De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een dienaar is niet meer dan zijn Meester

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een dienaar is niet meer dan zijn Meester

14 minuten leestijd

Dat was wel even schrikken! Denken predikanten er wel eens over na om iets heel anders te doen? Zijn ze predikant voor even óf voor het leven? Van de 225 vragenlijsten door Michsjol uitgestuurd kwamen er 110 terug. En tweederde, dus 73 van de 110, denkt er wel eens over na om wat anders te gaan doen, bijv. in het bedrijfsleven. Waarom? Waarom willen dienaren van Christus ander werk doen? Omdat de arbeidsperspectieven buiten de kerk beter zijn, anderen willen zich verder ontwikkelen, weer anderen ervaren het predikantschap voor het leven als te zwaar, te heftig of te weinig uitdagend. Gelukkig kwam uit het onderzoek van de Open Universiteit van Maastricht een ander beeld naar voren, meer positief. Maar toch de toon is gezet. De kerk is geroepen na te denken over het ambt van dienaar van het Woord en over hen die het ambt dragen. In de vorige nummers van ons blad hebben drie predikanten die in hervormd gereformeerde gemeenten werk(t)en hun ervaringen verwoord, na het inleidend artikel van de teur. Nu een (voorlopig) afrondend artikel.

Druk
De druk op predikanten is groot. Iedere week zijn ze weer opnieuw geroepen om voor te gaan in de dienst, in hervormd gereformeerde gemeenten, vaak twee keer. Iedere week weer betekent dat één of twee preken voorbereiden. Tijdens een tweetal conferenties over de prediking bleek ook dat predikanten onder ons daarmee worstelen. Vooral wanneer je er ernstig werk van maakt om de Schrift te bestuderen is de last zwaar. Een preek maak je niet, een preek wordt geboren. En zo'n proces heeft een zekere rust en een tijd van bezinning nodig. En wanneer je bovendien er op geconcentreerd bent om de vertaalslag te maken naar de gemeente die God aan je zorgen toevertrouwde, dan kost je dat energie en kracht. Voor iedere preek heb je opnieuw inspiratie nodig.
Daarbij komt een intensivering van het pastoraat. De problemen van onze tijd gaan onze gemeenten niet voorbij en predikanten hebben er intens mee te maken. Naast het gewone pastoraat neemt het crisispastoraat een groot deel van de tijd van predikanten in beslag. Daarnaast vraagt de catechese zorg en tijd. Jongeren van de gemeente gaan we zorgvuldig voor in de dienst van de Heere, in de kennis van de Schrift en in de leer van de kerk. Over de vergadercultuur heb ik dan nog niets gezegd. De gezins- en thuissituatie heb ik al helemaal laten rusten. Word je bovendien voortdurend geconfronteerd met spanning, onderlinge verdeeldheid, wantrouwen, dan wordt het zwaar. Het vraagt geestelijke volwassenheid en evenwicht een begaanbare weg te vinden. Soms lukt het ook niet. Ook onder ons raken predikanten opgebrand, leeg, ze zijn kortere of langere tijd, of voorgoed uitgeschakeld. Wanneer je je eigen grenzen niet kent en al maar 'moet' van jezelf, alsof het doorgaan van Gods werk van jezelf afhangt, dan brand je op, je raakt leeg. Langdurige of zelfs chronische stress beïnvloedt je geheugen- en concentratievermogen negatief. Je voelt frustraties opkomen, je werk laat je niet los.
Op je bureau wordt het een chaos omdat het in je hoofd een chaos is. Organisatie van je agenda, van je werk gaat je niet langer goed af. Prioriteiten stellen lukt niet meer. Je gaat op goed bedoelde kritiek overemotioneel reageren. Je komt in een vicieuze cirkel: je voelt je schuldig, en onbruikbaar. Ook predikanten zijn zwakke mensen: beperkt en met grenzen. Ook zij hebben een evenwicht nodig tussen belastbaarheid en herstelvermogen. Deze menselijke factor verdient onze aandacht. Predikanten hebben daar in hun opleiding training in nodig en zorg van hun kerkenraden om het ook in praktijk te brengen. De medeambtsdragers dragen zorg en verantwoordelijkheid voor hun predikant en het gezin. Predikanten die steeds maar moe zijn hebben geen vreugde meer in hun werk, zien de heilige spanning niet meer in de dienst van de verzoening, hebben 'geen zin meer'. Ze zien 's morgens tegen het werk van de nieuwe dag op. Deze signalen die ons waarschuwen, deze lichaamssignalen, moeten we eerlijk onder ogen zien en er eerlijk over spreken. Verlangen naar ander werk, verlangen om het ambt neer te leggen, heeft van tijd tot tijd iets van een vlucht. Een vlucht die te maken heeft met het bovenstaande. Maar ook met het missen van vreugde in de dienst van God. We hunkeren naar vrucht op het Woord, een beweging van heilige onrust, waarbij al het gekissebis over kleine dingen er niets meer toe doet. Een openhartig en eerlijk gesprek moeten we in de kring van de kerkenraad niet uit de weg gaan, maar aandurven.
Juist een gesprek in de kring van broeders helpt predikanten om samen met hen de last te dragen. Er zijn ook predikanten die leiden aan zelfoverschatting, aan overschatting van hun mogelijkheden. Wijze broeders kunnen helpen dat onder ogen te zien om de grenzen duidelijker te bewaken. De dienst van de Heere is niet van dien aard dat we het al zuchtend hoeven doen. Dat is een verkeerde reclame voor Gods koninrkijk. De Heere geeft Zijn dienaren ook adem, tijd en vreugde. God maakt waar dat Hij Zijn knechten in het Woord onderhoudt. En in de voorbereiding én in het direct bezig zijn met het Woord in de gemeente worden ze soms gezegend.

Stilte
Wat houdt dienaren van het Woord op de been? Die vraag is niet goed gesteld. Een dienaar van Christus wordt door Hem geïnspireerd, wordt door Hem gedragen, dat geloven we, dat merken we ook. Hoewel, de ene keer meer dan de andere. Ook dienaren van het Woord kennen hun geestelijke crises. Daar komt bij dat we in tijden van grote belasting geneigd zijn het praktische werk voorrang te geven. Er is zoveel wat moet gebeuren. De dienst wordt steeds meer plicht: moeten, moeten, moeten. De tijd om tot rust te komen ontbreekt. Dat wreekt zich altijd. Wie de stille momenten, het gebedsleven, de meditatie, overslaat raakt al maar meer leeg en opgebrand. Voor de gemeente lijken de stille momenten op de studeerkamer verloren uren. Het zijn momenten van grote geestelijke winst voor onszelf en voor de gemeente. Voor Gods ogen hoeven én kunnen we niet groter zijn dan we zijn. De Heere God kent Zijn dienaren ook in de meest diepe en moedeloze momenten, waarin je je een erbarmelijk slechte dienstknecht van God weet. Voor predikanten is, evenals voor andere zondaren, de geloofsomgang met de Heere - werkelijk onmisbaar. In die omgang brengen we onze klachten en moeiten voor Gods troon. Daar komen we met onze leegte, onze onmacht, onze kleinheid. Daar zijn de geestelijke momenten waar ons hart weer wordt opgebouwd, toegerust, bemoedigd. Daar leren we zelfverloochening. Dat gebeurt, met eerbied, niet in vijf minuten. Daar hebben we de tijd voor nodig. Er is iets aan de hand als een predikant zelf niet meer 'geniet', niet meer geniet van de geestelijke omgang met de Heere. Want prekend 'genieten' en in de stilte 'genieten' is niet hetzelfde. Ook dat laatste, de persoonlijke omgang met God, de rust bij Hem, alleen met Hem, is onmisbaar. Daar ligt een ontzaggelijke bron van kracht, van heilige ontspanning, van rust en van wijsheid. In de omgang met de Heere God adem je op, rust je uit, word je geïnspireerd, raak je jezelf kwijt. Hij stond aan het begin van het ambtswerk, door Hem weet je je als het goed is geroepen en in de dienst gezet. Door Hem word je geïnspireerd en gedragen ook in de meest onmogelijke momenten.

Jeremia
Eén van de profeten die onder de last van zijn ambt heeft gezucht was Jeremia. Hij heeft op het punt gestaan er mee te stoppen. Hij kon het niet meer aan. Jeremia zei: 'Ik zal... niet meer in Zijn Naam spreken'. Jeremia wilde er mee ophouden, hij was uitgeput. De last, de dienst was hem echt te zwaar. Zijn profetenwerk opende voor hem geen enkel perspectief meer. Het volk trok zich van z'n woorden niets aan. Er wordt over hem geroddeld, zijn woorden worden in twijfel getrokken. Alles lijkt hem bij de hand af te breken, er was geen enkel beroepsperspectief voor Jeremia. Vrucht kon hij met geen mogelijkheid ontdekken. De last was te zwaar voor hem en Jeremia dacht er mee op te houden. Maar, onze onmogelijkheden zijn Gods aanknopingspunten. Hij zet Zijn werk door dwars door onze crises heen. De Heere haalde Jeremia erdoorheen. Hij stimuleerde hem door Zijn Heilige Geest en Jeremia legde zijn roeping niet naast zich neer. Hij kon het niet. Hij kwam van Gods roeping niet los. Het was geen roeping voor even maar ook voor de tijd van crises. Het was een roeping voor 'het leven'. Ook voor de tijd waarin alles hem bij de hand leek af te breken en er geen enkel beroepsperspectief was voor Jeremia. Het Woord van God begon als een vuur in zijn hart te branden.

Christus
Meer dan Jeremia heeft Christus aan Zijn ambtswerk geleden. In de eerste plaats denk ik aan de onuitputtelijke kritiek van de Farizeeën. De Heiland heeft geleden aan hun verzet, aan hun haat en vijandschap. Steeds lag Hij onder het spervuur van kritiek. Die in alles als wij is verzocht geweest. In de 2de plaats denk ik aan het ongeloof van Zijn volk. Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Om de wonderen, de tekenen volgden ze Hem. Dieptepunt was het moment waarop allen Hem hebben verlaten en Jezus aan Zijn discipelen vroeg: 'Wilt gij ook niet heengaan'. In de 3e plaats denk ik aan Zijn heftige strijd in Gethsémané. Gaan in de weg van Zijn Vader, voortgaan in Zijn dienst, veroorzaakte een diepe crisis in Zijn hart: 'Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan, ...maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede'. Ondertussen was Zijn zweet gelijk grote druppels bloed. Zo intens was de crisis in de hof, zo zwaar woog Zijn dienst. En de volgende dag bezweek Hij letterlijk onder het kruis. Zo zwaar drukte het ambt van Christus op Zijn schouder. In gehoorzame overgave ging Hij de weg van Zijn Vader tot het laatste toe. Wat is Hij voor al Zijn dienaren tot een voorbeeld. Hij drukte het spoor. Dienen in Gods Koninkrijk leren we van Hem. Een dienstknecht is niet meer dan zijn Meester. Soms ervaar je verzet, soms word je niet begrepen, stel dat ze weglopen. In Zijn dienst zijn we geroepen. In Zijn kracht dienen we. In onze diepste crisis laat Hij Zijn kenchten die oprecht dienen er niet alleen voor staan. Hij draagt en stimuleert en inspireert en maakt onze lege handen vol. Hij zet wat dreigt te doven weer in vuur en vlam. Een dienaar kan niet zomaar van zijn ambt af. In de dienst van Christus weet hij zich geroepen, gezonden. Dat is oudtestamentisch gesproken: 'een last'. Die last kun je niet zomaar naast je neer leggen, van je afschudden. Deze roeping, deze zending leg je niet na 'even' naast je neer. Bovendien zocht Christus ook steeds weer stille momenten met Zijn Vader alleen. Daar, in het gebed lag Zijn kracht: het gebed als de krachtbron. En daarin is een dienaar niet meer dan zijn Meester.

Vreugde
In het doen van de wil van Zijn Vader lag voor Christus ook grote, intense vreugde. Het was voor Hem, meer dan voor iemand anders, een liefdedienst. Het kostte Hem alles. Niet 'voor even' maar 'voor het leven' heeft Hij gediend. Stel dat Hij 'voor even' had gediend...
Het was Zijn spijze de wil van Zijn Vader te doen. Wie dient diene in Zijn kracht. Dat is ook in vreugde, in blijdschap, in liefde dat je het mag doen. De Heere gebruikt je in Zijn dienst. Ook in die hele kleine concrete dingen. Vreugde in de dienst ervaren dienaren als ze op hun Heere zien. Rust ervaren ze als ze zich toevertrouwen aan God Die hen geroepen heeft. Vrede als je 'amen' zegt op Paulus' woorden: 'Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk van de Heere, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere' (1 Kor. 15 : 58).

Mensen
Wie begijpt je pijn en verdriet als het in de gemeente niet goed gaat. Of wanneer je na vele jaren dezelfde gemeente te hebben gediend soms verlangt naar een beroep. Om in een ander deel van de wijngaard van de Heere God te werken. En het komt maar niet... Waarom niet? Ook onder ons is er weinig beweging in het beroepingswerk. Verschillende vacatures blijven maar voortbestaan. En de kring van predikanten die wordt beroepen is betrekkelijk klein. Om getrouw te blijven in een relatief kleine gemeente of op een zware post vraagt om zelfverloochening, om genade, om Gods kracht in onze zwakheid, om de genade van de Heilige Geest.
Een dienaaar van het Woord heeft ook mensen nodig. Een wijze ouderling die de Heere vreest, een broeder met wie hij van hart tot hart kan praten. Iemand die je zonder bijbedoelingen bemoedigt of corrigeert. Broeders in de kerkenraad die je helpen prioriteiten vast te stellen, keuzes te maken als je in de hoeveelheid dreigt te verdrinken. Als predikanten moeten we daar ook onze grootheid voor afleggen, het gevoel alsof wij het altijd hebben en zijn. Ook wij hebben vertroosting én vermaning nodig. Ook wij moeten worden opgescherpt en terechtgewezen. Hoe open zijn we om het aan te geven om het toe te geven en bespreekbaar te maken?

De kerk
De kerk zal zich weer zeer nadrukkelijk met de zorg voor de dienaren van het Woord moeten bezig houden. Voor hoeveel predikanten zal niet onbewust of bewust de klacht van Gunning een rol spelen: 'Vele jaren heb ik met smart de zwakheid van mijn eigen geestelijk leven zien wortelen... in het gemis van een Kerk, die mij droeg'. De kerk is immers 'moeder' die ook de zorg draagt over Christus' dienaren in haar midden. Zij zal opnieuw de vragen naar het geloof én de roeping én de betekenis van de roeping ter sprake moeten brengen. Zal ze werkelijk kerk van Christus zijn dan zal ze daar beginnen. Dat gaat voorop. Ik bedoel geen curatorium dat oordeelt over iemands roeping maar ik bedoel wel het gesprek over de roeping, de noodzaak om geroepen te zijn door de Heere Zelf en ik bedoel het gesprek over de geloofsovertuiging, de omgang met God, het geestelijk leven. Eén van de kernteksten voor een dienaar van Christus is het woord van Paulus: '...hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn?' Voor de kerk is dat van wezenlijk belang. Zij moet de moed hebben om Christus' wil, omwille van de gemeente, hier over te spreken. Christus' dienst is geen hobby maar roeping. Dat hangt samen met de zorg van de kerk voor het geestelijk leven van predikanten. De oplossing ligt niet in een nieuwe bezinning op functionaliteit. Natuurlijk zijn we geroepen ordelijk te werken. De Heilige Geest werkt ordelijk, God is een God van orde. Daarin hebben we ook hulp nodig wanneer we een onordelijke aanpak hebben. Maar laten we oppassen om alles van efficiency te verwachten. In de hele maatschappij is het motto efficiency, maar mensen zijn niet tot in het uiterste programmeerbaar. De Heere God neemt ons in dienst met gebreken en veel tekort. Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Als we deze geestelijke component missen dan raken we alles kwijt. In Gods roeping ligt ook Zijn belofte van Zijn hulp en aanwezigheid.

Werving
Wat is de drijfveer van jonge mensen om de Heere te dienen? Moeten we jongeren werven door te zeggen dat een dominee 'manager, leraar en zielzorger' is? Moeten we hen er op wijzen dat 'het predikantschap een aantrekkelijk en veelzijdig beroep is met veel diepgang'? We bidden God dat Hij jongeren uitstoot in de gemeente. We bidden erom in de samenkomsten van de gemeente. Niet onze werving helpt de kerk. Gods roeping in het leven van jongeren en ouderen die zich uiteindelijk manifesteert in de roeping van de gemeente, helpt de kerk wezenlijk. Hoe zullen we prediken en dienen zonder gezonden te zijn? Onmogelijk en zinloos.
De Heere zendt goedertieren boodschappers naar wie Hij wil en wanneer Hij wil. Jongeren worden niet door werving maar door een heilige ijver voor God en door een vurige liefde tot Christus over de drempel gebracht. Heilige ijver voor God en vurige liefde voor Christus zijn de drijfveren om anderen voor Christus te winnen. Een predikant, ook een aanstaande predikant moet in zijn leven van bekering weten, verdriet over zijn zonde, vergeving van schuld, de liefde van God in zijn leven. Hij moet over het leven met God kunnen vertellen. Onze kerk heeft absoluut geen behoefte aan predikanten die de Heere God niet persoonlijk kennen door het geloof of aan mensen die zich voor hun ambt schamen. De heilige drijfveer van dienaren kan alleen zijn dat ze zich zich gestuwd en geleid weten door Gods Heilige Geest. Dienaren van het Woord zijn geroepen godzalig en heilig te leven, het Woord van God in hun hart te dragen anders is het onmogelijk om het uit te dragen. We bidden de Heere van de oogst dat Hij zulke arbeiders in Zijn wijngaard uitzendt. We bidden dat Hij hen die dienen met Zijn Geest vervult. We bidden dat Christus meer en meer gestalte aanneemt in hen die zich voorbereiden, onze jongeren die studeren. Laat het ook meer dan nu een aandachtspunt zijn voor de dienst van de voorbeden op de zondag.

G. D. KAMPHUIS, AMSTELVEEN

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een dienaar is niet meer dan zijn Meester

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's