Globaal bekeken
In Woord en Dienst, orgaan voor de hervormde ambtsdragers, schreef Henny van Ginkel-lnkenhaag, lid van de Raad voor de Herderlijke Zorg van de Ned. Herv. Kerk, over 'geschokt vertrouwen', dit naar aanleiding van situaties, die op kunnen treden wanneer mensen kwetsbaar zijn rondom het overlijden van een lid van het gezin en (bijv.) begrafenisondernemers daar misbruik van maken. Hier volgen twee passages.
• 'Het is zo veel beter voor u!
Een echtpaar geeft in het volgende verhaal precies aan wat ik bedoel. Daarom volgt hier hun verhaal: "Toen onze dochter plotseling was overleden, besloten we haar thuis op te baren tot aan de begrafenis. Ons huis leende zich er voor en het was winter. Familieleden regelden dit met de begrafenisondernemer. Het gaf ons een rustig en veilig gevoel, dat dit geregeld was: onze dochter zou thuis blijven tot haar laatste reis.
's Avonds stopte er echter een grote zwarte auto voor de deur Er werd aangebeld en iemand zei tegen ons: "Wij komen uw dochter halen. Dat is veel beter voor alles. Ze gaat naar het uitvaartcentrum. U mag daar net zo veel komen, als u wilt. Er zal wel veel bezoek komen om met u mee te leven. Dan heeft u wat meer ruimte". Het overviel ons totaal; we waren met stomheid geslagen. We waren er eigenlijk niet bij, geestelijk. We konden er ook niet over nadenken: de tijd werd ons niet gegeven.
Achteraf hebben we het gevoel: hier is zonder ons voor ons beslist. Waarom het voor ons zo beter was, hebben we nooit begrepen. Wel waarom het voor de begrafenisondernemer beter was: een lege rouwkamer brengt geen geld op. Maar dat begrepen we pas later".'
• 'Zakelijkheid
Op een wat ander vlak ligt het commerciële dat ook speelt rond dit soort dingen. In bepaalde opzichten zal het onvermijdelijk zijn. Een begrafenisverzorger moet echter wel weten, dat er door het speciale van zijn beroep, waarop men zich immers graag laat voorstaan, wel grenzen zijn. Een deelneemster aan een van de kringen heeft de volgende ervaring. Haar man werkt als verpleger op een ambulance. Met de jaarwisseling krijgen ze van de eigenaar van een uitvaartcentrum een prachtig pakket met versnaperingen aangeboden.
Waarom? Omdat bij ongevallen met dodelijke afloop de overledene steeds naar het betreffende centrum werd gebracht. Kennelijk een poging om aan klantenbinding te doen! De familie bedankt voor het geschenk, want men wil dit absoluut niet, maar verbaast zich wel, dat zo iets gebeurt. Maar het verhaal gaat nog verder. Enkele jaren later sterft er een kind in dit gezin. Men wil gebruik maken van hetzelfde uitvaartcentrum. Wat krijgen ze te horen? Het kan gratis, want "meneer doet ook zo veel voor ons". Voor wat, hoort wat, nietwaar? Het echtpaar piekert er niet over van dit aanbod gebruik te maken. Ze vinden dit geen zaken waar je zo mee om kunt gaan. "Wat zouden ze wel denken", vraagt de vrouw zich af. "Net of ze denken, dat ze je er mee zullen troosten, terwijl het juist averechts werkt. In zo'n situatie wil je zo iets niet. Het gaat om je kind, daar wil je iets voor doen, voor zover dat kan tenminste. Wat het kost, daar vraag je niet naar".'
***
Ervaringen, die mensen onder hypnose hebben, kunnen afkomstig zijn van Godvijandige machten, aldus ds. P. J. van Kampen in Opbouw (Nederlands Gereformeerd). Hij reageert scherp kritisch op publicaties, waarin gewaagd wordt van mensen, die onder hypnose hun 'vorige leven' herkennen. Hier volgt zo'n (verwerpelijk) relaas van Emmy van Overeem in Elseviers Magazine, opgetekend in contact met een hypnotiseur.
'Mijn eerste ontdekking was dat je in trance volkomen helder blijft. Geen geluid ontgaat je. Omdat de beelden in je geest en je antwoorden op de vragen die door de hypnotiseur gesteld worden, zo gemakkelijk naar boven komen, alsof je je werkelijk bevindt in het leven waar je naar toe bent gestuurd, lijkt het alsof je niet in trance bent. Op de band staat de eerste keren dan ook regelmatig: "... ik ben niet onder hypnose... ik geloof er niets van... dat kan toch niet".
Of het waarheid was wat ik zag, of het werkelijkheid was: ik zal er mijn hand niet voor in het vuur steken en ik kan het niet wetenschappelijk bewijzen. Ik schrijf hier alleen op wat ik in mijn zes ''reizen'' naar vorige en toekomstige levens als het ware met zintuigen innerlijk zag, hoorde en onderging. In kleur en beweging trok ik door diverse existenties heen.'
***
'Dominee in de politiek', dat was de titel van een boekje uitgegeven ter gelegenheid van het afscheid van ds. H. G. Abma van de Tweede Kamer. Zo'n boekje zal, althans wat de Hervormde Kerk betreft, niet meer kunnen verschijnen. In de hervormde kerkorde van 1951 was weliswaar 'de onverenigbaarheid van het predikantschap met staatsrechtelijke functies' gehandhaafd, maar ds. Abma verkreeg destijds, na wat schermutselingen, als ik me goed herinner, toch de status van emeritus-predikant.
Hij mocht als dominee in de politiek. Welnu, op de tafel van de hervormde synode lag vorige week een voorstel om de paragraaf van deze 'onverenigbaarheid' te schrappen. Hier volgt de toelichting.
'De argumenten pro en contra de onverenigbaarheid lijken sinds het einde van de vorige eeuw wel vast te liggen:
In de loop der tijd zijn - globaal weergegeven - twee argumenten gehanteerd tegen het aanvaarden van staatsrechtelijke (politieke) functies door predikanten, nl.
1. het tijdsargument: het politieke (neven-)werk zou zoveel tijd kunnen gaan kosten, dat het eigenlijke werk (het pastoraat) in het gedrang komt;
2. een theologisch argument: het ambt van predikant leent zich niet tot enigerlei verbinding met andere beroepen en ambten; de combinatie van pastorale arbeid met politieke aktiviteiten wordt ongewenst geacht
De argumenten pro blijken - in hoofdlijnen - ook steeds dezelfde te zijn, t.w.
1. een verbod wordt in strijd geacht met het (protestantse) beginsel der vrijheid; de predikant moet in principe in dezen zelf kunnen beslissen;
2. de roeping om hetgeen de Kerk belijdt ook in de politiek gestalte te geven.
Inmiddels zijn de omstandigheden enigszins gewijzigd.
Het tijdsargument is van minder belang geworden. De discussie aan het eind van de vorige eeuw en aan het begin van deze eeuw concentreerde zich op het al dan niet kunnen aanvaarden van het - politiek zeer gevoelige - lidmaatschap van de Tweede Kamer. De discussie is achterhaald: doordat het lidmaatschap van de Tweede Kamer een volledige baan geworden is zal een predikant, die het lidmaatschap van de Tvveede Kamer aanvaardt, zich zeker genoodzaakt zien ontheffing uit het ambt te vragen. Anders ligt het ten aanzien van een eventueel lidmaatschap van Provinciale Staten, een gemeenteraad, een ander op grond van de wet ingesteld openbaar lichaam dan wel een op basis van art. 64 e.v. van de Provinciewet of art. 61 e.v. van de Gemeentewet ingestelde commissie.
Voorts is van belang dat steeds meer predikanten slechts part-time als predikant werkzaam zijn, zodat zij in beginsel voldoende tijd hebben om een (politieke) nevenfunctie te aanvaarden.
Tenslotte kan erop gewezen worden dat - al is daarbij dan weliswaar geen sprake van het bekleden van een staatsrechtelijke functie - veel predikanten ook nu zich volledig vrij gevoelen hun politieke overtuiging openlijk uit te spreken; zo bekleden verschillende predikanten bestuursfuncties bij politieke partijen. Bij de vraag of het voor predikanten al dan niet mogelijk gemaakt moet worden staatsrechtelijke functies te bekleden gaat het in wezen om de discussie of de vrijheid van de predikant als dienaar des Woords wel beperkt mag worden door het aangaan van bindingen die staatsrechtelijke functies kunnen meebrengen.
In 1983 heeft het toenmalige synodelid, ds. A. Polhuis, een voorstel tot wijziging/schrapping van ordinantie 13-32 ingediend. Een naar aanleiding daarvan ingestelde Hervormd-Gereformeerde commissie met als opdracht na te gaan of het bepaalde in ordinantie 13-32 wijziging zou behoeven kwam - op grond van de hiervoor vermelde ovenvegingen - tot de conclusie dat er reden is tot opheffing van de onverenigbaarheid van het predikantschap metstaatsrechtelijke functies.'
Het pakte echter anders uit. Met 27 tegen 22 stemmen wees de synode het voorstel af. Het werd als een 'overwinning van rechts' beschouwd.
Ds. H. G. Abma heeft stof tot na-denken. De S.G.P., een partij die nogal graag weleenwaarden op de candidatenlijst heeft, heeft reden tot doordenken. Zouden trouwens - van de synode - tijdredenen voor politieke partijen nog wèl mogen?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's