De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De Augsburgse Confessie (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Augsburgse Confessie (5)

9 minuten leestijd

Het Avondmaal
Van de maaltijd des Heeren wordt in art. 10 beleden 'dat het ware lichaam en bloed van Christus waarachtig onder de gestalte van brood en wijn in het avondmaal aanwezig is en daar wordt uitgedeeld en ontvangen'. Tegen deze formulering wordt hier en daar aangekeken als zou ze de weg naar Rome banen. Ik geloof daar niets van. Laat ik mijn mening toelichten.
De kracht van de formulering wilde zijn, de waarachtige presentie van Christus' lichaam en bloed te belijden. Niet in het minst ook déze kwestie was tussen Rome en Reformatie in het geding. Van roomse zijde klonk voortdurend het verwijt op, dat de reformatorische avondmaalsopvatting de tegenwoordigheid van Christus Zelf niet ernstig nam of zelfs ontkende. Dit was een pertinent misverstand. Zwingli kon dit verwijt treffen, maar Luther in geen geval. Nooit heeft hij ook maar één ogenblik willen weten van de gedachte dat het avondmaal niet meer dan een gedachtenismaal zou zijn, waarbij de elementen van brood en wijn slechts de symbolische functie hebben om onze herinnering aan Christus' dood te verlevendigen. Nee, in het avondmaal is Christus present. Hij voedt ons daar met Zijn eigen lichaam en bloed onder de gestalte van brood en wijn. Zo onderhoudt Hij Zelf de verborgen gemeenschap tussen Hem als Bruidegom en ons als Zijn bruidsgemeente. Over de aard (het 'hoe') van deze echte tegenwoordigheid (praesentia realis) heeft Luther diep nagedacht en ook geaarzeld. Maar wat nooit een punt van overweging voor hem was – en evenmin voor Melanchthon – dat was de werkelijkheid van Christus' tegenwoordigheid. Het is deze stellige overtuiging die Melanchthon kort en krachtig wil belijden.
Naar de reden waarom hij niet meteen ook de roomse zienswijze van de transsubstantiatie afwijst, volgens welke brood en wijn substantieel veranderen in brood en wijn, kan men slechts gissen. In ieder geval niet omdat hij die tolerabel vond. Met Luther wees hij die energiek van de hand. Zweeg hij erover om zijn opponenten op dit uiterst gevoelige punt niet frontaal te bruskeren? Dan zou er een tactisch motief achter liggen. Of zou het kunnen zijn dat Melanchthon omwille van de bondigheid die hier was vereist, wilde afzien van de poging om de ingewikkelde vraag naar het 'hoe' van Christus' sacramentele aanwezigheid te beantwoorden? Ik weet het niet. Misschien speelden beide overwegingen een rol. Wat ik wel weet, is dat er met de gegeven formulering inhoudelijk niets mis is. Ook niet naar calvijns-gereformeerde maatstaf.

Calvijn
Ook Calvijn was wars van de opvatting dat het avondmaal louter een gedachtenismaal zou zijn. Diep was hij doordrongen van Christus' tegenwoordigheid. Het stond voor hem iinmers vast dat brood en wijn 'onze zintuigen niet bedriegen', waarmee hij bedoelt dat, 'mét het uiterlijke teken het wezenlijke effect verbonden is, zodat de gelovigen aan het avondmaal het lichaam en bloed van Christus echt ontvangen'. Zelfs kan hij zeggen dat wij worden gevoed met de substantie (de echte realiteit) van het ware lichaam van Christus. Calvijns kracht lag in de zienswijze dat het de Heilige Geest is, Die ons aan het avondmaal in de verborgen eenheid met Christus versterkt. De Geest is immers de band van ons deelgenootschap aan Christus. Had Luther deze gedachte maar overgenomen! Daar was heel veel reden toe. Want Luther en Calvijn stonden in hun avondmaalsbeleving stukken dichter bij elkaar dan hun nazaten vaak waar wilden hebben.
Immers Calvijns verwijzing naar de werking van de Geest hield in geen enkel opzicht in, dat hij de tegenwoordigheid van Christus relativeerde, laat staan elimineerde. De Geest vervangt Christus niet, maar Hij stelt onder de gestalte van brood en wijn Christus juist tegenwoordig. De Geest voedt ons met Christus' vlees en bloed tot onsterfelijkheid en maakt ons door onze deelname aan Christus' lichaam en bloed levend, aldus de reformator van Geneve. Ondubbelzinnig laat Calvijn uitkomen dat het lichaam van Christus werkelijk gegeven wordt en dat er door de tekenen van brood en wijn gemeenschaip is met Hemzelf. De waarheid en substantie zijn weliswaar niet in de tekenen opgesloten, maar ze worden wél tegelijk met de tekenen geschonken, omdat 'de innerlijke substantie van het sacrament is verbonden ('conjoincte') met de zichtbare tekenen'. Bijgevolg – zo schrijft Calvijn – wordt ons in het avondmaal het lichaam van Christus werkelijk en waarachtig gegeven, om een heilbrengende spijze voor onze ziel te zijn! Dit was voor hem de eigenlijke kern: niet primair de vraag hoe Christus nu precies in de tekenen present is, maar de werkelijkheid dat wij aan het avondmaal deel ontvangen 'aan de ganse gekruisigde Christus'.
Met dit uitstapje naar Calvijn suggereer ik natuurlijk niet dat Luthers avondmaalsopvatting in feite te vereenzelvigen zou zijn met die van Calvijn. Dat zou de (hele) waarheid geweld aandoen. Maar wel wilde ik aantonen dat de Lutherse omschrijving die de Augustana hanteert, op zich geen element bevat dat niet ook in Calvijns geschriften is te vinden. Dat er naar calvijns-gereformeerd inzicht méér te zeggen valt dan Melanchthon hier doet, is een andere zaak. Maar die zaak is thans niet aan de orde. Het gaat me niet om wat er niet staat, maar om wat er wél staat, en dat is de waarachtige tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van brood en wijn. Daarover waren Luther en Calvijn het niet slechts hartgrondig eens, maar hun beider avondmaalsbeleving was ervan doortrokken.
Ik moet u eerlijk zeggen dat naar mijn oordeel niet in eerste instantie het verschil in hun dogmatische benadering van doorslaggevend gewicht is, maar veeleer déze kwestie: of bij alle leerstellige precisie de praktijk van ónze avondmaalsbeleving niet dikwijls veel 'zwingliaanser' is dan we beseffen. Doen wij aan de Tafel des Heeren werkelijk de geloofservaring op, dat wij door de tekenen van brood en wijn worden gevoed met Christus' lichaam en bloed, omdat Hij waarachtig tegenwoordig is? Dat was de grondervaring die het geloof van Luther en Calvijn gelijkelijk eigen was.

Rooms?

We hoorden i.v.m. de doop al hoe de Augustana zich distantieert van iedere vorm van een mechanische, materiële sacramentsopvatting. De kracht van het avondmaal is, als een geschenk van God uit pure genade, dan ook louter in geloof te ervaren. Dit aspect wordt in art. 24 ('Over de mis') nader uitgewerkt. Het betreft een tamelijk lang artikel, dat men het beste direct na het kortaangebonden artikel over het avondmaal kan lezen en dat men beslist niet over het hoofd moet zien.
Eerst wordt de aantijging weerlegd dat de hervormingsgezinden zich zouden hebben schuldig, gemaakt aan afschaffing van de mis (het toentertijd gangbare woord voor avondmaal, welke laatste aanduiding Melanchthon overigens bij vóórkeur gebruikt). Van afschaffing is echter geen sprake. Zonder te roemen in onszelf – zo luidt het – kunnen we zeggen, dat het sacrament 'bij ons met grotere ernst en aandacht wordt gevierd dan bij onze tegenstanders'. Immers worden de gelovigen met de grootste ijver bij herhaling onderwezen in de betekenis van het sacrament en geleerd waartoe het is ingesteld en hoe het gebruikt dient te worden, namelijk als troost voor het verschrikte geweten. Zo wordt het volk tot de gemeenschap van het avondmaal geleid.
In de openbare ceremonie als zodanig is dan ook geen noemenswaardige wijziging aangebracht, behalve de invoering van Duitse liederen, opdat het volk dat geen Latijn kent daaruit omtrent Christus zal leren wat nodig is (waarvan acte). Waarom ieder nu ook brood én wijn krijgt uitgereikt, heeft Melanchthon in art. 22 al uitgelegd. De 'ceremoniën' hebben overigens niet zijn voornaamste interesse. Het gaat hem om wezenlijker zaken. En die worden dan ook niet versluierd? Om te beginnen – zegt Melanchthon – heeft de Reformatie drastisch een eind gemaakt aan de laakbare gewoonte om van de mis een 'jaarmarkt' te maken, dat wil zeggen dat men geld moest neertellen om een mis te laten houden. De Augustana schroomt niet om dit een onwaardig gebruik van het sacrament te noemen, waardoor men zich schuldig maakt aan het lichaam en bloed des Heeren.
Maar vooral moet een andere, diepingrijpende misstand het ontgelden. En hiermee wordt de roomse sacramentsopvatting in het hart getroffen. Het wordt namelijk als een 'gruwelijke dwaling' veroordeeld, dat de mis zou zijn ingesteld als een offer voor de zonden (d.w.z. voor de 'dadelijke' zonden, omdat Christus' dood alleen de erfzonde zou verzoenen). Dit is naar algemeen reformatorisch besef de gronddwaling. Het euvele gevolg ervan is dat men het aantal heeft opgevoerd om maar zoveel mogelijk missen te laten lezen, als een (verdienstelijk en verzoenend) werk om Gods vergeving te bemachtigen. Maar op deze manier zijn nu precies 'het geloof in Christus en de rechte religie' teloorgegaan! Daarom heeft 'de nood ons gedrongen' om het volk te onderwijzen omtrent het réchte gebruik. Hierbij zijn drie controversiële zaken in het geding.
Ten eerste dat er geen offer voor de zonde bestaat dan alleen de dood van Christus onze Heere. Hij heeft Zichzelf eens voorgoed geofferd en voor alle zonden genoeggedaan. Wie er anders over denkt, die bezondigt zich aan een ongehoorde 'nieuwigheid'! Ten tweede leert Paulus dat wij genade verkrijgen door het geloof en niet door de werken. Hiermee nu is de opvatting, dat de mis een verdienstelijk werk zou zijn in flagrante strijd. Ten derde; het heilig sacrament is niet ingesteld als offer dat wij aan God zouden moeten brengen, maar als een genadegeschenk van Góds kant, om ons geloof erdoor op te wekken en de gewetens te troosten. Dit geldt allen die door het sacrament vernemen 'dat hun genade en vergeving van zonden door Christus is toegezegd'.
Het avondmaal staat dus in het teken van de belofte. 'Daarom vraagt dit sacrament om geloof en wordt het zonder geloof tevergeefs gebruikt'. Opnieuw wordt dus met kracht en klem staande gehouden – wat ook Calvijn zo ter harte ging – dat het avondmaal niet mechanisch de genade toedient, maar dat het een maaltijd is die in geloof wordt verstaan en genoten. Hoe dicht is de Augustana op dit moment genaderd tot de pneumatologische aanpak van Calvijn!
Aldus blijft – zo poneert de Augustana – het avondmaal bij ons 'in recht gebruik', zoals het vanouds in de kerk is onderhouden, naar luid van de apostel Paulus en eveneens van vele geschriften der kerkvaders.

A. de Reuver, Delft

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Augsburgse Confessie (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's