stichtelijke overdenking.
Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden? Luc. 23 : 31.
Groen en dor hout.
Als de vijand eene stad ging belegeren werd alles wat den toegang maar eenigszins belemmerde uit den weg geruimd. Er moest baan gemaakt voor de optrekkende Iegerscharen. Groene en dorre boomen werden neergeveld. Menigeen, die dat werk der verwoesting aanzag, zal het betreurd hebben dat zulke vruchtbare boomen, die ook een sieraad waren voor hunne omgeving, bij den wortel werden afgeslagen. „Wat jammer!" zal men gedacht hebben. Maar zag men hoe ook de dorre boomen met kale takken en verschrompelde bast onder den bijl van den houthakker neervielen, och, wat hinderde dat ? die besloegen toch nutteloos de aarde! daaraan is toch niets verloren !
Wanneer de Heere Jezus op weg naar Golgotha Zijn mond opent om tot de weenenden te spreken, ontleent hij Zijn beeldspraak aan dit oorlogsgebruik. Hij Zelf is het groene hout, de boom des. levens, waaraan de vruchten des eeuwigen levens groeien. De psalmist vergelijkt den rechtvaardige met een boom, geplant aan waterbeken, die zijne vrucht geeft op zijnen tijd, en welks blad niet afvalt. Jezus Christus is de Rechtvaardige, uit Wien alle rechtvaardigheid komt. Zelfs Pontius Pilatus heeft van de groenheid van dezen boom moeten getuigen. Het woord moest in aller ooren klinken: „Ik den onschuldig aan het bloed dezes rechtvaardigen." Deze voor eigen schuld blinde Romein meende dal hij zelf ook nog wel eenig groen bezat. Nochtans is zijn uitspraak, als zijnde rechter bij de gratie Gods, van beteekenis. God Zelve deed nog door het licht van Zijn algemeene genade den bedienaar van het Romeinsche recht spreken van de rechtvaardigheid van Jezus!
Ook Zelf sprak de Heiland eens van Zijne „frischheid" toen Hij vroeg: wie overtuigt mij van zonde ? In heel Zijn leven beantwoordde Hij aan den wil Zijns Vaders. „Hij droeg Gods heilige wet, die Hij den stervling zet, in 't binnenst ingewand." Daarom is Hij zulk een volmaakte Plaatsbekleeder voor een volk dat in zichzélf niets anders leert kennen dan ongerechtigheid.
Het groene hout is ook tegelijkertijd het leven wekkende, het vrucht voortbrengende hout. Is er een klagend mensch die klaagt over zijn zonden, het is alleen uit Hem van Wien Jesaja profeteerde: de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen. Is er eene ziel die weet wat het zeggen wil den Heere als het hoogste goed te missen, het is een vrucht van Hem die klaagde: mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ? Is er een die in de grootste smarten in den Heere gerust mag wezen, het is uit Hem die in de smarten van Gethsémané zich overgaf aan den wil Zijns Vaders. In tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar te zijn is een dubbele, voor den ongeduldigen en ondankbaren mensch lastige les die hier op aarde te leeren is. Deze goddelijke wijsheid komt alleen uit Hem die toen Hij leed niet dreigde, uit Hem die Zijn Vader dankte omdat Hij deze dingen aan de kinderkens openbaart. Is er een mensch die de vergiffenis van zijne zonden mag ervaren, het wordt hem toegeworpen van Hem die uit de dooden is opgewekt en daardoor de vrijspraak Gods, klinkt, ontvangen heeft. Zoo is Christus de Boom des Levens en is alles wat er leeft in het hart van Gods kinderen de vrucht van Hem, die Zich het groene hout noemt. Maar bovenal plukt de Vader Zelve de vrucht van het groene hout. De verheerlijking van Gods deugden heeft alleen in Christus plaats. Is er uit den gevallen mensch geen vrucht meer in der eeuwigheid, en blijft nochtans de Schepper aller dingen voor het voortbrengsel Zijner handen staan met de vraag: „waar is Mijne eere? " Gods kind mag in zalige zielservaring niet zonder antwoord wezen, maar zich verliezen in Hem die Zijn Vader eerde, in den weg der gehoorzaamheid, in den weg van Zijn lijden tot in den dood. Gods 'rechtvaardigheid werd door Jezus zoo verheerlijkt; Gods barmhartigheid niet minder. Als er nu een mensch is die verstaat wat er gezongen wordt: „Zijn Naam moet eeuwig' eer ontvangen", o, welk een innig vermaak mag hij hebben in Hem die het groene hout is, en uit Wien een vrucht is tot in der eeuwigheid.
Zoo is Jezus voor God en voor Zijn Kerk het groene hout.
Wat de Heiland straks bezworen had voor den Hoogepriester, dat Hij n.l. was de Zone Gods, en wat Hij beleden had voor Pontius Pilatus, n.l. dat Hij geboren was opdat Hij der Waarheid getuigenis geven zou, dat sprak Hij hier in een enkelwoord uit voor vrouwen langs den weg. Het geschiedde opdat zij allen Zijn heerlijkheid zouden verstaan. Maar 't was verborgen voor hunne oogen. Ach, hadden zij er maar iets van gekend, zij zouden opgehouden hebben te weenen over Hem; het zou geworden zijn-een weenen om Hem.
Nu weenden de vrouwen over Hem, en beklaagden Hem. Nu zullen zij gezegd hebben : wat is het toch jammer dat die groene boom wordt neergeveld. Zeker de levenskracht van Christus hadden zij wel niet verstaan ; hoe zou iemand dit ooit kunnen die niet over zichzelf leerde weenen ? De ware vruchtbaarheid van Jezus kenden zij niet. Immers dan zouden zij Hem gedankt hebben instede van Hem te beklagen.
Maar toch hebben zij een groenë tint aan dezen boom gezien.
Had deze Jezus niet hunne kranken genezen, hunne kinderen gezegend? Was Hij niet het land doorgegaan goeddoende? Neen, zij wisten geen kwaad van Hem, daarentegen veel goeds. — Voorzeker, zij die in den Zone Gods slechts een philantropischen Jezus of een voorbeeldig mensch zien, onteeren Hem niet door hetgeen zij in Hem wel erkennen maar wel door hetgeen zij in Hem miskennen Het is schoon in deze lentedagen een waas van leven over het geboomte te zien liggen, maar veel schooner is het de knoppen ontplooid te zien en de boomen met hun frischgroenen bladertooi. Alleen de volle, alles vervullende Christus kan het hart van Gods kind van vreugd doen opspringen, kan den waren vrede der ziel bewerken; maar toch kan een zweem van Jezus' heerlijkheid wel gevoelsaandoeningen wekken. „Hij, Jezus, was toch zulk een goed man." „Och, waarom doet men Hem nu toch zooveel lijden? " En zij zagen Hem Zijn kruis dragen. Zijn door- nenkroon op Zijn door kinnebakslagen misvormd gelaat. Toen zijn deze Joodsche vrouwen luid aan het schreien gegaan. - Maar toch, zulk weenen is geen droefheid naar God. Vleeschelijke aandoeningen zijn onvruchtbaar voor de eeuwigheid. Zij werken geen vreedzame vruchten der gerechtigheid, En al mogen dan de oogen van tranen overloopen en de uitlatingen der lippen klachten overvloedig zijn, de Heere bemint niets dat onvruchtbaar is en voor het aangezicht des Heeren is een iegelijk een dor hout gelijk die niet over zichzelf geweend heeft.
Opdat de dochters van Jeruzalem over zichzelf en hunne kinderen zouden weenen, zegt de Heere Jezus, die in Zijn zware lijden nog over anderen dacht, wat zij zelf zijn en wat hun zal overkomen. Torschende Zijn kruis doet Hij nogmaals klinken door Jeruzalem's straten Zijn profetenstem. Hij voorspelt de verwoesting van Jeruzalem.
Alsdan zullen zij zeggen tot de. bergen: valt op ons, en tot de heuvelen: bedekt ons ! De Romein, zooals Pilatus was, mocht nog huiveren om zoo maar een groenen boom om te hakken; hij mocht eerst nog naar alle kanten uitzien om hem nog te sparen en geen onschuldige aan het kruis te doen hangen, met het dorre hout gaat het gemakkelijker ; daarvoor gevoelt nieniand iets; daartegen maakt men niet de minste bedenkingen ; de dorre boomen worden zoo in eens maar neergeslagen.
„Indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden? " Zoo vraagt Hij waarschuwend, profeteerend. Het is als wilde Hij zeggen: „o arm Jeruzalem, ! dat niet tot Mij uw toevlucht hebt willen nemen, maar dat wel uw toevlucht zoekt bij hen die u als dor hout zullen behandelen!"
Maar gij weet, mijn lezer, dat deze Groote Profeet, wanneer Hij ook elders sprak over de verwoesting van Jeruzalem, als in éen greep den val van Davids stad samenvatte met de verwoesting dezer wereld. Och welk een handbreed zijn deze „laatste dagen" voor Hem die de eeuwigheid kende. En daarom heeft des Heilands vraag: wat zal aan het dorre geschieden ? niet slechts beteekenis voor de dochters van Jeruzalem maar ook voor heel het menschelijk geslacht. Zalig zijn degenen die geestelijke kinderen zijn van het Jeruzalem dat boven is! Zalig de kinderen Zions die ingeënt mogen zijn in den levenden stam! Zij ervaren dat Christus de eenige groene en groenende boom is die hunne dorre zielen met leven des Geestes vervult. Zalig zijn zij die als ranken zijn van den wijnstok en die veel vrucht dragen. Zij zijn als een boom geplant aan waterbeken, welks blad niet afvalt.
Maar ach! het dorre hout! Jezus weende er eens over.
Dor hout is de mensch zooals hij geboren is, zooals hij leeft en sterft tenzij hij wederom geboren wordt. Hij heeft geen leven uit zich zelf. Dor hout is de mensch die niet .wil dat Jezus koning over hem zij, de mensch in wiens hart leeft wat in Jeruzalem's straten klonk: weg met Hem, aan het kruis met Hem! Dor hout, omdat hij niet het minste kan voortbrengen wat aan de Wet des Heeren voldoet. Zoo min de duisternis ooit één enkelen lichtstraal vermag voort tè brengen, zoo min een dorre boom ooit eenig levensvocht kan opvoeren, zoo min vermag ook de mensch te denken, te spreken of te doen wat den Heere welbehagelijk is.
Bedenkt het, mijn lezer, hoe jammerlijk gij zijt als gij nog in uzelven staat. Bedenkt het ook dat de zonde niet gering is in de oogen des Heeren. Wat de menschen aan het groene hout deden, zooals ons de Evangeliën vermelden, geschiedde toch naar den bepaalden raad des Heeren. Er was geen andere weg ter voldoening, ter verzoening. Wanneer God dus liet op die wijze het groene hout behandelen, wat zal aan het dorre geschieden? Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddelooze verschijnen? Indien het nodig is zulk een lijdenden en worstelenden Hoogepriester te bezitten wil de mensch rechtvaardig zijn voor God, waar zal hij blijven die van dat bezit verstoken is? Indien er maar één Boom des Levens is, waar zal hij het leven vinden die hier op aarde niet leerde buigen voor het recht des Heeren?
Het antwoord is: zij zullen roepen tot de bergen: valt op ons, en tot de heuvelen: bedekt ons. Maar de bergen zullen niet vallen, en de heuvelen zullen niet bedekken. Het dorre hout zal eeuwig dor blijven. Weent, o mensch, niet over Jezus, maar over uzelf in het heden.der genade.
Wilt gij misschien vragen: wat moet ik doen om zalig te worden ? Het antwoord is: Gelooft in den Heere Jezus Christus!
Hij is het groene hout; eeuwig groen! Zijn open graf doet de spraak des levens over de wereld uitgaan.. Zoo min de duisternis ooit een lichtstraal voort kan brengen, zoo min kan ook het licht ooit duisternis verwekken, zoo min kan het groene hout ooit dorheid brengen. Wat Jezus deed en wat aan Hem gedaan werd kan nooit vernietigd worden. Die Hem verwachten zullen de kracht vernieuwen, zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen loopen en niet moede worden, zij zullen wandelen en niet mat worden.
Zij zullen eeuwig groen blijven!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1912
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1912
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's