Lijden en Gods liefde
Leven in gebrokenheid (5)
Als God goed was, zou Hij al Zijn schepselen volmaakt gelukkig willen maken. Als Hij almachtig was, zou Hij dat ook kunnen doen. Schepselen zijn echter niet gelukkig. Daarom denken veel mensen: God is niet goed of niet almachtig of geen van beide. Volgens C.S. Lewis klopt deze redenering echter niet.
In zijn boek Het probleem van het lijden stelt Lewis dat mensen genoemde conclusie vaak als vanzelf trekken als ze met lijden worden geconfronteerd. Lewis weigert zich bij deze aantijging neer te leggen en laat in zijn publicatie stap voor stap zien dat deze redenering te simpel is.
Het is eigenlijk precies andersom en kortgezegd komt het dan hierop neer: God is liefde – en niets is zo goed als dat – maar liefde geeft vrijheid en vrijheid impliceert de mogelijkheid van kwaad en lijden. Conclusie: dankzij Gods goedheid bestaat het lijden in deze wereld.
Vrije wil
Daar blijft het voor Lewis niet bij. God leeft Zijn liefde (goedheid) en macht altijd. Dus kan het niet anders of Hij is ook in en door ons lijden heen bezig Zijn liefde te bewijzen en Zijn macht te betonen.
Dat doet Hij zonder onze vrijheid uit te schakelen. Want, zo vervolgt hij, God bewijst Zijn goedheid níet door constant onze vrije en eigengereide manieren van doen te corrigeren.
Geestig én ontnuchterend toont hij de onzin daarvan aan als hij schrijft: ‘Dan zou de stok die wij gebruiken als wapen altijd meteen zo zacht worden als gras en de lucht zou mij niet gehoorzamen als ik geluidsgolven zou willen produceren die leugens of beledigingen inhielden.’ Wie zou er in zo’n wereld willen leven, waarin onze vrije wil een farce is, omdat we tot in onze keuzes toe altijd onderworpen zijn aan Gods goede en machtige wil? In hun protest tegen het lijden verlangen mensen daarom iets van God wat in principe geen zinnig mens wil. Hun zogenaamde ‘gelijk’ blijkt bij nader inzien dan ook pure dwaasheid.
Zelfgenoegzaam
Hoe zit het dan wel? Helder en overtuigend laat Lewis zien dat wij onze vrije wil gebruikt hebben om heel slecht te worden. Niet alleen in de zin dat wij in staat zijn tot allerlei kwaad, maar vooral ook daarin dat wij geneigd zijn ons volkomen los van God te ontwikkelen en te vervallen in een hardnekkige zelfgenoegzaamheid. Zo lang er geen vuiltje aan de lucht is, is er ook geen enkele reden of behoefte om daarmee te breken en dat op te geven. Als God dus alle lijden zou uitbannen en ons enkel goed zou doen en louter geluk zou bezorgen, zou Hij ons stijven in onze vervreemding van Hem. Daarmee zou Hij Zijn goedheid en macht echter ten kwade gebruiken. Dat is faliekant in strijd met Zijn liefde waarin Hij wil laten delen, met alle leven en zegen van dien.
Lijden in meervoud
Deze exercitie beslaat maar liefst vijf hoofdstukken van het boek, maar ze is nodig als basis om tot zijn punt te komen. Hierna legt Lewis uit hoe God door het menselijke lijden heen het ‘complexe goede’ tot stand zoekt te brengen. Overigens moeten we daarbij wel een onderscheid maken in het lijden dat ons los van anderen overkomt én de pijn die wij elkaar op talloze manieren aandoen. Volgens Lewis beslaat dat laatste vier vijfde deel. Hij gaat in zijn boek vooral in op dat eerste lijden, maar laat en passant zien dat God ook door die tweede vorm van lijden veel goeds kan bewerken: door bij slachtoffers vruchten van geduld, volharding, vertrouwen, zelfbeheersing en vergeving te laten rijpen én bij omstanders meelijden en meeleven gaande te maken.
Gods megafoon
Vraag is nu: hoe werkt Gods goedheid in dat eerstgenoemde kwaad, dat ons niet door anderen wordt aangedaan maar dat ons ‘als bij donderslag’ overkomt? In zijn antwoord wijst hij eerst op de realiteit van pijn. Ik citeer: ‘Pijn is niet alleen een onmiddellijk herkenbaar kwaad, maar ook een kwaad dat we niet kunnen negeren. We kunnen tevreden berusten in onze zonden en stommiteiten; en wie wel eens iemand gulzig zich met het heerlijkste voedsel heeft zien volproppen, alsof hij niet eens wist wat hij at, zal toegeven dat we zelfs genot kunnen negeren. Maar pijn eist aandacht.’
Dit geldt altijd en is onontkoombaar. Zelfs de geringste kiespijn of het kleinste vuiltje in ons oog doet dat al. Via de pijn, zeker als die heftig en hevig is, vindt er dus een soort inbraak plaats en wordt onze zelfgenoegzaamheid doorgeprikt. Ineens ontdekken we dat we kwetsbaar zijn, broos, sterfelijk en hulpeloos. In die ervaring kan eerder verdrongen kwaad zich plots opdringen of kan weggepraat schuldgevoel beginnen te spreken. Ineens zijn er vragen naar reden en doel (waarom? waartoe?) en komen er gedachten aan God, wat onbestemd of juist heel bewust.
Opnieuw citeer ik Lewis – en kom daarmee tot hét punt dat hij maken wil in dit boek: ‘God fluistert in onze genietingen, Hij spreekt (via woorden en daden) tot ons geweten, maar Hij roept ons in het lijden. Het is zijn megafoon om een dove wereld wakker te schudden.’
Averechts effect
Het spreekt overigens niet vanzelf dat het lijden deze heilzame uitwerking heeft. Lewis geeft eerlijk toe dat hoe verder de samenleving seculariseert – en de referentie aan Hem dus steeds minder voor de hand ligt – hoe moeilijker het wordt om in het lijden iets van Góds stem te horen.
Bovendien kan het lijden ook compleet averechts werken. Ik citeer opnieuw: ‘Als het lijden Gods megafoon is, is het ongetwijfeld een verschrikkelijk instrument; het kan namelijk tot definitieve rebellie leiden. Tegelijk is het de enige kans voor een slecht (verhard) mens om een beter (open) mens te worden. Het prikt onze illusies door; het plant de banier van waarheid in de vesting van onze zelfgenoegzame en opstandige ziel.’
Even daarna schrijft hij en ik citeer nogmaals: ‘Iedereen heeft wel gemerkt hoe moeilijk het is om aan God te denken wanneer alles goed gaat. ‘We hebben alles wat we nodig hebben’ is een vreselijke uitspraak als dat ‘alles’ niet ook God omvat. We vinden God een storend element.
Augustinus zegt ergens: ‘God wil ons iets geven, maar kan dat niet omdat onze handen al gevuld zijn – Hij vindt er geen plaats voor.’ Of zoals een vriend eens opmerkte: ‘Wij zien God zoals een piloot zijn parachute ziet: hij is er voor noodgevallen, maar hij hoopt dat hij hem nooit nodig zal hebben.’ (...)
Wat kan God anders doen dan voor ons bestwil het geregeld wat minder prettig blijven maken door voor de hand liggende bronnen van geluk korter of langer af te sluiten? Juist op dit punt, waar Gods handelen het wreedst lijkt (omdat Hij het lijden niet uitbant, maar toelaat), verdient Zijn goddelijke nederigheid, dit meebuigen van de Allerhoogste, de meeste lof.’
Niet trots
Lewis voelt aan dat deze interpretatie van het lijden als Gods megafoon om ons wakker te roepen op allerlei bezwaren zal stuiten. Omdat het lijkt alsof ons lijden daarmee ‘goedgepraat’ wordt: het is ergens goed voor. Dat is niet wat hij bedoelt. Het kwaad blijft pijnlijk, wreed, wordt nooit goed. Wat kwaad en zinloos is (vgl. Rom.8:20), kan echter dankzij Gods goedheid nochtans tot zin en zegen rijpen (Rom.8:29).
Weergaloos diep beschrijft hij hoe God daarin te werk gaat: ‘Ik noem dit goddelijke nederigheid, omdat het maar een armzalige vertoning is dat wij de vlag pas voor God strijken wanneer het schip onder ons begint te zinken; een armzalige vertoning om Hem als laatste redmiddel te gebruiken en ons leven aan Hem over te geven als het nauwelijks meer de moeite waard is. Als God trots was, zou Hij ons onder die condities niet aannemen. Maar Hij is niet trots, Hij buigt zich neer om te overwinnen, Hij neemt ons aan, al hebben we laten zien dat we alles liever hebben dan Hem en alleen tot Hem gaan omdat ons niets anders overblijft...’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 2020
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 2020
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's