STAAT EN MAATSCHAPPIJ
Financieel Regeeringsbeleid
De toestand der Rijksfinanciën blijft nog altijd hoogst zorgwekkend. Dat de Regeering ook aan dat deel van haar bemoeienis haar volle aandacht schenkt, heeft zij niet alleen meermalen verzekerd, maar blijkt ook uit de maatregelen, welke zij treft om het noodzakelijke evenwicht in de Rijksbegrooting te brengen.
Hoe de moeilijkheden ten aanzien van de Overheidsfinanciën zijn ontstaan, daarvan geeft mr. Van Doorninck, de oud-thesaurier-generaal van Financiën, in het Mei-nummer van „De Economist" een exposé.
In dit exposé wijst de heer Van Doorninck er op, dat:
1°. in de jaren 1931, 1932 en 1933 de crisisuitgaven zijn gedekt door optering van een reserve, die in het Leeningsfonds aanwezig was;
2°. de diensten van het Rijk 1931/'34 (ondanks het buiten de begrooting houden der genoemde crisis-uitgaven in de jaren 1931 t/m 1933), nadeelige saldi op den gewonen dienst hebben gehad van respectievelijk ƒ 45.5, 76, 55.8 en 57.8 millioen;
3°. het te verwachten tekort op den dienst 1935 rond ƒ 75 millioen zal bedragen.
en 4°. op de begrooting voor den dienst van het loopende jaar, 1936, vermoedelijk een zelfde tekort te verwachten is, als over het jaar 1935.
Bij elkander gevoegd, kan dus op grond van de berekening van den oud-thesaurier-generaal vast gesteld worden, dat behalve het geld, dat opgeteerd werd uit de reserve van het crisisfonds (zie onder 1") een 'bedrag van circa ƒ400 millioen in 6 jaren is ongedekt gebleven.
In 6 jaren dus aan tekorten op de Rijksbegrooting een bedrag van rond 400 millioen gulden.
Is dit tekort van ƒ400 millioen nu op zichzelf reeds zorgwekkend, de financieele toestand des Rijks zou bepaald benauwend worden, indien het geval zich voordeed, dat in de komende jaren de tekorten zich zouden voortzetten en dus het evenwicht in 's lands financiën op den duur niet verkregen werd.
Echter zoover is het nog niet.
Moet nu de toestand der Rijksfinanciën, zooals deze zich op het oogenblik voordoet, leiden tot een paniekstemming, gelijk velen die trachten te wekken ?
Daarvoor lijkt ons, ook al vragen de geldmiddelen van den Staat veel zorg, geen aanleiding te bestaan.
Voor verontrusting zou wel reden zijn, wanneer de Regeering niet haar uiterste krachten inspande om maatregelen te treffen tot saneering der Rijksfinanciën. En in die richting is de Regeering met vrucht werkzaam. Doch daaraan wijden zij, die, in wat het Kabinet-Colijn doet, nooit iets goeds zien, geen aandacht. Het staat eenmaal vast, dat, wat de Regeering doet of niet doet, verkeerd is.
Als een welgeslaagde poging der Regeering om de uitgaven van het Rijk naar beneden te brengen, moge verwezen worden naar de mededeelingen, welke de Minister van Financiën deed by de behandeling van het ontwerp van wet tot verlaging van de openbare uitgaven in de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 28 November van het vorig jaar.
Minister Oud zeide in die vergadering, na vooraf te hebben opgemerkt, dat de begrooting van 1932, wat de uitgaven betreft, een eindcijfer had van 588 millioen, bij welk cijfer nog gevoegd moest worden 92 millioen, die ten laste van het leeningfonds werden betaald, alzoo te zamen 680 millioen zonder crisisuitgaven :
Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat die crisisuitgaven op de begrooting voor het jaar 1936 voorkomen voor een bedrag van rond 115 millioen, dat zijn dus uitgaven voor de werkverschaffing en steunverleening, uitgaven voor verhooging van het spoorwegtekort, die ontzaglijk is geweest in de laatste jaren, uitgaven voor noodlijdende gemeenten, welke belangrijk gestegen zijn, uitgaven voor de zeescheepvaart, uitgaven voor Indië, dan komt men, alles bij elkaar genomen, op een bedrag van 115 millioen, wat, gevoegd bij de 680 millioen, een bedrag vormt van 795 millioen. Wanneer er dus niets gebeurd was, zou onze begrooting op dit oogenblik moeten vertoonen een bedrag aan uitgaven van 795 millioen. In werkelijkheid is het echter een bedrag van 711 millioen, hetgeen dus een verschil beteekent van 84 millioen, maar dan is daarbij nog niet in aanmerking genomen, dat ook los van de crisis er altijd een normaal accres zit in ons budget, waartegen geen Minister van Financiën iets kan doen, waartegen men ieder jaar moet vechten en dat zeker gesteld kan worden op 10 millioen. Dat beteekent dus over die vier jaren een bedrag van 40 millioen, zoodat ik op grond van deze berekening gerust kan zeggen, dat door de maatregelen, die genomen zijn, ten deele onder het voor-vorige Kabinet, n.l. onder het Kabinet-Ruys de Beerenbrouck, en onder de beide Kabinetten-Colijn, er een verbetering van de begrooting is bereikt van 124 millioen.
Alzoo een verbetering van de begrooting bereikt van niet minder dan 124 millioen gulden.
Wij zouden deze poging der Regeering om een gunstige verhouding te verkrijgen tusschen uitgaven en ontvangsten, met meerdere daden van voorzichtig financieel beleid van het Kabinet kunnen vermeerderen.
Wij zullen dit thans niet doen, wellicht komt daarvoor later de gelegenheid. Alleen willen wij nog dit opmerken, dat de moeiijkheid m het bezuinigen op de uitgaven hierin zit, dat een zeer groot deel der uitgaven voor rekening komt van de salarissen en de pensioenen, en dat niets moeilijker is dan op deze soort van uitgaven te besparen. Echter gaan de bemoeienissen van de Regeering toch ook in deze richting. Zoo werden de salarissen reeds gekort en zullen de pensioenen zoo aanstonds volgen.
Wanneer wij nu tenslotte onze conclusie trekken, dan is de conclusie deze, dat het Kabinet den weg bewandelt, ook wat de saneering der Rijksfinanciën betreft, die het bij zijn optreden had uitgestippeld.
Er is dan ook in geen enkel opzicht aanleiding voor het verwijt, dat men nu en dan hoort, als zou er niet naar de beginselen geregeerd worden, zooals deze aanvankelijk zijn toegezegd geworden.
Het Kabinet gaat rustig voort om, met Gods hulp, ook wat de financieele toestand aanbelangt, het schip van Staat in veilige haven te brengen.
Een goed voorbeeld
De A.V.R.O. en de V.A.R.A., de neutrale en de roode Radio-Vereenigingen, hebben Zondag 5 Juli feest gevierd. De A.V.R.O. kwam bijeen om te demonstreeren ter eere van het in gebruik nemen van de nieuwe studio; de V.A.R.A. was bijeen om te jubileeren over de terugkeer van den zomer.
Wanneer men de bladen mag gelooven, bracht eerstgenoemde Radio-Vereeniging 150.000 menschen en laatstgenoemde Radio-Vereen. 100.000 geestverwanten op de been.
Jammer, dat voor zulke samenkomsten de Zondag weer werd ontheiligd.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, die aanvankelijk bereid was bevonden om op Donderdag 2 Juli de Studio te Hilversum te openen, paste voor de eer, toen hij vernam, dat op Zondag 5 Juli demonstratieve betoogingen zouden plaats hébben.
De Volkskrant, het dagblad voor het Roomsch-Katholiek volk, heeft in haar Maandagnummer een afkeurend woord over de betoogingen èn te Hilversum èn te Amersfoort laten hooren. Het blad schrijft:
A.V.R.O. en V.A.R.A. hebben gisteren feest gevierd. De eerste juichte over het nieuwe huis, de tweede herdacht een jubilé. De eerste had rendez-vous gegeven te Hilversum, de tweede te Birkhoven. De eerste had — naar schatting — 150.000 menschen bijeengebracht, de tweede — eveneens naar raming — 100.000 man. Er kan wat af of wat bij, het zijn ontzaglijke getallen.
Maar juist omdat ze zoo ontzaglijk zijn, vraagt men zich af, of zoo iets op den Zondag door den beugel kan. Of Zondagsrust en Zondagsheiliging daaronder niet al te zeer moeten lijden. Gold het een ernstige conferentie, dan zouden geen 250.000 menschen voor de manifestatie te vinden zijn. Natuurlijk niet. En dan nog zou een verplaatsing op zoo groote schaal bedenking ontmoeten. Maar nu het een pretje betrof, kreeg men de honderdduizenden van huis.
Wij zijn, we erkennen het, ten aanzien van Zondagsheiliging en Zondagsrust iets minder steil dan de Calvinisten, maar met zulke getallen voor oogen kan men wat voelen voor het principiëele verzet der Christelijken. Hun onthouding is In ieder geval sympathieker dan de A.V.R.O.-en V.A.R.A.-volksverhuizing die de Zondag van gisteren te zien gaf.
Het Christelijk Sociaal Dagblad, dat van het artikel uit „De Volks-krant" melding maakt, spreekt over deze stem uit R.K. kring zijn waardeering uit.
Deze waardeering willen ook wij onderschrijven. Intusschen mogen wij het niet verhelen, dat de Zondag in ons land steeds meer het karakter van rustdag gaat verliezen.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, mr. De Wilde, gaf in zijn wegblijven uit Hilversum een uitnemend voorbeeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1936
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1936
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's