Geestelijke dorst
Advent met de psalmen (1, Psalm 42)
Het bericht schokte een aantal weken geleden veel natuurliefhebbers. Edelhert Hubertus, een imposant beest dat rondzwierf op de Hoge Veluwe, was in de bronsttijd tijdens een gevecht met een rivaal zo ernstig gewond geraakt dat hij uit zijn lijden moest worden verlost.
Hubertus was een publiekslieveling, niet echt mensenschuw en dus heel goed te observeren en te fotograferen. Bovendien was hij van forse afmetingen en had hij een indrukwekkend groot gewei. Aan Hubertus moest ik denken toen ik in de Bijbel door de Psalmen bladerde, op zoek naar psalmregels die ik kon verbinden met advent.
Al van oudsher worden er in de periode van advent psalmen gelezen en gezongen. Ik wil daar graag bij aansluiten. De psalmen komen dicht bij je eigen leven en kunnen het verlangen naar de komst van het Christuskind en de Koning der koningen voeden.
Een schreeuw
Hubertus, het grote hert dat zich op de Hoge Veluwe liet zien, is waarschijnlijk een andere dan die we tegenkomen in Psalm 42. Niet voor niets zijn er verschillende vertalingen die het woord hert vervangen door hinde. Niet alleen lijkt de Hebreeuwse zin deze richting op te gaan, het past ook beter bij de rest van de tekst. Van rivaliteit of jacht, zoals in de oude psalmberijming, is ook geen sprake. Er klinkt geen burlen, het intense keelgeluid dat bronstige herten gebruiken om indruk te maken op de dames, maar een kreet uit het diepe binnenste van de hinde. De hinde schreeuwt, smacht naar water. Het heeft dorst, haar keel is net zo droog als het land waar ze woont. In het Midden-Oosten zijn het vooral rotsige, dorre bergen waarop de herder zijn schapen en geiten weidt en waar de herten knabbelen aan doornachtige struiken. In de hete zomermaanden is er nauwelijks water te vinden. Het hert dartelt niet meer rond, maar kijkt de dood in de ogen. Wat ver langt zij naar water. Naar water dat leven geeft. De dichter van deze psalm gebruikt dit beeld om zijn gemoedstoestand te beschrijven. Vanuit het diepe innerlijk klinkt een schreeuw, een schreeuw om de levende God, Die hij zo mist. Zoals de hinde niet zonder water kan leven, zo kan hij niet leven zonder zijn God. Er is sprake van geestelijke dorst. Blijkbaar zien mensen in zijn omgeving zijn strijd en ook zij wijzen hem op de afwezigheid van God. ‘Waar is je God?’ vragen zij hem treiterend. Het verteert hem, eten gaat niet en tranen stromen.
Hoe verder?
Waar is God? Regelmatig kom ik mensen tegen die worstelen met die vraag. Het leven kan moeilijk zijn, vragen stapelen zich op. Ook in deze tijd kan deze vraag opkomen. Waar is God in al die (kerst)drukte, donkere dagen, moeilijke herinneringen en pijnlijk gemis. Mensen om je heen lijken niet echt te kunnen helpen. Hoe moet je verder?
De dichter doet twee dingen. Hij stort zijn hart uit en probeert woorden te geven aan de situatie waarin hij zich bevindt. Hij schaamt zich niet voor zijn vragen, integendeel, hij schreeuwt het uit. Wat kan het heilzaam zijn om diep in je ziel te kijken en er maar uit te gooien wat je daar vindt.
Ook gaat de dichter terugdenken. Hoe was het vroeger? Hoe heeft hij God ervaren tijdens de pelgrimstochten naar Jeruzalem? In die tijd kon hij lofzingen, samen met anderen. Op weg naar de tempel, waar hij God ontmoette. Hij komt niet van zijn geworstel af, het Godsgemis is niet ineens verdwenen, de problemen zijn niet opgelost, maar er komt wel hoop. Hier geven de behaalde ‘resultaten’ in het verleden wel garantie. De God van toen is nog steeds de God van nu, ook al ervaart hij het niet. Hoop op God, want ik zál Hem weer loven.
Psalm 42 in beeld
In 930 werd in Parijs een psalmboek met tekst en prachtige tekeningen vervaardigd. Het is nu in bezit van een bibliotheek in Stuttgart, vandaar de naam Stuttgarter Psalter. De tekeningen zitten vol met verwijzingen naar de psalmen en zijn waarschijnlijk bedoeld voor persoonlijke meditatie (zie: psalminbeeld.nl).
Op de afbeelding bij Psalm 42 heeft de psalmist zijn ene, open hand naar boven en de andere wijst naar het hert bij het stromende, levende water. De hand van God reikt naar de open hand van de dichter. Om over na te denken: Wat zeggen de handen van de psalmist jou? En de hand van God?
Augustinus
Leggen we ons oor te luisteren bij de kerk der eeuwen, dan horen we onder andere Augustinus. Hij preekte over Psalm 42 en beschrijft de moede, uitgeputte hinde. Ze is vooral moe van het ontwijken en vertrappen van slangen, die haar naar het leven staan. Dat gevecht kost heel veel energie, het put uit, maakt onrustig en dorstig. Misschien heeft de dich- ter dit beeld ook wel in gedachten gehad, toen hij schreef over zijn belagers. Ze zijn als slangen, geniepig en gevaarlijk. Ze leggen zijn geloof onder vuur en stellen hem de gewetensvraag: Waar is je God nu?
Zijn er ook in ons leven van die slangen die gif rondstrooien en voor droogte en donkerte zorgen? Zijn er slangen die maken dat de vraag ‘Waar is God nu?’
zich aan mij opdringt. Of zelfs: Is er wel een God?
Kost het weerstaan en vertrappen van deze slangen ons ook zo veel energie? De dichter van Psalm 42 gooit zijn hoofd, net als de kop van de hinde, omhoog en schreeuwt naar God. Hij keert zijn ziel binnenstebuiten om zijn nood te klagen en te zoeken naar herinneringen aan betere tijden. Geen verkeerde houding in deze adventsdagen. Roepen en verlangen, bidden en herinneren, met anderen opgaan naar Gods huis om te gedenken en toe te leven naar Kerst.
Je laten zien
‘Hoe gaat het met uw ziel?’ is voor veel mensen een confronterende vraag. Toch nodig ik iedereen uit om daar in deze adventstijd eens bij stil te staan. Laten we er tijd voor maken om te ontdekken wat er diep in onszelf leeft. Dat gaat niet vanzelf. In het gedicht van Henriëtte Roland Holst is sprake van een schuwe hinde die stilte en afzondering nodig heeft om zich te laten zien.
Het diepste leven is een schuwe hinde
die vlucht voor geraas en luide gezichten;
wie haar heerlijkheid voor zich wil òplichten
doen, moet met de stilte zich vaak verbinden.
De eenzaamheid moet worden zijn beminde
en voor de lokkingen mag zij niet zwichten
der wereld, maar in ’t hooge hout der dichte
gepeinzen, zijn wel van lafenis vinden.
Laat dan, verzadigd van innerlijk schouwen
hij, vast in heel zijn ingetogen loopen
vernieuwd, tot de menschen glimlachend gaan
om wat hij won deemoedig hun t’ ontvouwen;
maar ’t pad der stilte blijf’ hem altijd open
en hij zwerve daar nimmer ver vandaan.
Henriette Roland Holst
Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God.
Wanneer zal ik binnengaan om voor Gods aangezicht te verschijnen?
Psalm 42:2-3
Hoe dit artikel te gebruiken?
• Zoek een rustige plek
• Lees Psalm 42 helemaal en daarna nog een keer de eerste vier verzen
• Overdenk wat je leest
• Bestudeer de illustratie uit het Stuttgarter Psalter
• Vraag: is er in jouw innerlijk ook een schreeuw?
Waar smacht jouw ziel naar? Probeer dat in gebed te brengen
• Lees eventueel nog de overige tekst of doe dat een andere keer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 2021
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 2021
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's