De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

VEROUDERD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VEROUDERD

9 minuten leestijd

   Het is volstrekt geen nieuws, als wij de ontwrichting van het kerkelijk leven onzer dagen, in verband brengen met heel de ontwikkeling van het geestelijke (godsdienstige) en culturele leven der laatste eeuwen en met name van de negentiende eeuw. Veeleer is het haast afgezaagd te noemen. Hoevelen, theologen, wijsgeren, historici en anderen hebben daarover boeken volgeschreven.
   Schier algemeen is het oordeel, dat deze ontwikkeling onze saamleving heeft beroofd van zedelijke en geestelijke krachten, welke het leven van voorbij gegane geslachten hebben gedragen en geïnspireerd. Daaraan gaat een zeker verlangen gepaard om de verloren krachten te herwinnen en algemeen mag ook het gevoelen heten deze krachten te herwinnen door herleving van de religie, met name van de Christelijke religie. Ondanks de critische klanken, die soms konden worden vernomen over een bankroet van het Christendom, worden deze toch overstemd door andere stemmen, die aan een herleving in nieuwe vormen denken.
   Het ontbreekt dan ook niet aan tekenen, die er op wijzen, dat men in die richting zoekt naar de oplossing van de crisis der moderne cultuur, waardoor ons geslacht wordt getroffen. Daarbij treden enige merkwaardige verschijnselen op de voorgrond. Vooreerst is de stelling vrij algemeen, zelfs ook onder velen, die nochtans aanspraak maken op de naam orthodox, dat het Christendom der Reformatie, zeg van de zeventiende eeuw, verouderd zou zijn. Die stelling grijpt zelfs dieper in dan deze uitdrukkingswijze zou doen verwachten.
   Wij zijn althans van oordeel, dat men onderscheid behoort te maken tussen het Christendom van een zekere periode en de Christelijke religie. Christendom is een ruimer begrip. Het omvat meer. Het kan zelfs velschillende elementen bevatten, die vreemd zijn aan de eigenlijke Christelijke religie en dat is ook gewoonlijk het geval. Christendom nadert, wat zijn inhoud aangaat, meer tot Christelijke cultuur, stempelt in ieder geval het leven der gemeenschap.
   In die zin kan men dus toestemmen, dat het Christendom der 16e en 17e eeuw verouderd is. In menig opzicht droeg het leven van die tijd een ander karakter dan in andere perioden der geschiedenis en ook in onze dagen, omdat het door zovele factoren wordt bepaald, welke als zodanig nog niet uit de Christelijke religie opkomen. Wij denken aan wetenschap, handel en industrie, en zovele dingen meer, die voor het sociale leven van belang zijn.
   Dit sluit intussen niet uit, dat de Christelijke religie in zulk een saamleving centrale invloed kan uitoefenen en het cultuurleven als geheel kan doorzuren en inspireren.
   Gelet nu op de veranderingen, die met name in de laatste eeuw zijn ingetreden en de moderne cultuur bepalen, kan men zeggen, dat het Christendom van een vroegere periode is verouderd. Het is alles zo geheel anders geworden als in de dagen van de opkomst van ons nationale leven.
   Anderzijds is het echter ook zó, dat de Christelijke religie in onze tijd haar centrale invloed in het ganse volksleven zou kunnen doen gelden en als dat het geval ware, zou zij ook op de moderne cultuur haar stempel drukken.
   Helaas, zegt men dus meer, als men de stelling poneert, dat het Christendom van toen thans verouderd is, omdat de Christelijke religie niet meer haar centrale invloed op het cultuurleven uitoefent. Men kan immers niet van Christendom spreken zonder ook de Christelijke religie zelf daarin te betrekken. Christendom wordt tevens als een vorm van Christelijk religieus leven genomen. En als zodanig treft het oordeel der veroudering ook het Christelijk religieus leven in engere zin, n.l. als uiting van Christelijk geloofsleven. In dit opzicht treft het oordeel der'veroudering ook de Christelijke geloofsbelijdenis.
   Eén der oorzaken'van deze aangelegenheid en mogelijk wel de voornaamste kan stellig worden aangewezen in de invloed van een veldwinnend humanisme, dat zich niet verdroeg met de grondstellingen van het reformatorisch geloof.
   Het humanisme gaat uit van de mens. Het kan zich alleen uitleven in een wereld van de mens en het snijdt zich zelf de weg af, zodra het ernst maakt met het geloof, dat God de almachtige Schepper van hemel en aarde is, zonder Wiens wil het schepsel zich noch roeren noch bewegen kan.
   Vandaar zien wij reeds in de dagen der Reformatie een conflict rijzen tussen de gereformeerde religie en de onder haar vleugelen opkomende moderne wijsbegeerte en wetenschap. De tekenen van innerlijke tegenstrijdigheden, welke an een crisis zouden uitbreken, begonnen zich in verschillende verschijnselen te openbaren.

   Een der meest treffende daaronder is de verdeling van hemel en aarde tussen God en de mens. Tegenover het Theïsme des Bijbels werd in Libertijnse, kringen de leer aangehangen, dat God zich niet met alle aardse dingen bemoeit. Hij zon zich alleen bezig houden met de geestelijke en eeuwige dingen. Zo werd een scheur getrokken tussen een rijk van de mens en een gebied, dat aan God werd overgelaten. Voor de aardse aangelegenheden werd God als op non-actief gesteld.
   Daarin openbaart zich een revolutionair beginsel, dat zijn goddeloze aard bij de voortgang van de moderne cultuurontwikkeling op alle gebied zou vertonen.
   Hoewel de gevolgen van deze stelling eerst door enkele generaties heen aanmerkelijke afmetingen gingen aannemen, kan het toch duidelijk zijn, dat zij zich in twee richtingen zouden bewegen. Naarmate zij aanhang verwierf en aanpassing vond in een deïstische theologie en moraalphilosophie betekende dit vervreemding van het reformatorisch geloof. Het leven ener tedere vroomheid trok zich meer en meer terug. De Christelijke religie werd een religie van het gezelschap en van de binnenkamer, terwijl het volksbewustzijn in het algemeen zich tevreden stelde met een dogmatisme, dat de schijn van een Christelijke cultuur nog lange tijd in ere hield, maar in wezen steeds verder verwijderd raakte van de levende Bron des geloofs.
   De libertijnse geest aan de andere kant zou allengs ook de schijn der Christelijke religie afwerpen, en zich trachten te voeden aan zijn eigen vernuft, op gevaar af van zich over te geven aan een bedriegelijk naturalisme en aan een heidense zelfvergoding, welke hem op het hoogtepunt van zijn macht zouden overvallen met de ontstellende openbaring van zijn ijdelheid.
  
   Intussen verstaat die moderne mens niets meer van de innerlijkheid van het Christelijk geloofsleven. Het innige Christendom is naar zijn oordeel iets voor een geslacht, dat te laat geboren is, hetwelk door de mannen van de moderne verlichting wordt veracht als verouderd en ongeschikt voor de moderne cultuurmens.
   En als hij dan toch een nieuw Christendom zoekt of verwacht, blijkt het, dat hij een geloof zou wensen, dat zich bij hem aanpast, zonder bepaalde leerstukken, waarin hij zich als modern mens niet kan vinden.
   Zulke mensen lezen de Bijbel en de belijdenis (als zij daaraan toekomen) naar hun eigen opvatting en oordeel. Hoe zou het anders na een eeuw van Schriftcritiek, welke veelal noch van het Christelijk geloof naar de levende werking des Geestes, noch van de openbaring in Bijbelse zin bleek gevoel of verstand te hebben.
   Wij denken ook aan het dwaze argument, dat de Bijbel uit een oud en verouderd wereldbeeld zou spreken, zodat men toch van de moderne mens niet kan vergen zoiets te kunnen nemen.
   Voor prof. Brunner is dat blijkbaar één van zijn argumenten, waaraan hij veel betekenis hecht, bijna zo zwaarwichtig als de leer van een „verbale inspiratie". Doch ook in ons land zijn theologen, die gretig het argument van het verouderd wereldbeeld overnemen, alsof het waarlijk de betekenis had, die zij er aan hechten.
   Wij vragen : Wat weten die critici in het algemeen van het moderne wereldbeeld ? En die aanpassingsmensen, wat weten zij er van? Als men het moderne wetenschappelijke wereldbeeld als een sta in de weg voor het Bijbels geloof wil beschouwen, geve men zich er eerst eens rekenschap van, dat alleen een betrekkelijk kleine groep van vakgeleerden over een modern wereldbeeld kunnen praten.
   En dat niet alleen, maar hij bedenke ook, dat deze mannen in het alledaagse leven zich bewegen in het beeld van de wereld, zoals die zich aan ons allen voordoet, en zo drukken zij zich ook uit. Dit gewone alledaagse wereldbeeld is uit de aard der zaak uitgangspunt geweest voor de verklaring er van.  
   Hoezeer het wetenschappelijk beeld met name in de moderne tijd aan verandering onderhevig is, blijft dat alledaagse beeld in alle tijden gelijk en spreken wij rustig in de termen van het z.g. verouderde wereldbeeld. Wij zeggen, dat de zon opgaat en ondergaat, de Fransman zegt, dat de zon zich te slapen legt, wij zeggen, dat de hemel boven is enz. Daarin spelen ook psychologische factoren een rol. Het moeilijke en zware drukt naar beneden, het vreugdevolle en schone, het geestelijke en goddelijke wordt vertolkt door het verhevene, bovenaardse etc.
   Even weinig als een modern bewustzijn daarin wegens het „verouderde" wereldbeeld wordt gestoord is dit het geval met het geloof, omdat dit met een verouderd wetenschappelijk wereldbeeld niets te maken heeft.
   Het is dan ook wel heel schraal, als men ten aanzien van het verouderd wereldbeeld wijst op de uitdrukking, in de tien geboden : ,,de wateren onder de aarde", alsof daarop de zin van het gebod tegen alle afgoderij gebroken werd.
   De ingetreden vervreemding van het Christelijk geloof heeft de moderne mens beroofd van de voorwaarden om dat, zij het dan ook verstandelijk, te benaderen uit de traditionele confessie en de theologische geschriften. Gevoelsindrukken en verstandelijke conclusies stellen zich in de weg en schijnen de critiek der veroudering te rechtvaardigen, welke vraagt om een modern aangepaste vorm.
   Er is echter geen vorm zonder inhoud en de pogingen tot „vernieuwing" kunnen duidelijk aantonen, dat ook de inhoud er mede gemoeid is. Er zijn voorbeelden te noemen, die bewijzen, dat zulk een vernieuwing niet alleen de spontane inspiratie van het leven des Geestes mist, maar een makelij biedt uit verschillende culturele sferen, waarin de Christelijke religie in verschillende mate haar invloed heeft laten gelden : Roomse, Protestantse en humanistische „gedachten" — om het zo uit te drukken, gaan dooreen. Zulke pogingen zijn veeleer gericht op de hernieuwing van een cultuurleven, met meer of minder recht Christelijk te noemen, dan op hernieuwing, reformatie van het Christelijk religieuse leven.
   Wellicht schuilt achter deze begeerte ook een zucht naar heil en geluk in de beangstigende spanningen van de huidige wereld. De behoefte aan de enige troost in leven en sterven maakt zich mogelijk ook daarin enigszins openbaar. Doch, als men het Evangelie der zaligheid benadert met een vooringenomenheid tegen zijn meest fundamentele waarheden, als de zondeval en de onbekwaamheid van de mens tot enig goed, de toorn Gods tegen de zónde, de noodzakelijkheid der wedergeboorte, de heilsfeiten, de Godheid van Christus, è.d., dan is het Evangelie geen Evangelie meer.

   Daarentegen zal ook de moderne mens, die door Woord en Geest tot de uitnemende kennis van de Christus wordt gebracht en de troost van de eerste Zondag van de catechismis door een levend geloof leert kennen, ontdekken, dat de belijdenis der vaderen niet verouderd is, omdat de Christus der Schriften gisteren en heden Dezelfde is tot in eeu­wigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VEROUDERD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's