HET GEZIN (I)
Al geruime tijd geleden heeft de redactie een aantal artikelen over het gezin in het vooruitzicht gesteld. De heer J. Zuyderduyn, arts te Delft, is bereid gevonden aan deze materie een serie artikelen te wijden. Van harte hopen wij dat de lezers m.et de schrijver mee zullen denken en aanknopingspunten zullen vinden die van belang zijn bij de vragen die er in de gezinnen leven.
Algemene opmerkingen.
Via publiciteitsmedia (pers, radio, televisie), wordt men op abnormale wijze bepaald, bij de moeilijkheden, of de vermeende moeilijkheden van het seksuele leven.
Typerend is, dat in deze z.g. verlichte tijd, waarin op allerlei gebied grote vooruitgang wordt geboekt, juist het seksuele leven tot een probleemgebied wordt verklaard, terwijl het van het begin van de schepping, één van de grondslagen is van het gehele menselijk bestaan.
De abnormaliteit van de publiciteit ligt wel hierin, dat dit gebied geheel verabsoluteerd wordt en uit het geheel van het menselijk bestaan gelicht wordt en daardoor overbelicht en onzeker van structuur wordt.
We zouden kunnen spreken van een sektarische benadering.
Wanneer in het algemeen bij een individu een probleem aanwezig is, duidt dit in wezen op een onvolwassenheid.
We kunnen deze gedachten ook projecteren op de problematiek van het seksuele leven.
Moeten we helaas niet zeggen dat degenen, die menen verantwoordelijk te zijn voor de voorlichting van de mensen, de aantallen en de hevigheid van de ontsporingen op dit onderdeel van het leven overdrijven?
Het is toch zo, dat diegenen die in evenwicht leven en zich wèl bevinden bij de situatie, nooit zullen worden gehoord en derhalve alleen diegenen, bij wie zich een afwijking van het normale gedrag openbaart, in de publiciteit komen en overdreven in de belangstelling komen te staan.
Vanzelfsprekend, zullen ook degenen, die deze gehele materie evenwichtig verwerkt hebben, ook geconfronteerd kunnen worden met een innerlijke beweging of intentie, waarop zij op datzelfde moment, nog niet direct een antwoord hebben, maar zij zullen deze situatie vanuit hun evenwicht toch stellig kunnen begeleiden, beheersen en in de juiste banen voeren. Het valt ons verder in dit verband op, dat juist onder de ouderen zulke heftige reacties op de bestaande situatie worden geuit.
Het is toch wel een opmerkelijk feit, dat deze ouderen hun gehele leven gezwegen hebben en nu de jongeren een andere richting als juist beoordelen, zij daar met beide handen naar grijpen en op een overdreven wijze menen te moeten afreageren op situaties, waarin zij zelf zijn opgevoed, of hebben geleefd en zich a.h.w. afzetten tegen hun eigen structuur.
Men krijgt ook het gevoel, dat dit een onderdeel is van de algemene tendens, die men zowel op sociaal, kerkelijk en maatschappelijk terrein hoogtij ziet vieren, om zo progressief mogelijk te zijn waardoor men zich verbeeldt meer invloed te kunnen hebben op de gedachtengang en ontwikkeling van de toekomende generatie. Hierbij schroomt men niet, een uitverkoop te houden, ook van de meest positieve elementen van eigen structuur.
Sprekend over het seksuele leven moet men zich wel terdege bewust zijn, dat dit niet alleen bestaat uit een biologische daad van twee geslachten. Het heeft niet alleen tot doel de voortplanting, maar evengoed een bouwen van een sfeer van bescherming, voeding en verbondenheid in het emotionele leven.
Gaan wij deze twee zaken, zowel de voortplanting als de vorming van een sfeer van verbondenheid uiteen halen of op één van beiden vooral de nadruk leggen, dan wordt onze positiebepaling eenzijdig.
Wij moeten dus primair de totaliteit in het oog trachten te krijgen en dan is het ook mogelijk, om, wanneer als gevolg van een biologische daad een kind wordt geboren, dat kind als lid van het gezin, in rust een evenwichtige ontwikkeling te bieden.
Door Freud en zijn medewerkers werd met de energie van de seksualiteit, ook wel libido genoemd, dié drift beschouwd, welke niet alleen leidt tot een liefdesdaad tussen twee geslachten, tussen man en vrouw, maar evenzeer een goede relatie onderhoudt tussen de mens en zijn omgeving, zijn werk, zijn gezin, van de ouders tot het kind en het kind tot zijn ouders.
Het is dus een drang om te komen tot een verhouding, welke zich tegenover en met het gehele leven of tegenover en in de schepping zich gevat weet en daardoor een symfonie kan vormen op allerlei gebied, o.a. zich uitend in goede manieren, de wijze waarop het werk wordt verricht, kortom een activiteit, waarin de persoon met zijn omgeving zich wèl bevindt. Men heeft veelal de neiging, de beschrijving van Freud overdreven en te ver doorgevoerd te vinden, maar hij zag in al deze vormen van menselijke uitingen een drang naar het ware mens zijn, zich uitend in de verhouding tot en met de ander, tot gezin en maatschappij.
Direct toen Freud met zijn ideeën naar voren kwam en zich uitsprak voor de vrijere ontplooiing van de seksualiteit zoals hij die zag, werden deze aangegrepen als motivering om een ongeremd vrij geslachtsverkeer te propageren en te sanctioneren.
Ook hier zien we dat er niets nieuws is.
Dit heeft velen kopschuw gemaakt tegen de ideeën van Freud.
Ook in zijn tijd werd een primitief uitleven van een vernauwd vertechniseerde seksualiteit verheven tot een volwassenheidssymbool en beschouwd als een recept tot een volkomen huwelijk.
Deze ontwikkeling leidt tot een verheffing van het genot van het ogenblik, hetgeen wijst op een terugvallen in een primitief stadium van de menselijke ontwikkeling, ondanks alle beweringen van „evolutie" van het menselijk geslacht.
Wie zien toch dat ieder van ons langs eenzelfde weg, eenzelfde patroon, begint en zich ontwikkelt, gelijk al onze voorouders en een proces moet doormaken, o.a. van deze emotionele en lichamelijke ontwikkeling, hetgeen inhoudt, dat we bij ieder nieuw stadium een aanpassing moeten vinden.
We zien a.h.w. een afbraak en daarna weer een opbouw van het levenspatroon op een ander niveau. Paulus spreekt in dit opzicht op geestelijk terrein over de overleggingen van een kind en van een volwassene.
Ook in de emotionele groei betreffende de seksualiteit is van een ontwikkeling sprake, waarbij zeker invloeden van buiten, zoals opvoeding en voorbeeld een belangrijk stempel ten goede of ten kwade op deze ontwikkeling kunnen drukken.
Het zich onvoldoende of met stoornissen ontwikkelen van deze emotionaliteit wordt op volwassen leeftijd pas duidelijk.
Het jonge kind is bijzonder kwetsbaar voor deze ontwikkeling.
Niet altijd komt de eventuele onvolwassenheid of afwijking openbaar; echter, bij kritieke situaties, voornamelijk in de grenssituaties van het leven, komen eventuele infantiele structuren naar voren. Het is echter moeilijk het ogenblik aan te wijzen, waarop de ontwikkeling in een afwijkende richting zich is gaan bewegen.
Wat voor een kind normaal is, is bij een volwassene abnormaal en zal derhalve pas na jaren openbaar kunnen worden.
Het gezin als instelling Gods.
Daarom lijkt bet ons van primair belang eerst enige opmerkingen te maken over het gezin, wat betreft zijn structuur en doelstellingen met een beschouwing van de diverse achtergronden, welke het gezin kunnen beïnvloeden.
De evenwichtige ontwikkeling van de mens is pas dan mogelijk, wanneer hij ontvangen en opgenomen is in een gemeenschap, welke a.h.w. zijn bakermat is. Deze gemeenschap gaat over van de één in de andere generatie via het gezin, school, kerk en samenleving.
Vandaar dat een gezin niet slechts een resultaat is van enige biologische gemeenschappen, maar een eenheid van de ouders met hun kinderen. Deze kan en mag dus niet slechts als een menselijke instelling worden gekwalificeerd, die past in onze maatschappelijke structuur.
Ook niet omdat het op wettelijke of juridische gronden gebaseerd zou zijn, maar juist omdat het zijn structuur vindt in de ordinantie van het Woord Gods.
Het vormen van een gezin is dus niet primair een maatschappelijke daad, maar een volgen, aanvaarden, erkennen en belijden van een instelling van hoger, van goddelijke orde.
Dat na de val van de mens, de in Gods woord beschreven vorming en samenstelling van een gezin niet meer de lijn volgt van deze goddelijke instelling, diskwalificeert deze instelling nog niet. Wij zullen ons echter wel bewust moeten zijn, dat wij ons dienen te richten naar de maatstaven en eisen, gesteld in déze oorspronkelijke staat.
En wanneer we dan vanuit Genesis zien, dat de vrouw gebouwd werd uit een rib van Adam, a.h.w. uit zijn eigen bestaan, dan wijst dit op een verbinding, een contact, welke niet uitsluitend valt binnen de regels van ons fatsoen of binnen regels van maatschappelijke instellingen.
Zodra we deze gedachtengang loslaten, vervallen we tot een niveau, waarbij de verticale binding van de Schepper met zijn schepsel verloren gaat en men uit de resten van ons Beeld Gods zijn nog wil trachten een soortgelijk model te maken vanuit een ander beginsel.
Dit spreekt duidelijk in de veel gebruikte bewoording „medemenselijkheid", waarin wij zien, dat men een binding, een structuur zoekt in het horizontaal, menselijk vlak. Dit duidt in wezen op een nieuwe vorm van vrijzinnigheid met een meer kerkelijk spraakgebruik die zich zeer goed aanpast bij de hedendaagse zogenaamde sociale gevoelens.
Mag men dan niet medemenselijk denken?
Zeer zeker. Maar vanuit een ander beginsel, vanuit het besloten zijn in het verbond, gesloten tussen Schepper en schepselen. We hebben juist te trachten, mede in onze connecties en in het huwelijk een middel te zien, tot herstel van de rechte verhouding t.o.v. de medemens.
Delft. J. Zuyderduyn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's