hq is echter ook de vrede tusschen heidenen en joden, voor zoover zij tot Christus bekeerd waren. De middelmuur des afscheidsels, door God Zelf in de wet der plechtigheden opgericht, heeft Christus verbroken. Hij heeft de vijandschap in zijn vleesch teniet gedaan. Één volk toch had Hij op betoog. Niet een gedeelde schare. Maar ais Plaatsbekleder heeft Hij geleden voor ééne Kerk, één geheel vormend, waarop het welbehagen des Vaders rustte. Hij is onze vrede!
De apostel gaat nu voort met te handelen over de eenheid der geloovigen. Één zelfde Evangelie is hun verkondigd, die verre waren endien, die nabij waren. De Efeziërs, die als heidenen verre waren en de Joden, die als Bondsvolk des Heeren nabij waren, werden door hetzelfde Woord des Kruises uit de duisternis der zonde gebracht tot het licht der genade.
Vrede was hun verkondigd.
In kern, in hoofdzaak is het Evangelie een woord van vrede. Dit wil niet zeggen dat Christus' mond alleen maar'van vrede spreekt. De Heere Jezus heeft toch niet aan de met zichzelf zoo ingenomen Farizeërs verkondigd dat er tusschen God en hen vrede was! Integendeel, Hg - kwam hen tegen met Zijn „vwee u, wee u", Ja, Hij heeft Kapernaüm gedreigd tot de hel toe neder gestooten te zullen worden. Bovendien was de Man van Smarten in heel Zqn verschijning een en al veroordeeling van de zonde der wereld. Het geleek er niets op dat Christus alleen van vrede sprak.
Toen Paulus met zijn prediking tot de Efeziërs kwam, tot hen, die verre waren, heeft hij de boodschap des vredes hun zoo maar niet zegenend opgelegd, zeggende: ik verkondig u vrede en meld u dat al uwe zonden u vergeven zijn.... Wel, dat zou toch een vrede met de zonde geweest zijn ? Vrede met de goddeloosheid, met de afgodendienst?
Wanneer er in onze ziel vrede met God zal zijn, is dit altijd in een weg, waarin onvrede geboren is over alles wat uit ons hart voortkomt en in ons woont. Juist daarom draagt het Evangelie een scherpe veroordeeling met zich van de zonde.
Zonder de Wet geen Evangelie.
Zonder de vermelding van 's Heeren heiligheid geen verkondiging van Zijn liefde. Zonder een toornenden Rechter geen verzoend Vader.
Al de rijke woorden van vrede door Jezus Christus zullen het hart des menschen voorbijgaan als het niet leerde buigen onder de sprake van Gods recht. Als er in ons geen beven is voor de heiligheid des Heeren, zullen wij geen ooren hebben om het lieflijk geluid van het Evangelie te hooren.
Toch is het den Heere er in het eind niet om te doen een bevend volk te maken, een klagend mensch, een onder den last der zonde knielende schare. De Heere wil tranen droegen, weenenden vertroosten. Hij wil sieraad voor asch aan de treurigen Sions geven, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor eenen benauwden geest, opdat zij genaamd worden eikeboomen der gerechtigheid, eene planting des Heeren, opdat Hij verheerlijkt wordt. Het is Hem te doen om zondaren te redden; om verlorenen weder te brengen. Daarom moeten z^* wel hun nood kennen. Maar over die kennis heen ruischt de boodschap des heils, om verlorenen te melden dat er bij den Heere ontferming is, vrede door het bloed des Kruises, Het Evangelie is een vrede-boodschap.
Het verdient ook onze opmerkzaamheid dat Paulus de verkondiging van het Evangelie van zeer groote beteekenis acht. Zelf toch ging hij naar Efeze en nochtans zegt hij dat de Heere aan die Efeziërs het Evangelie bracht. Hq wist toch dat de overige apostelen, toen zij de bazuin des Evangelies deden hooren begonnen waren te Jeruzalem. Zelf had hij zich steeds het eerst naar de Joden gewend En zie, hier plaatst hij zich geheel op den achtergrond en zegt: Christus deed het. Hoe belangrijk is hem dan toch de prediking des Woords
Dit klaagt ons niet weinig aan. Wq worden aan alle dingen gewoon, helaas ook aan die van Gods Woord. Daardoor hooren wij het Evangelie aan alsof het woorden van menschen waren. Door ons zondige hart zgn wq er verre van af Christus' stem er in te beluisteren. Zijn stem, die ons terneer werpt. Zijn stem, die ons lokt en noodigt. Dat de Heere Zelf in Zqn Evangelie is, wordt eerst recht door ons opgemerkt als ontdekkend licht in ons rijst. In het eenvoudige Woord van God ontmoeten wij dan God Zelf; in het Evangelie d«s Kruises den gekruisten Christus in eigen persoon. Alles valt dan weg, ook de prediker die het Woord brengt. God. staat recht voor ons. Wij staan vlak voor den Heere. Wij hebben met God te doen. Daar is de aanraking met de Godheid, Majesteit en Genade van den Heere. Inderdaad, Christus sprak tot Lydia, toen haar hart geopend werd. De persoon van Paulus stond geheel op den achtergrond Toen de Heere Jezus Zqne discipelen uitzond om het Evangelie te prediken aan alle creaturen, heeft Hij zijn onwrikbare belofte er aan verbonden: Ik ben met ulieden. Niet; Ik zal zoo nu en dan met u zijn. Neen, maar Ik ben altijd met u, wanneer gij het Evangelie predikt. Wie zal dan tegenspreken dat die prediking van de grootste beteekenis is?
Dat Evangelie nu, met zijn rijken inhoud, met zijn belangrijke beteekenis, vormt den band van eenheid van allen die den Heere vreezen, van hen die verre waren en hen die nabij waren. Het ware dan ook te wenschen dat zij allen dit Evangelie tot hun eenigst licht hadden en dat zij nauw met den Heere leefden en daarom ook nauw met Ziyn Woord. Wijl het geschreven Woord zoo vaak wordt losgelaten en men nalaat nauwkeurig 's Heeren Getuigenis te onderzoeken, ontstaat zooveel verwigdering en scheuring. Dan wil ieder zijn eigen meening, ja ook zijn eigen geloofservaring stellen boven de meening en geloofservaring van een ander, in plaats dat men zich gevangen geeft aan wat Christus in Zijn Evangelie ons verkondigt. De psalmist had ook nog noodig dat de Heere zijne voetstappen vast maakte in Zijn woord. Wie is er dan onder ons die deze noodzakelijjkheid van zich durft afschudden? Als de begeerte van den psalmist er mag wezen, zullen de harten samenvloeien rondom het Evangelie des Kruises. Ja, in onze droeve dagen zal dan het Woord des Kruises nog een banier wezen waarom de geloovigen zich scharen, een banier in den strijd tegen de zonde in al hare openbaringen, een banier in het midden van het woelende en bruisende ongeloof. Zsker, . jfle - schare zou dan, wel klein wezen, maar nochtans sterk in den Heere. En die kleine schare zou hierin één zijn, dat zij zich vastklemt aan het Evangelie des Kruises, zeggende : „daarmede leven wij, daarmede sterven wij."
De rijkste zegen hier op aarde van de prediking des Evangelies is zeker wel gelegen in de woorden : jWant door Hem hebben wg den toegang door éénen Geest tot den Vader. Het is de zegen van een drieënig God.
Door éénen Geest.
De éénheid der geloovigen bestaat niet minder hierin: zij worden door éénen Geest getrokken.
Er is zooveel verscheidenheid in de genade, doch het is door den zelfden Geest. Verscheidenheid van gaven. De een heeft de gave der profetie, de ander de gave van de onderscheiding der geesten, een derde menigerlei talen of de uitlegging der talen. Het is er mee als de hand en de voet van hetzelfde lichaam, die elkander hebben te dienen. Maar zoo is er ook in de werkingen des Geestes groote verscheidenheid en toch ook weer zuivere éénheid. Werd dit meer verstaan, men zou' elkander niet zoo spoedig uit de hoogte oordeelen en veroordeelen,
Er zijn kinderen des Heeren, die schrede na schrede, zonder geweldige zielesehokken, ontdekt worden aan hunne zonde, ingeleid in de Waarheid, geoefend in de genade des Heeren. Men bemerkt van hun stil en eenvoudig zieleleven zoo weinig; zoo nu en dan dringt de Geest wel tot spreken, inaar meestal gaan zij hunnen weg in stille vreeze Gods Het komt er ook niet op aan dat wij van geweldige geloofsstukken weten te spreken, van hoogten en van diepten..... Als wij maar afgebroken worden in onszelf en opgebouwd in den Heere! Laat een ander dan niet weten dat wg den zoom van Jezus kleed aanroerden, de Heere zal het op Zijn wijze en op Zijn tijd aan het licht brengen.
Maar daar zijn ook anderen, die als Petrus er vrijmoedig voor uit mogen komen, wat de Vader hen leerde. Zij zijn ook vaak door meer geweldige en schokkende Geesteswerkingen in hunne verlorenheid weggezonken, om dan ook te roemen in de vrijmaking der kinderen Gods.
En het is toch één en dezelfde Geest. Mag nu de een gaan zeggen: omdat gij niet hetzelfde hebt ondervonden als ik, vertrouw ik u niet ? Waar blijft dan de zuivere toetssteen van Gods Woord?
Door éénen Geest.
Er zijn kinderkens in de genade; er zijn jongelingen in de kracht des Heeren; er zijn vergrijsden in den dienst. Er zijn die slechts één uur werkten in des Heeren wijngaard; anderen hebben de hitte van den dag doorgemaakt.
Dit is hoofdzaak, dat wij onszelf verliezen en Christus overhouden. Al het andere is bijzaak. Als dit geschieden mag, zullen wij één van Geest zgn met allen die den Heere vreezen. Ieder zal zich met zijn bijzondere stem paren in den lof des Heeren..... door denzelfden Geest. Ieder klaagt over eigen zonde., door denzelfden Geest. Ieder «preekt van zijn hopen en vreezen..... door denzelfden Geest; van den zegen die het Evangelie der genade in zgn ziel bracht door denzelfden Geest.
De eenheid der geloovigen. Zij bestaat helaas zoo weinig in hetgeen zij voor elkander zijn. Maar zeker en vast in wat God voor hen is.
Zg worden door één Vader aangenomen en gezegend.
„Wij beiden hebben door Hem den toegang tot den Vader." Christus is de deur, die heidenen en joden tot den Vader leidt. Door Hem alleen is de toegang.
De werkingen des Geestes kunnen nimmer, de verdienende oorzaak der verzoening wezen. Deor Gods Geest keert de mensch, als de verloren zoon. in de gelijkenis, tot zichzelf in; gaat hij zijn zondigen weg oveyzien en komt tot het besliste voornemen: ik zal een ander leven leiden Maar de wedergeboorte is niet de deur. De bekeering is niet de toegang. Het onmisbare nieuwe leven, dat in ons geplant wordt, neemt de scheiding niet weg die er tusschen God en onze ziel is. Al zouden wij heel ons leven lang weenen over de zonde, wij maken het daardoor niet goed wat wg verdorven hebben.
„Door Hem hebben wij den toegang." Niemand komt tot den Vader dan door Hem, Die aan de gerechtigheid des Heeren vpldaan heeft. De Vader is toet ook de Rechter der gansche aarde. De verhouding tusschen ons en God is van nature niet die van kinderen tot den Vader, maar van afvallige onderdanen tot den Rechter. Wij moeten met het • recht Gods in orde komen. Welnu, aan dat recht Gods heeft Christus voldaan als Plaatsbekleeder voor Zijn Gemeente. Daarom is Hij dé deur, de eenige toegang.
Welk een zegen des geloofs als wij dien toegang tot den Vader kennen. Dan ontsluit een kind zijn hart voor dien Vader, Die al zijn nooden kent; en bij 's levens bitterheden heft men het hoofd omhoog en draagt met lijdzaamheid het kruis met Vaderlijke zorg toegemeten. „Indien wij zonder kastijding waren, zouden wg bastaarden zijn en geen zonen." Het wil wat zeggen in het leed dat wij dragen nog eene versterking te hebben in de wetenschap dat wij kinderen des Allerhoogsten zgn.
Het gaat hiermede als ia het dagelijksche leven. De kinderen verstaan niet altijd dat de hand die hen kastijdt door liefde gedreven wordt Maar later leerén Gods kinderen den Heere nog danken voor Zgne donkere en diepe wegen.
God heeft Zijn Zoon doen kruisigen en tot in helle-smart verstoeten. Welk een diepen weg gebruikte God om Zijn volk te zegenen. Laat het dan niet vreemd zijn, dat Hij nog steeds de Zijnen zegent, soms door diepten heen, waar het hart voor schrikt. Wél ons, Hem in Christus te ontmoeten, als een Vader die des ontfermens vol is voor Zijn kinderen!
Die ééne Vader verzorgt al de Zijnen. Niemand wordt tot Hem den toegang ontzegd, die met smeeking en geween komt. De heiden en de jood ontmoeten hier elkander; de rgke en de arme, de oude en de jonge. Zg zgn allen kinderen van éénen Vader, of zij wonen in een paleis of tevreden zijn in een hut; of zij in verre landen wonen of in onze omgeving. Er ligt een rgke gedachte in dat allen, die uit den Geest geboren zijn, hun knieën buigen voor Hem, van Wien gezongen wordt:
Geen vader sloeg met grooter mededoo Op teeder kroost, ooit Zyn ontfermend' oogen, Dan Israels Heer, op ieder, die Hem vreest.
Hij, die klein werd door genade, ziet zich dan ook een klein deel van het machtig geheel der Gemeente van alle eeuwen. En de éénheid der geloovigen wordt ervaren in het eerbiedig buigen voor Hem, den eeuwigen Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die éen keer allen zal overaetten in het Vaderhuis dat boven is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1918
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1918
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's