„EEN VERBLIJDEND GELUID"
Ds. F. J. Pop reageert in „Tegemoet" (Maandblad voor het Apostolaat) van Aug. j.l. op een artikel van ds. L. V(roegindeweij) in het „Gereformeerd Weekblad" van 28 Juli, waarin enige beschouwingen naar aanleiding van een vergadering der Synode, welke ds. V. voor een deel heeft medegemaakt.
Dit artikel ontlokt aan ds. Pop de ontboezeming „Een verblijdend geluid". Het gaat voornamelijk over het jeugdprobleem. Het verblijdende voor ds. Pop is n.l, dat hier een man is, „die wel ronduit verklaart, welke bezwaren hij tegen de moderne aanpak van het evangelisatorische jeugdwerk heeft, maar daaraan vooraf Iaat gaan, dat het probleem niet wordt opgelost, als men aan zijn bezwaren tegen een aantal experimenten heeft lucht gegeven".
„Het verblijdt mij" — zo vervolgt hij —• „een dergelijk geluid uit de kring van de Gereformeerde Bond te vernemen. Ik beken, dat ik wel eens geïrriteerd ben door de stroom van critiek, die uit die hoek van ons kerkelijk leven loskwam".
Wij verblijden ons wederkerig over dit getuigenis van ds. Pop. Wij konden zo nu en dan wel eens gewaar worden, dat men aan die andere kant wat haastig geprikkeld was, als de gereformeerde overtuiging aan het woord kwam en wij onderstellen niet, dat de blijdschap van ds. Pop het geïrriteerd zijn aan die andere kant plotseling bij allen heeft weggenomen.
Ds. Pop rechtvaardigt zijn geprikkelde houding door de critiek van de zijde van de Gereformeerde Bond „onaanvaardbaar" te noemen — en dat niet om de ongegrondheid daarvan, niet wegens ondeugdelijke argumenten, maar „omdat men op geen enkele manier blijk gaf, ook maar enig inzicht te hebben in de enorme verwijdering van de onkerkelijke jongeren van 't Evangelie en Christus' kerk".
Ziedaar de ongevraagde van ds. Pop. verantwoording
Wij zijn ds. V. dankbaar, dat hij ds. Pop zulk een blijk heeft gegeven, zodat hij mogelijk ook de argumenten, welke aan de critiek uit onze hoek ten grondslag liggen, zal willen in aanmerking nemen.
Dan is de weg althans geopend om met elkander te praten.
„Wij achten alle anderen in de kerk uitnemender dan wij zijii, omdat we zoveel goede dingen bij hen opmerken, doch hun evangelie achten wij niet uitnemender" •— zo schreef ds. V.
Het is vooral deze zinsnede, die ds. Pop dankbaar heeft gestemd." En wederom voegt hij er een bekentenis aan toe-: „Wij hadden deze ootmoed bij de ander niet meer aanwezig geacht".
Het is heel menselijk, dat het je goed doet, als een ander, vooral als je dat in het geheel niet verwacht, goede dingen bij je opmerkt. En op dat goede te roemen, is ook heel menselijk. Maar, als het nu zo mag zijn, dat in de hoek van ds. Pop „met te groter ernst" — zoals hij zelf schrijft - de woorden beluisterd worden: „doch hun evangelie achten wij niet uitnemender", zou dit er toe kunnen bijdragen, dat men in breder kring tot het inzicht mocht komen, dat de zuiverhouding van de prediking des Evangelies eerste voorwaarde is voor het leven der Kerk en voor een vruchtbare arbeid onder degenen, die buiten zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's