De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een juiste peiling?

Onder het opschrift „Parade der verontrusten" schrijft K. v. Laer in het Evang. Luth. Weekblad van 20 april een artikeltje over de verontrusting die er in allerlei sectoren van de kerken te vinden is. Het blijkt dan telkens weer hoe moeilijk het is om objectief hierover te schrijven. In het protestantisme, aldus de scribent, is verontrusting vaak de oorzaak geweest van scheuringen, en de trieste situatie in de vrijgemaakte Geref. kerken moet dan dienen als illustratie.

Wij zouden natuurlijk ook andere namen kunnen noemen. Kwam de worsteling van Maarten Luther ook niet voort uit een heilzame verontrusting en zou de schrijver ook dat willen betitelen met het woord „splijtzwam"?

Allerlei verschijnselen worden dan naast elkaar gezet: De verontrusten in de Geref. kerken, de Open brief van de 24 Hervormde predikanten, de beweging van de evangelische Omroep, het in de Roomse kerk opgerichte Michaelslegioen, etc.

Wat is nu het merkwaardige? De heer v. Laer doet geen enkele poging achtergronden te peilen. Geheel uiteenlopende verschijnselen worden rustig naast elkaar gezet. Men zou toch op zijn minst mogen verwachten dat de vraag gesteld wordt: Vanwaar deze verontrusting?

Ligt hier alles op een vlak en kan men deze verschijnselen peilen, als men ze als typen naast elkaar zet? Ik kan er teveel in lezen, maar op mij maakt het artikel van K. v. Laer de indruk, als zouden we deze verontrustingsverschijnselen met een flinke korrel zout moeten nemen: Het is altijd al zo geweest en het zal altijd wel zo blijven, dat je mopperaars en conservatieven hebt, en het zal wel weer voorbij gaan.

Typerend zijn de slotzinnen van dit artikeltje:

Hoe zullen — vraag je je wel eens af — al die verontruste lieden reageren als ze in de gaten krijgen dat alles wat er op het ogenblik gaande is nog maar een begin is? Want waar zal dit alles nog eens toe leiden? Niemand die het weet. Ik herinner mij, dat prof. Kooiman eens een causerie besloot met een liedje van Hanna de Wijs-Mouton, dat vraagt: „Schooier, waar ga jij naar toe? " en dat de schooier daarop laat antwoorden: „Waar de wind mij brengt”.

Dat moge de kerk, die schooier, die bedelaar, het liedje nazingen: waar de Wind mij brengt. Dat moge ook al die verontrusten — ook de oprecht en eerlijk verontrusten — bij alle veranderingen die zich voltrekken de diepe rust en zekerheid geven: het is de Geest die werkt. Hij waait waarheen Hij wil.

We zouden in alle bescheidenheid willen vragen: oe weet deze scribent dit zo goed? Wat geeft hem het recht om de veranderingen en progressies zomaar te verbinden met het werk van de Geest? Is 1 Joh. 4 : 1 en 2 hem dan onbekend?

Ik dacht dat het goed reformatorisch is, om niet te zeggen katholiek: Geest en Woord te verbinden. En de geciteerde slotzinnen van dit artikel doen me nogal dopers aan. Op ongenuanceerde wijze wordt het verschijnsel van de verontrusting afgewezen met een beroep op de Geest.

Wij schreven hierboven vragenderwijs: Een juiste peiling? We zouden willen zeggen: Het verschijnsel van de verontrusting is allerminst gepeild, laat staan op een faire wijze beoordeeld.

Droeg Petrus een zwaard?

Exegese van de Bijbel is en blijft een boeiende zaak. Telkens weer valt er op allerlei details een verrassend nieuw licht. En ook wie bij een bepaalde uitleg aarzelt doet toch goed allerlei argumenten in zijn overwegingen te betrekken.

In het Geref. Weekblad (Uitgave Kok, Kampen van 12 april) treffen we een belangwekkend artikel aan van de hand van de bekende Nieuw-testamenticus Dr. H. Mulder. Het gaat over het zwaard waarmee Petrus het oor van Malchus afsloeg. Dr. Mulder schrijft in dit verband:

De vraag, of de discipelen, althans sommigen van hen, in het bezit waren van een zwaard en daarvan op een kritiek ogenblik ook gebruik hebben gemaakt, wordt door velen zonder meer bevestigend beantwoord. Over het algemeen gaan de Westerse commentatoren in hun bijbeluitleg ervan uit, dat de discipelen vlak vóórdat ze naar Gethsemané gingen de beschikking hadden over twee zwaarden, Luc. 22 : 38, en dat Petrus van één van deze wapens gebruik heeft gemaakt, toen hij één van de mannen uit de groep die gekomen was om Jezus te arresteren, het oor afsloeg. De evangelisten verklaren allen, dat één van de discipelen — volgens Johannes was het Petrus — een uitval deed met een zwaard naar iemand, die met de bende was meegekomen — alweer volgens Johannes was het een slaaf van de hogepriester en heette de man Malchus. De conclusie moet zijn, dat enkele discipelen in verband met de gevaren, die hen op de weg bedreigden, een zwaard droegen.

Waarschijnlijk heeft tot de aanvaarding van deze „zwaard" theorie niet weinig bijgedragen de omstandigheid, dat Bonifatius VIII in zijn pauselijke bul „Unam Sanctam" van 1302 zijn dubbele macht — kerkelijk en wereldlijk — op deze tekst baseerde. De paus beschikte over twee zwaarden, zo zette hij uiteen, en had de bevoegdheid wereldlijke en geestelijke macht uit te oefenen.

In het oosten is men eerder geneigd om in de verklaring van deze Schriftgedeelten niet te spreken van een zwaard, maar van een mes, dat gebruikt werd voor het slachten en uitbenen van het paaslam vóór en tijdens de paasmaaltijd. In dat geval heeft Petrus door een messteek Malchus' gezicht gehavend. Chrysostomus heeft, voorzover mij bekend, deze gedachte üi zijn geschriften het eerst naar voren gebracht, en hij is daarin niet de enige gebleven.

Het Griekse woord, dat door Lucas gebruikt werd, laat zulk een vertaling toe. Machaira kan evengoed vertaald worden door slachtmes als door zwaard. Men kan zelfs zeggen, dat machaira lang vóór het schrijven van de evangelieverhalen allereerst gebruikt werd als aanduiding van een mes. Door de helden van de Ilias werd in vele gevallen zulk een mes gedragen naast het zwaard. Het mes was bestemd om dienst te doen bij de offerplechtigheden. Later was machaira een mes, waarmee vlees werd gesneden vóór en tijdens de maaltijden. Vervolgens kan men het aantreffen als aanduiding van een kort zwaard, meestal een soort dolk; eerder een wapen in handen van sluipmoordenaars dan van soldaten in het leger.

U ziet: De vertaling van één bepaald woord — in dit geval: Zwaard of slachtmes — kan van invloed zijn op de exegese. En exegese heeft soms weer kerkhistorische invloed: Men denke aan de leer van de twee zwaarden! Wat zijn nu de argumenten waarom Dr. Mulder de ' voorkeur geeft aan de vertaling slachtmes?

Als we met deze gegevens voor ogen de teksten lezen, waaria de twee zwaarden of messen ter sprake komen, en waarin van het gebruik van zulk een instrument in Gethsemané wordt gesproken, dan komt het mij voor, dat aan de vertaling „slachtmes" de voorkeur moet worden gegeven. Christus heeft bij de paasmaaltijd en bij de instelling van het avondmaal de discipelen voorbereid op de komende gebeurtenissen en de naderende scheiding. Hij heeft met veel geduld proberen duidelijk te maken, dat een keerpunt in de levensgang van Hemzelf en daarom ook in die van de discipelen bereikt was. Tot dusver hadden de discipelen bij hun werk onder het volk weinig of geen moeilijkheden ondervonden. Ze waren door de bewoners van stad en dorp in sommige opzichten zelfs met groot ontzag bejegend. Waren deze mannen niet dienaren van Hem, die indrukwekkende genezingen tot stand bracht, en op een wijze die groot respect afdwong de officiële leiders van het volk te woord stond? Neen, als de discipelen onder de mensen verkeerden behoefden ze niet bang te zijn, dat ze op tegenstand stuitten of dat ze vijandig zouden worden behandeld. Terecht kon de Meester in vol vertrouwen de vraag stellen: Toen Ik u uitzond zonder beurs of reiszak of sandalen, hebt gij toen aan iets gebrek gehad? " Unaniem moest het antwoord luiden: Aan niets, " Luc. 32 : 35.

Maar na de paasmaaltijd is het ogenblik aangebroken, waarop deze situatie grondig zal worden gewijzigd. Jezus weet dat de voorbereidingen voor zijn gevangenneming in volle gang zijn. Judas de verrader is vertrokken. De stoet die Hem straks arresteren zal is al geformeerd. Dat betekent, dat de discipelen straks ook in gevaar zullen verkeren. Temidden van vijanden en vervolgers zullen ze hun weg moeten vinden. Zij moeten niet langer rekenen op een gastvrije ontvangst en een vriendelijk onthaal. Het verdient aanbeveling met moeilijke omstandigheden en situaties rekening te houden. Daarom wordt een nieuw advies gegeven: Maar nu, vrie een beurs heeft, hij neme die, zo ook de reiszak; en wie er geen heeft, hij verkope zijn mantel en kope een zwaard, " Luc. 22 : 36.

Het tragische is, dat de discipelen deze woorden op een volstrekt onjuiste wijze hebben geïnterpreteerd. Zij hebben de raad om een zwaard te kopen letterlijk opgevat, en de eigenlijke betekenis van deze woorden niet begrepen. In het licht van het onderwijs dat Jezus zijn discipelen gegeven heeft in de voorbije jaren zouden ze deze uitdrukkingen anders 'hebben moeten verstaan dan ze nu doen. De uitroep: „We hebben hier twee messen" wijst erop, dat de zin van het betoog niet tot hen is doorgedrongen.

Twee van de discipelen. Petrus en Johannes, hadden de opdracht gekregen voorbereidingen te treffen - voor de viering van het Pascha, Luc. 22 : 7, 8. Deze mannen vonden volgens de aanwijzingen van Jezus de opperzaal, van alles voorzien. Ze moesten vervolgens het paaslam nog kopen en alles wat verder voor de maaltijd nodig was, Luc. 22 : 13.

Het ligt voor de hand, dat Petrus en Johannes van een slachtmes gebruik hebben gemaakt om het voorbereidende werk volgens de voorschriften tot een goed einde te brengen. Of de eigenaar van het huis deze messen heeft verschaft, of dat de discipelen op een andere wijze in het bezit van deze messen zijn gekomen, wordt ons niet nader onthuld. In ieder geval kunnen ze verklaren na de toespraak die de Heer tot hen gehouden heeft, dat ze over twee messen beschikken. Veel is het weliswaar niet, maar het is in ieder geval een begin, en de rest kan komen. Het is nu laat op de avond maar morgen is er weer een dag.

De woorden van Jezus „Het is genoeg" die volgen op deze opmerking van de discipelen, geven aan, dat de Heer nu het gesprek afbreekt. Hij is diep teleurgesteld over deze reactie. Het is duidelijk geworden, dat de discipelen niets hebben begrepen van de omvang van de op handen zijnde veranderingen en dat ze blijkbaar met heel hun hart nog hangen aan een aards rijk, waarin kracht en geweld de doorslag moeten geven.

Na de afsluiting van dit gesprek is Jezus uit de opperzaal vertrokken naar de Olijfberg. Petrus heeft in het voorbijgaan één van de messen die zo goede diensten hadden bewezen bij het toebereiden van het paaslam bij zich gestoken. Deze messen werden meestal in een houder aan de gordel bevestigd. Toen het gevaar in Gethsemané dreigend dichterbij kwam heeft Petrus een uitval gedaan. Hij had in ieder geval een mes bij zich. Malchus' oor werd bloedend afgesneden en door Jezus vervolgens weer aangehecht. Volgens Mattheüs en Johannes, twee discipelen die van het korte treffen getuige zijn geweest, heeft de Heer Petrus vermaand zijn actie onmiddellijk te staken. „Breng uw mes weer op zijn plaats, " Matth. 26 : 52. Mannen die van messen — om van andere wapenen maar te zwijgen — zich willen bedienen, zullen er zelf door getroffen worden en er het leven bij inschieten.

Zo gezien ligt er een stuk ironie in, dat Petrus juist met een mes, dat voor de toebereiding van het paaslam dienst had gedaan, een uitval deel naar één van de leden van de bende in Gethsemané. Moet het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, nu door een mes, dat voor het slachten van het paaslam gebruikt is, worden beschermd?

Het citaat is wat lang uitgevallen, maar om der wille van de duidelijkheid wilden we u het gehele artikel geven. Of •deze uitleg in alle opzichten het laatste woord is? Dat zal niemand beweren. Maar de gegeven exegese verdient wel degelijk de overweging. En de slotzin van Mulder's artikel biedt stof te over voor meditatie: „Moest het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, nu door een mes, dat voor het slachten van het Paaslam gebruikt is, worden beschermd? ”-

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1968

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1968

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's