Uitverkoren Vreemdelingen
'Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, …de uitverkorenen…'1 Petrus 1 : 1, 2
Vreemdelingen
Zo spreekt de apostel Petrus hen aan: als vreemdelingen. En dat waren ze ook, deze christenen in Klein-Azië. Ze leefden midden in de wereld en namen hun plaats overal in die wereld in. Toch waren ze niet ván die wereld. Hun vaderland was elders. En vooral: ze leefden niet onder de heerschappij van de keizer, maar van hun Koning. Dat kwam, omdat Hij hen riep uit de dcod tot het leven. Een nieuw leven kregen ze: wedergeborenen. Dat is pas leven! En nu leven ze daar in Klein-Azië, her en der verstrooid, als een kleine minderheid in een heidense omgeving. Vreemdelingen. Vreemde mensen, rare mensen. Ja, zo worden ze bekeken door hun omgeving. Want ze passen niet in het geijkte patroon. Waaruit bleek dat?
Een andere wandel
Het 'andere' van de christenen, aan wie Petrus schrijft, kwam openbaar in hun levenswandel. De grote woorden van het Evangelie waren voor hun heidense omgeving niet verstaanbaar. Maar in hun daden, in hun wandel bleek het: ze leefden onder een andere Koning. En Petrus laat dat niet in het vage. Kwaadheid, geveinsdheid, nijd en roddel dienen te worden afgelegd. Onthouding, afstand houden van vleselijke begeerten: daartoe wordt opgeroepen. Ontucht, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen behoren tot het verleden (2 : 1, 11 – 4 : 3). Dat slaat op dingen, die geen nadere uitleg behoeven. Juist om deze dingen werden de christenen gezien als vreemdelingen. Ze deden niet meer mee aan wat iedereen 'normaal' vond.
Discriminatie
Het gevolg bleef niet uit. Wie geen kuddedier is, wordt al gauw een zondebok. De christenen in Petrus' dagen werden gelasterd. Er is sprake van sociale discriminatie. Vervolging van de kant van de overheid is er nog niet, althans niet op een georganiseerde manier. Maar er is wel laster. Buren, collega's, familieleden bekijken deze christenen als kwaaddoeners. En dan niet omdat ze zoveel slechte dingen doen, maar puur en alleen omdat ze christenen zijn (4 : 15, 16). Dat zijn ze dan ook. Ze heten niet alleen zo, maar ze zijn ook zo. Want ze zijn in Christus!
Onze situatie
Lezend in de Eerste Petrus-brief herkennen we met weinig woorden onze eigen situatie. De tijd dat de kerk een machtsinstituut was, ligt achter ons. De christelijke gemeente is in het openbare leven een marginaal gebeuren geworden. Vooral in de grote steden merken we dat. En bepaald niet alleen daar, ofwel? Natuurlijk, je bent vrij om christen te zijn. Als je daar nog wat in ziet, ga je gang. Alleen: val een ander er niet mee lastig. Het moet wel een privé zaak blijven. Zodra je christelijke overtuiging openbare gevolgen krijgt, wordt het moeilijk. Dan blijkt dat je een vreemdeling bent, een vreemde… Als 's zondagsmorgens de kerkklok (nog) geluid wordt, komen er boze telefoontjes uit de buurt. Een bestuur van een school of een ziekenhuis, dat christelijke principes probeert te handhaven in het beleid, komt in de knel: als ayatollah's worden ze bekeken. Wie zich verzet tegen euthanasie, krijgt het stempel 'onbarmhartig' opgedrukt. Ouders van een gehandicapt kind merken dat de publieke opinie zich tegen hen keert: dat kost de samenleving weer zo en zo veel…
Onze roeping
Het zou niet moeilijk zijn om de voorbeelden met tientallen te vermenigvuldigen.
Het is ook niet vreemd. We zijn immers vreemdelingen! En als er iets nodig is vandaag in de gemeente, dan is het dit wel. Werkelijk vreemdelingen zijn, leven in de vreemdelingschap: onder een andere Koning. Voor hinken op twee gedachten, voor slapheid en compromis-christendom is geen ruimte meer. Die ruimte was er natuurlijk nooit, maar we hebben het wellicht ooit gemeend… Welnu: de schijn van een derde weg wordt ons ontnomen door de situatie, waarin we leven. Of liever: God ontneemt ons die schijn. Er zijn maar twee wegen: voor of tegen! Dat is klemmend. En Petrus doet geen enkele poging om die klem te ontspannen. Het gaat om de eer van God. Om het heil van onze naaste. Om de vrede van ons hart. Niets minder dan dat is aan de orde in de roeping tot vreemdelingschap. Een zaak van héél ons hart en héél ons leven.
Arme mensen?
Misschien slaat u de schrik om het hart. Ben ik een echte en oprechte christen? Wat kom ik allemaal niet tekort… En als er zoveel vanaf hangt… Bovendien: hangt er om dit alles ook niet een waas van wetticisme? Wij moeten dit en wij moeten dat. Wel, laten we al onze vragen en bezwaren nog maar eens even terzijde leggen. Het is beter om te luisteren naar Petrus, de apostel. De gezondene door God. Hij heeft ons iets te vertellen namens zijn Zender. Een geheim. Hét geheim van het christenleven. Hoe spreekt Petrus de christenen, de vreemdelingen van zijn dagen aan? Als arme mensen? Ze moeten immers zoveel missen en ze hebben het toch zo moeilijk. Geen sprake van. Hij noemt ze: uitverkorenen! Geen uitstervend ras, maar mensen die het nieuwe leven van de wedergeboorte ontvingen. Geen meelijwekkende figuren, maar een goddelijke élite. Delen in de schatten van Gods verkiezende liefde.
De troost van de verkiezing
Uitverkorenen. Misschien schrikt u bij dat woord. Er zijn mensen die zeggen: praat me er niet van, de koude rillingen lopen over m'n rug bij dat woord. Best begrijpelijk, als u de ellende hebt meegemaakt van een verkeerd omgaan met het geheim van Gods verkiezende liefde. En toch. Ik zou er graag een pleidooi voor willen houden om de verkiezing niet weg te werpen. Werp liever uzelf op de verkiezing, op de verkiezende God. Petrus gebruikt de verkiezing niet vooraf. Niet vóór de roeping tot het heil en het geloof in de Heere Jezus. Hij spreekt er achteraf over. Als de grootste troost die denkbaar is.
Hij bedoelt er dit mee: u die voor het oog van de wereld hoort bij een veracht groepje, u die in uzelf niets anders dan arm en berooid bent, ú mag het weten: God draagt u van eeuwigheid en tot in eeuwigheid op Zijn hart. God zorgt voor u. Hij houdt Zijn gemeente in stand. En de volle maat van Zijn liefde en erbarmen is bestemd voor die aangevochten en aangevallen gemeente. Geloof maar niet dat de duivel God ooit één van de zijnen ontrukken zal. Daar zijn ze Hem veel te dierbaar voor. Kostbaar als Zijn oogappel, zo zuinig is Hij op ze…
Drievoudige vreugde
Vanuit de verkiezende liefde van God trekt Petrus drie lijnen voor de gemeente. Alle drie zijn ze vol van vreugde. De verkiezing is een zaak van de voorkennis van God. Hij kende ons al, voordat wij Hem kenden. En: Hij wist het van tevoren, Hij wist waaraan Hij begon. Zijn liefde is berekend op onze zonde. En Hij blijft trouw. Daarin mag ons hart zich bergen. De verkiezing is er ook in de heiligmaking des Geestes. Heiligmaking, het christelijke leven: dat is niet onze zaak, maar Gods zaak. Wij hoeven het niet te máken, maar God schenkt het met Zijn genade mee; het is erbij inbegrepen. De verkiezing is er tenslotte ook tot gehoorzaamheid en besprenging van het bloed van Christus. Termen, afkomstig uit de dienst van de verzoening. Onze verkiezing ligt vast in Hem! Volkómen vast. Duivel en zonde krijgen er geen speld tussen. Zo mogen we voort, als vreemdelingen. Maar niet zonder uitzicht. Het vaderland wacht. Daar is de vreemdelingschap vergeten. Halleluja!
L. Wüllschleger, 's Gravenhage
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1989
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1989
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's