Al zo lief had God de wereld
Want al zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe'. Er is nauwelijks een woord in de Schrift dat meer bekend is dan dit.
Altijd weer echter komt dit woord onweerstaanbaar op me af wanneer ik vertoef in het Noord-Afrikaanse land, waar men belijdt dat Allah God is en Mohammed zijn profeet; in het land, waar God wordt aangebeden buiten Christus en waar in plaats van 'een iegelijk die in Hem gelooft' geldt: vrijwel niemand die in Hem gelooft. Ik schrijf 'vrijwel' niemand, omdat wordt geschat, dat in Tunesië ongeveer 4000 mensen nochtans op enigerlei wijze met het Evangelie zijn bereikt, hetzij door het werk van de twee evangelisten, die in het noordelijk deel van het land werken, hetzij door radio-uitzendingen van Trans World Radio. Vragen rijzen. Waarom wordt dit deel van de wereld niet echt (meer) bereikt door het Evangelie, terwijl Carthago ooit een centrum van christelijk geloof was?
Beleving
Liever dan verder in te gaan op deze vragen, waarop een mens stuk breekt, wanneer hij de consequenties ervan doordenkt, dat miljoenen mensen in deze wereld leven, die niet meer of nog niet bereikt worden met het Evangelie, richt ik me op de tekst uit Joh. 3 : 16 zelf. Hoe functioneert deze tekst in de beleving onder ons, die door en door vertrouwd zijn met het Evangelie?
Christus zegt meer in het betreffende Schriftgedeelte. 'Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.' Het oordeel is echter, dat het licht in de wereld is gekomen maar dat de mensen de duisternis liever hebben gehad dan het licht. Ze komen met hun boze werken liever niet in het licht (vs. 19). De wereld moet echter wel weten van het licht, dat in Christus in deze wereld is doorgebroken. Zijn verzoeningswerk reikt wereldwijd. Het door Hem verworven heil moest naar alle volkeren. Jezus Zelf worstelde om Jeruzalem: Jeruzalem, Jeruzalem… hoe menigmaal heb Ik u bijeen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens, maar gij hebt niet gewild. Zo ook smeekte Paulus hartstochtelijk, door de liefde van Christus gedrongen: 'wij bidden u van Christuswege: laat u met God verzoenen'.
Of daarmee altijd wel voldoende zendingspassie is gegeven in de christelijke gemeente is de vraag. De oogst, die nog uitstaat vanwege het heilswerk van Christus, is groot, maar de arbeiders zijn altijd te weinig, als we zien hoevelen in de wereld, ook heel dichtbij, buiten het bereik van het Evangelie leven.
We zouden zelf het Evangelie nooit hebben ontvangen als niet apostelen – met Paulus als een ontijdig geborene – door de liefde van Christus voor de wereld gedrongen waren geweest om uit te gaan.
Beperkt
In de beleving van velen is dunkt me de reikwijdte van Joh. 3 : 16 beperkter dan het Schriftwoord zelf aangeeft. Dat heeft hier en daar zelfs een plek gekregen in de dogmatische benadering van dit woord. Wereld is soms veranderd in 'wereld der uitverkorenen.'
Dat staat nergens in Johannes 3. Wel staat dit hoofdstuk in het kader van het gesprek, dat Jezus met Nicodemus had over de wedergeboorte. 'Voorwaar, voorwaar zeg ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien'.
Hoe het in de wedergeboorte toegaat zegt Jezus niet. Wel zegt Hij, dat de wind (van de Geest) blaast, waarheen hij wil, 'en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt, en waar hij heen gaat'. Zo is het met een uit de Geest geboren mens. Hij weet niet hóé, nochtans wéét hij het (vs. 8). Zo belijden het de Dordtse Leerregels: 'De wijze van werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomen begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven en hun Zaligmaker liefhebben' (III, XIII).
Het enige, waarop Christus in Johannes 3 verder gaat, is het geloof. Zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moest de Zoon des mensen verhoogd worden. Wie op de slang zag, was genezen. Wie op de op het Kruis verhoogde Christus ziet, ontvangt genezing. 'Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe' (vs. 15). Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft is al veroordeeld (vs. 18).
Wanneer Johannes de Doper in hetzelfde hoofdstuk van Christus getuigt, zegt hij: 'Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toom van God blijft op hem'. Het komt aan op Christusprediking en het daardoor gewekte geloof.
Van algemene verzoening kan geen sprake zijn. God heeft de wereld lief maar dat vraagt om antwoord in geloof. Wanneer Christus wordt gepredikt, met de onvoorwaardelijke aanbieding van het heil, dat in Hem is gelegen, zal Hijzelf zorgen voor de oogst. Wie tot geloof komt is en weet zich uitverkoren in Hem (Ef. 1 : 4). Wie niet tot geloof komt is niet te verontschuldigen.
Versmald
Wordt dit altijd zo beleefd? In de gemeente zelf vragen velen zich af of de liefde van Christus ook hen geldt. Alsof het Woord ook maar enige ruimte laat voor die vraag. Wel worstelen in de Schrift godvrezenden, gelovigen met de Godservaring. Er kan sprake zijn van Godsgemis; van het besef, dat God verre is. Maar Gods liefde voor een wereld, verloren in schuld wordt in alle toonaarden betuigd. De vraag wordt juist van de andere zijde gesteld: laat u verzoenen.
Hoe komt het toch, dat die twijfelvraag zo sterk is gerezen in gemeenten van gereformeerde signatuur? Hoe komt het toch, dat die twijfelvraag soms ook wordt gevoed, in het ene deel sterker dan in het andere, maar toch…? Meteen zekere regelmaat kunnen we lezen van bijeenkomsten, waar sprekers zich lijken uit te putten om het heil, dat in Christus is, te beperken. Zo nam ik in gedachten enkele verhalen mee over bijeenkomsten in de Gereformeerde Gezindte, waarin met zoveel woorden het heil werd afgesnoerd en de liefde van Christus werd ingeperkt. Ook nam ik mee gesprekken van de laatste tijd, waaruit me bleek hoe jongeren door de liefde van Christus waren geraakt, terwijl er geen gehoor voor was; of beter nog, terwijl aan de echtheid van het ontluikende geloof werd getwijfeld.
De wereld is in nood. Velen leven buiten de kennis van het Woord en daarin van het vleesgeworden Woord. Velen echter, die in de lichtkring van het heil verkeren, zijn niet minder in geestelijke nood, omdat de liefde van Christus hen niet raakt.
Mag – om een voorbeeld te noemen – aan kinderen niet worden gezegd, dat Christus hen liefheeft? Wat doet de Heiland anders wanneer Hij zegt 'Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet?' Wanneer Zijn liefde de wereld geldt, geldt ze dan niet de kinderen? Te vrezen is, dat wanneer zo expliciet wordt gesteld, dat men kinderen niet rechtstreeks op de liefde van Christus mag aanspreken, al vroeg de gedachte wordt gevoed, dat de liefde van Christus voor hen niet geldt.
Daaronder kunnen mensen een levenlang gebukt gaan. Soms leest men ook levensverhalen van mensen, die het christelijk geloof achter zich hebben gelaten omdat ze alleen bij de 'onmogelijkheid' zijn opgevoed, terwijl ze de gevolgen daarvan nochtans innerlijk blijven meedragen. Wat in de kinderjaren wordt gezaaid is niet zelden beslissend voor het hele leven.
Het komt voor dat predikanten er hun verdriet over uitspreken wanneer er naar hun oordeel te veel mensen tot het avondmaal toetreden. Soms wordt de uitnodiging voor nog een volgende tafel gestaakt wanneer de laatste tafel al vol was. Soms worden jongeren, die toetraden, bezocht om hen af te manen voortaan deel te nemen.
Mag er niet juist blijdschap zijn wanneer men ook de jongere generatie deel ziet krijgen aan de liefde van Christus?
Torso
De vraag met betrekking tot de aanbieding van het heil, zeg ook de reikwijdte van de liefde van Christus, is in de gereformeerde traditie een torso. Met het gevolg, dat er soms vrees is dat er te veel mensen tot geloof komen.
Het gaat uiteraard om een waar geloof, in de weg van de bekering. Maar over het innerlijk oordeelt de kerk niet. Wordt echter nochtans niet impliciet over het innerlijk geoordeeld wanneer wordt verondersteld, dat slechts weinigen het geloof deelachtig (kunnen) zijn? Dan kunnen ook in de prediking of in het pastoraat verhinderingen worden opgeworpen voor de opbloei van het geloof. Er kan hier sprake zijn van een gemeenschappelijke opvatting, waar men ook in het ambt niet boven uit komt.
Ik moet denken aan waf de intussen overleden messiasbelijdende jodin Rebecca van Graaf-de Gelder vertelde. Haar werd op bepaalde bijeenkomsten soms gevraagd hoe dat kon wat Paulus zegt in Rom. 11 : 26: 'En alzo zal gans Israël zalig worden'. Zou u er bezwaar tegen hebben? vroeg ze dan.
Alzo lief heeft God de wereld gehad, opdat een ieder die in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe. Kan men er bezwaar tegen hebben?
Bezinning
Ik schrijf deze dingen, terwijl ik, als gezegd, vertoef in een land, waarin het Woord schaars is en het aantal gelovigen dun.
Dan komen de twijfelvragen, zoals die in de gemeente leven, extra op me af. Ik worstel met de tekst 'Alzo lief heeft God de wereld gehad'. Hier is niet één profeet tot troost gebleven en geen sterveling weet hoe lang dit duren zal (Ps. 74).
'Heere hoe lang nog?' Zou de visie die men op wereldzending heeft niet mede samenhangen met het zicht dat men op de gemeente heeft in het licht van de liefde van Christus?
Nochtans namelijk zijn er mensen, die ook voor dit deel van de wereld hoop blijven putten uit de liefde van Christus voor de wereld. Ik kreeg een lijvig boek in handen van Robin Daniel, getiteld 'This holy seed' (dit heilige zaad), met als ondertitel (vertaald): 'geloof, hoop en liefde in de vroege kerken van Noord-Afrika'. Op de titelpagina staan twee Schriftwoorden. 'Want voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is erverwachting, dat hij zich nog zal veranderen, en zijn scheut niet zal ophouden'. (Job. 14 : 7). En Jes. 6 : 13: '…maar gelijk de eik, en gelijk de haageik, in dewelke na de afwerping der bladeren nog steunsel is, alzo zal het heilige zaad en het steunsel daarvan zijn'. Daarbij was een woord van Augustinus gevoegd: 'En het geloof, zonder vrees geproclameerd, heeft oogst opgeleverd door de hele wereld en dat te meer wanneer het bloed van de martelaren het zaad was, dat zij zaaiden'.
Het boek geeft getuigenis daarom van hoop op herleving, wederopstanding zelfs van het geloof daar, waar in het verleden God ongekende krachten heeft gedaan. Het zaad zal weer opkomen!
Al zo lief had God de wereld. Wie is gerechtigd iemand bij voorbaat van het bereik van die liefde uit te sluiten? En wie heeft een vrijbrief voor ongeloof wanneer de liefde van Christus wordt betuigd?
Zou echter bewogenheid om een wereld in duisternis niet mede bepaald worden door de mate waarin men zelf de liefde van Christus heeft gesmaakt?
P.S.
Het bovenstaande was geschreven, toen ik, als gewoonlijk, de dienst bijwoonde van evangelist Peter Dobson, met in totaal veertig belangstellenden. De eerste Schriftlezing was Joh. 3 : 14-16: 'En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft… Want al zo lief heeft God de wereld gehad…' Wat in het hart was, werd van de daken gepredikt.
Gezongen werd een Engelse hymn, waarin met zoveel woorden werd gezegd, dat wie wederomgeboren is, vergeving van zonden heeft.
Wie echter – zo vervolgt het lied – door Gods vrije genade het geloof heeft onvangen, zal in de Naam van Christus, in de vrijheid van het geloof staande, niets liever willen dan dat ook anderen weten, dat Hij leeft en tot geloof in Hem komen.
v. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's